RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/703390-06, 03/703667-05 (gevoegd ter terechtzitting van 17 oktober 2006)
Datum uitspraak: 3 april 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2007 en
20 maart 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum verdachte],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten slachtoffer 1), (met een vuist) (in het gezicht) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten het duwen/brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 2] bij haar hals heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (telkens) heeft geslagen en/of de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of terwijl die [slachtoffer 2] op de grond was gevallen, op die [slachtoffer 2] is gaan zitten en/of (vervolgens) kleren van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit betasten van de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer 2] en/of uit het meermalen, althans eenmaal wrijven met zijn, verdachtes, penis langs/tegen de vagina van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het bij de hals vastpakken van die [slachtoffer 2] en/of uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) slaan van die [slachtoffer 2] en/of uit het dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer 2] en/of uit het, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond was gevallen, op die [slachtoffer 2] gaan zitten en/of (vervolgens) kleren van die [slachtoffer 2] uittrekken;
3.
hij op of omstreeks 1 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 3] een arm om de schouder van [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] naar zich toe heeft getrokken en/of zijn, verdachtes, hand tussen de billen van die [slachtoffer 3] en het zadel van de fiets, alwaar die [slachtoffer 3] op was gezeten, heeft gestoken en/of met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de vagina van die [slachtoffer 3] met een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of zijn, verdachtes, hand en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het feit dat hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 3] is gaan rijden of (vervolgens) onverhoeds die [slachtoffer 3] naar zich toe heeft getrokken en/of onverhoeds zijn, verdachtes, hand tussen de billen en het zadel van de fiets, alwaar die [slachtoffer 3] op was gezeten, heeft gestoken;
4.
hij op of omstreeks 22 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 4] is gaan rijden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en/of naar zich toe heeft getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd:" Heb je zin", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] aan haar haren heeft vast gepakt en/of in die haren heeft geknepen en/of zijn, verdachtes, hand in de nek van die [slachtoffer 4] heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 4] is gaan rijden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en/of naar zich toe heeft getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd:" Heb je zin", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] aan haar haren heeft vast gepakt en/of in die haren heeft geknepen en/of zijn, verdachtes, hand in de nek van die [slachtoffer 4] heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/703667-05:
1.
hij op of omstreeks 13 december 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], te weten het duwen/brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 5] en/of het meermalen, althans eenmaal, duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 5] en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer 5] in een door hem, verdachte, stopgezette lift heeft vastgehouden, en/of (vervolgens) (in die lift)
- die [slachtoffer 5] op de grond heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer 5] bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 5] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 5] meermalen (met vuisten) heeft geslagen en/of geschopt (tegen het hoofd) en/of
- een/meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de keel van die [slachtoffer 5] heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal (telkens) de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat zij niet mocht schreeuwen anders zou hij, verdachte, haar vermoorden, in elk geval (telkens) woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer 5] heeft uitgetrokken
en (aldus) voor die [slachtoffer 5] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 13 december 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm en/of een beurs en/of een pakje sigaretten en/of een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 5] in een door hem, verdachte, stopgezette lift heeft vastgehouden, en/of (vervolgens) (in die lift)
- die [slachtoffer 5] op de grond heeft gegooid en/of
