ECLI:NL:RBMAA:2007:BA2725

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700263-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens noodweerexces na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte had op 26 april 2006 in Munstergeleen, tijdens een conflict met het slachtoffer, met een mes in de nek/hals van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de dreigende situatie waarin hij zich bevond. Het slachtoffer had geprobeerd de woning van de dochter van de verdachte binnen te dringen, ondanks dat hem was verzocht buiten te blijven. De verdachte, die angst had voor het slachtoffer vanwege eerdere mishandelingen van zijn dochter, voelde zich genoodzaakt om te handelen ter verdediging van zijn gezin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden, maar dat deze overschrijding het gevolg was van de hevige gemoedsbeweging. Hierdoor kwam de verdachte in aanmerking voor noodweerexces, wat leidde tot zijn ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen bevolen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet strafbaar was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700263-06
Datum uitspraak: 7 maart 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2006 te Munstergeleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, die [naam slachtoffer] in de nek/hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 april 2006 te Munstergeleen, in de gemeente Sittard-Geleen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals te steken;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 april 2006 te Munstergeleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, in elk met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals/nek en/of handen van die de [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2006 te Munstergeleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes die [naam slachtoffer] in de nek/hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als:
primair:
poging tot doodslag
De strafbaarheid van de verdachte
Zowel de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens - kort gezegd – noodweerexces.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat, toen [naam slachtoffer] de woning van de dochter van verdachte wilde betreden, hem door de rechthebbende op die woning te verstaan werd gegeven dat hij buiten diende te blijven. Vervolgens zette [naam slachtoffer] echter voordat de deur kon worden dichtgemaakt zijn voet tussen de deur en de drempel zodat verdachte, zijn echtgenote en aanvankelijk zijn dochter de deur niet konden dichtdrukken. Toen [naam slachtoffer] zich naar binnen wilde wringen en verdachte en zijn echtgenote de deur niet meer konden dichthouden heeft verdachte met een mesje in de vingers van [naam slachtoffer] gesneden opdat hij de deur zou loslaten en de deur gesloten kon worden. Toen dit niet lukte, heeft verdachte met dat mes meermalen op schouderhoogte in de richting van [naam slachtoffer] geprikt. Verdachte raakte [naam slachtoffer] daarbij in de nek/hals.
Naar het oordeel van de rechtbank was het handelen van de verdachte geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen of eens anders lijf of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding. Hierbij heeft hij echter de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank was deze overschrijding echter het gevolg van een hevige gemoedsbeweging, die door de aanranding is veroorzaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het navolgende komen vast te staan.
Verdachte koesterde een behoorlijke angst voor [naam slachtoffer]. Deze angst is ontstaan in het verleden toen [naam slachtoffer] verdachtes dochter regelmatig mishandelde. Deze angst werd steeds groter toen het verdachte duidelijk werd dat hij en zijn echtgenote de deur niet konden sluiten en [naam slachtoffer] zich reeds half naar binnen had gewrongen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt en hij derhalve niet strafbaar is.
De rechtbank zal hem derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.
Beslissing met betrekking tot het beslag
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer is ten aanzien van de overige in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen, zal de rechtbank de teruggave daarvan aan de rechthebbende gelasten.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam en adres benadeelde partij], zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde feit van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen en aan hem ter zake geen straf of maatregel zal worden opgelegd, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart dat de verdachte niet strafbaar is en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
- beveelt de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2006056139 1 1.00 STK Broek Kl:groen, pantalon met meerdere opzetzakken,
2006056139 2 1.00 STK Shirt Kl:groen, hemd,
2006056139 3 1.00 PR Sok Kl:zwart,
2006056139 4 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart,
aan [naam en adres verdachte];
- beveelt de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2006056139 5 1.00 STK Jas Kl:beige,
2006056139 6 1.00 STK Broek, spijkerbroek,
2006056139 7 1.00 STK Trui,
2006056139 8 2.00 STK Sok,
2006056139 9 2.00 STK Schoeisel,
2006056139 10 1.00 STK Ondergoed, onderbroek,
2006056139 11 1.00 STK Bustehouder, -
2006056139 12 1.00 STK Hemd
aan [naam en adres echtgenote van verdachte];
- beveelt de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2006056139 13 1.00 STK Broek Kl:blauw, spijkerbroek met bloedvlekken en
2006056139 14 1.00 STK Pet, gestreepte pet met bloedvlekken
aan [naam en adres B.];
beveelt de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- 2006056139 15 1.00 STK Kleding, zak kapotte kleding slachtoffer
aan [naam en adres slachtoffer] ;
verklaart verbeurd het volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
2006056139 17 1.00 STK Mes Kl:grijs, CONCORD.
-verklaart de benadeelde partij [naam en adres benadeelde] , in haar vordering niet-ontvankelijk;
-veroordeelt de benadeelde partij [naam en adres benadeelde] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. Th.J.M. Oostdijk en mr. F.C.B. van Wijmen, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2007, zijnde mr. F.C.B. van Wijmen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.