- die [slachtoffer 5] bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer 5] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 5] meermalen (met vuisten) heeft geslagen en/of geschopt (tegen het hoofd) en/of
- een/meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de keel van die [slachtoffer 5] heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal (telkens) de woorden heeft toegevoegd - zakelijk weergegeven- dat zij niet mocht schreeuwen anders zou hij, verdachte, haar vermoorden, in elk geval (telkens) woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 december 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, (telkens) één of meermalen een afbeelding of een gegevensdrager, (te weten een harde schijf van een computer en/of een cd-rom) bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen (in totaal ongeveer 165 foto's op de harde schijf van de computer en/of 479 afbeeldingen op de cd-rom), bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, (onder meer) bestaande uit:
- een afbeelding van een naakt meisje van 14 jaar, steunend op haar handen met haar benen gespreid bovenop de boven het bed uitstekende poot van een stapelbed. Zij drukt haar vagina nadrukkelijk bovenop de poot van het bed, alsof zij zichzelf bevredigt door deze handeling;
- een afbeelding (69996_1116561576.jpg) van een meisje van 10 à 11 jaar. Zij zit gehurkt buiten op de grond. Zij heeft haar knieën wijd uiteen. Het onderlichaam van het meisje is naakt. Haar vagina is door deze houding en het camerastandpunt nadrukkelijk in beeld gebracht. Tevens houdt zij met de vingers van haar hand haar schaamlippen iets uiteen en plast zij met grote straal nadrukkelijk richting camera;
- een afbeelding (69996_1116600270.jpg) van een naakte jongen van 14 jaar en een naakte jongen van 12 jaar die naast elkaar liggen op een bed. Beiden hebben een erectie. Tussen de beide jongens in ligt, met haar hoofd de andere kant op, een naakt meisje van 9 jaar. Zij bevredigt beide jongens met haar handen. De oudste jongen vingert het meisje;
- een afbeelding (72424_1116965799.jpb) van een naakte volwassen vrouw die ligt met gespreide benen op haar rug op een bed. In haar vagina is een gedeeltelijk afgepelde banaan geduwd. Tussen haar benen knielt een naakt Aziatisch meisje van een jaar of 6 à 7. Zij buigt zich voorover en neemt een hap van de banaan;
- een afbeelding (a31.jpg) van een naakt meisje van 9 jaar. Zij ligt met gespreide benen op haar rug op een bed. Zij vingert met de vingers van haar hand de vagina;
- een afbeelding (d83.jpg) van een naakt meisje van een jaar of 7. Zij zit op haar knieën op een deken op een strand. Haar benen zijn iets uit elkaar en met haar handen op haar billen duwt zij haar onderlichaam naar voren. Door haar houding is haar vagina nadrukkelijk in beeld gebracht,
(telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en subsidiair en 4 primair is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat naast de verklaring van het slachtoffer zelf geen sprake is van enig ander bewijs. Gelet hierop en gezien de omstandigheid dat de bij dit feit gehanteerde modus operandi afwijkt van de ten aanzien van de overige feiten op deze dagvaarding gehanteerde modus operandi, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat het verdachte is, die het feit heeft begaan.
Met betrekking tot het onder 4 primair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat uit de handelingen van verdachte, het midden in de nacht aanspreken van een alleen fietsende vrouw met de woorden ‘Heb je zin’ en het haar naar zich toe trekken, weliswaar blijkt van zin in seksuele handelingen, maar dat hieruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat deze seksuele handelingen dan zouden hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Er is derhalve geen sprake van opzet van verdachte op het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1, 3 primair en 4 subsidiair overweegt de rechtbank als volgt.
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft gepleegd.
De raadsman voert hiertoe ten aanzien van het derde feit aan dat uitsluitend sprake is van speculaties over de mogelijke betrokkenheid van zijn cliënt bij dit feit.
Ten aanzien van feit 4 voert de raadsman aan dat de fotoconfrontaties met aangeefster en haar vader onrechtmatig zijn samengesteld en de resultaten daarvan onbetrouwbaar zijn, nu aangeefster [slachtoffer 4] heeft gesproken over een 25-jarige man met kort gemillimeterd blond haar, terwijl 9 van de 14 getoonde foto’s personen met donker haar afbeelden. Bij de vader van [slachtoffer 4] is de selectie opgebouwd rond de inmiddels mogelijke verdachte uit de fotoconfrontatie met [slachtoffer 4] zelf. Om die redenen dient het resultaat van deze fotoconfrontaties van het bewijs te worden uitgesloten.
Ten aanzien van feit 4 voert de raadsman voorts aan dat niet aangenomen kan worden dat de handelingen van verdachte gericht waren op verkrachting van aangeefster.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 1, 3 primair en 4 subsidiair als volgt.
Ten aanzien van de fotoconfrontaties met de aangeefster van feit 4 en met de vader van deze aangeefster overweegt de rechtbank dat de map met foto’s, die gebruikt is ten behoeve van de fotoconfrontatie met aangeefster [slachtoffer 4] een eerste, algemeen samengestelde map is. De foto’s van de personen die zich in deze map bevinden hebben allen kort haar. Niet is vereist dat alle in de map opgenomen foto’s van sprekend gelijkende personen zijn gemaakt. Voorts heeft de vader van aangeefster [slachtoffer 4] verdachte herkend. De aan deze getuige getoonde fotomap is op een juiste wijze samengesteld uit op verdachte lijkende personen.
De rechtbank beschouwt de bewijsmiddelen van deze drie zaken in onderling verband en samenhang. Kenmerkend voor deze drie feiten is naar het oordeel van de rechtbank de door de dader gehanteerde vergelijkbare modus operandi. Het is steeds verdachte die zich in de nachtelijke uren per fiets, al dan niet zonder licht, verplaatst en dan vrouwen, die ook op de fiets zijn, aanspreekt. Die vrouwen fietsen daar op dat tijdstip alleen en voelen zich daardoor kwetsbaar. Verdachte bevond zich daarbij steeds in dezelfde omgeving en sprak hen steeds met ongeveer dezelfde openingszin aan. Alle vrouwen raakte hij op de een of andere manier ook aan.
Twee aangeefsters, [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 4] (feit 4), hebben verdachte aangewezen als de dader, toen de politie hen een fotomap heeft getoond. Aangeefster [slachtoffer 3] (feit 4) heeft verdachte als de mogelijke dader aangewezen.
Gelet op deze modus operandi en de fotoherkenningen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan genoemde tenlastegelegde feiten 1, 3 primair en 4 subsidiair.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank voorts nog dat de intentie van verdachte, op het moment dat hij midden in de nacht aan een alleen op weg zijnde vrouw vraagt “of zij zin heeft” duidelijk is gericht op het plegen van seksuele handelingen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 primair en 4 subsidiair heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 11 juni 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten slachtoffer 1), met een vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3 primair
hij op 1 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door andere feitelijkheden [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 3] een arm om de schouder van [slachtoffer 3] heeft geslagen en die [slachtoffer 3] naar zich toe heeft getrokken en zijn, verdachtes, hand tussen de billen van die [slachtoffer 3] en het zadel van de fiets, alwaar die [slachtoffer 3] op was gezeten, heeft gestoken en met zijn, verdachtes, vingers de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 subsidiair
hij op 22 juli 2006 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door andere feitelijkheden [slachtoffer 4] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hij, verdachte, al fietsend naast die fietsende [slachtoffer 4] is gaan rijden en die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en die [slachtoffer 4] de woorden heeft toegevoegd: "Heb je zin" en die [slachtoffer 4] aan haar haren heeft vast gepakt en in die haren heeft geknepen en zijn, verdachtes, hand in de nek van die [slachtoffer 4] heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en 4 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten die moeten worden gekwalificeerd als volgt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van feit 3 primair:
poging tot verkrachting;
ten aanzien van feit 4 subsidiair:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/703667-06:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 overweegt zij als volgt.
Het openbaar ministerie baseert haar overtuiging dat verdachte het slachtoffer heeft verkracht en bestolen onder gebruikmaking van geweld, en daarmee ook haar bewijs, allereerst op tactisch bewijs. De aangifte van het slachtoffer bevat een aantal specifieke details die, ook na nader onderzoek van de politie, blijken te kloppen met informatie die over deze verdachte bestaat. Daarbij wijst de officier van justitie onder andere op de blauwe sleutel die toegang geeft tot de algemene ingang van de flat waarin het slachtoffer woonachtig is en welke sleutel verdachte ook in bezit heeft. Tevens wijst zij op het signalement van deze verdachte (bril, kort haar, het spreken van dialect) en het feit dat hij stonk naar bier, gebruik maakte van een condoom en het slachtoffer verzocht te plassen en op het laatst even te wachten voordat zij zich van de plaats van het misdrijf zou verwijderen. De officier wijst erop dat verdachte voldoet aan het signalement zoals dat ook uit de HKS registratie naar voren komt, bekend is met plasseks en dat uit eerdere vergrijpen waarvoor hij een veroordeling heeft gehad, sprake is geweest van alcoholgebruik, condoomgebruik en dat ook daar werd gezegd even te wachten nadat het strafbare feit was gepleegd. Dat verdachte in een met het slachtoffer gehouden fotoconfrontatie niet is herkend, is volgens haar een gevolg van het feit dat er een tweede persoon bij zat die veel leek op verdachte maar, na onderzoek door de politie, niet de verdachte kon zijn. Verder wordt in de woning van verdachte een geldbedrag aangetroffen dat zeer overeenkomt met het geldbedrag dat uit de portemonnee van het slachtoffer is gestolen terwijl onderzoek naar het PIN-gedrag van verdachte uitwijst dat hij geen geld meer op zijn rekening had staan en dus niet over een dergelijk bedrag kon beschikken.
Voorts geeft verdachte zelf tegenstrijdige verklaringen af over zijn aanwezigheid op de avond van het delict. Terwijl hij in het eerste verhoor als getuige verklaart de hele avond thuis te zijn geweest, komt hij daar in een tweede verhoor op terug. Verdachte verklaart dan dat hij wel degelijk weg is geweest en geeft een tijdpad met betrekking tot zijn aanwezigheid in twee kroegen. Dat tijdpad is door de politie nader onderzocht maar wordt niet ondersteund door getuigenverklaringen.
Ten tweede beroept de officier van justitie zich op technisch bewijs. Er is geen DNA profiel van de verdachte aangetroffen op de plaats delict of bij het slachtoffer. In dit geval is dat niet zo verwonderlijk aldus de officier omdat verdachte zijn schaamhaar schoor, kortgeknipte nagels had en zijn eigen kleren had gewassen. Bovendien gebruikte hij een condoom en is uit andere informatie bekend dat hij moeite heeft met klaarkomen. Wat wel is gevonden is een Y chromosomaal DNA profiel op de linkeroksel van de jas van het slachtoffer en in haar slip. In de mannelijke lijn is dit DNA profiel identiek, maar niet blijkt van enige betrokkenheid van een familielid van verdachte met dit delict. Gezien de ook door de deskundige aangegeven kans dat een andere Europese man een dergelijk profiel heeft kan worden berekend op 0,68% voor de jas en 7,11% voor de slip, acht de officier het uiterst onwaarschijnlijk dat de dader een ander is dan verdachte.
Op grond van dit alles acht zij bewezen dat deze verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De raadsman van verdachte voert als eerste aan, dat zijn cliënt op basis van hetzelfde dossier als het dossier dat thans voorligt, op 9 februari 2007 door de Raadkamer, overigens ondersteund door de toenmalige officier van justitie, in vrijheid is gesteld. Dat er nu een bewezenverklaring moet volgen volgens het openbaar ministerie terwijl er geen wezenlijke stukken aan het dossier zijn toegevoegd, is dan opmerkelijk.
Voorts betwist de raadsman de lezing van het tactisch bewijs zoals dat door de officier van justitie naar voren is gebracht. Zijn cliënt had inderdaad een blauwe toegangssleutel als bewoner van hetzelfde flatgebouw, maar dat hadden vele anderen ook terwijl dit systeem niet waterdicht is, aldus de verklaring van de huismeester. Voorts zijn de van het slachtoffer gestolen spullen niet onder zijn cliënt aangetroffen. Met betrekking tot het geld wijst de raadsman erop dat door zijn cliënt in december 2005 veel geld van de rekening is opgenomen, zodat het niet zo verwonderlijk is dat hij enig geld in huis had. Ook het signalement voegt niets toe aan het bewijs. Er zijn immers meerdere mannen die een bril dragen en dialect spreken. Dat uit de handelingen blijkt van een modus operandi, zoals de officier heeft willen aangeven, blijkt nergens uit. Een verklaring van de politie is daartoe onvoldoende en stukken uit eerdere strafzaken ontbreken in dit dossier.
Ten aanzien van het technisch bewijs kan worden aangevoerd dat ook de deskundige zelf heeft aangegeven dat het Y-chromosoom geen toegevoegde waarde heeft.
Uiteindelijk komt de raadsman tot het oordeel dat er sprake is van “circumstantial evidence” en dat dat onvoldoende is voor een veroordeling van zijn cliënt.
Uit het dossier blijkt dat op 13 december 2005 een vrouw vanaf 00:26 ongeveer een uur lang door een man in de linker lift van het flatgebouw, waar zij woont, wordt verkracht. Nadat de dader is weggegaan, weet zij haar flat tegen 01:28 te bereiken, waar haar echtgenoot haar opvangt en de politie belt.
De dader heeft haar mishandeld door haar op de grond te gooien, een vinger in haar mond en keel te steken om haar het schreeuwen te beletten en door haar te slaan en te schoppen. De dader is ook verbaal agressief tegen haar en steelt haar geld en onder meer haar gsm.
Het slachtoffer geeft kort na het gebeuren een signalement van de man en vertelt dat hij dialect sprak en naar bier stonk. Ook had hij net zoals zij een blauwe sleutel die toegang tot de flat geeft. Zij herkent verdachte niet als de dader, als de politie haar een fotomap laat zien, waarin ook een foto van verdachte is opgenomen.
De rechtbank overweegt dat nadere beschouwing van het door de officier van justitie aangedragen tactisch bewijs een aantal aanwijzingen oplevert die mogelijk wijzen op de betrokkenheid van deze verdachte bij de hem ten laste gelegde strafbare feiten. De rechtbank is echter van oordeel dat het niet meer zijn dan mogelijke aanwijzingen die tot het bewijs kunnen bijdragen. De door de politie uitgerechercheerde tijdlijn laat de mogelijkheid open dat verdachte het flatgebouw weer heeft betreden voordat het slachtoffer in de lift werd aangevallen -volgens de politie heeft verdachte om 23.55 uur zijn woning verlaten, is hij daarna in twee cafés geweest en heeft hij het tweede café weer verlaten om 00.15 uur waarna hij 5 minuten heeft moeten lopen om het flatgebouw te bereiken. Verdachte was dan om 00.20 uur bij het flatgebouw en heeft de rechter lift naar boven genomen naar de twaalfde etage, terwijl vast staat dat het slachtoffer eerst om 00.26 uur de lift heeft genomen. De mogelijkheid bestaat aldus dat een ander dan verdachte op het bewuste tijdstip in het flatgebouw aanwezig is geweest.
De politie heeft ook onderzoek laten doen naar verschillende monsters die onder andere op de kleding van het slachtoffer zijn genomen. Uit geen van deze monsters is een DNA-profiel afgeleid. Wel is in twee monsters, namelijk een van de linker oksel van de jas van het slachtoffer en een van haar slip, een Y chromosomaal DNA profiel aangetroffen dat overeenkomsten vertoont met het profiel van verdachte.
Met betrekking tot de interpretatie van het materiaal uit de slip heeft de onderzoeker ervan, prof. dr. de Knijff, bij brief van 19 maart 2007 een drietal mogelijkheden genoemd waarvan in ieder geval één mogelijkheid de betrokkenheid van de verdachte uitsluit (mogelijkheid B). Zijn stelling is dat op basis van de Y chromosomale DNA resultaten niet te bepalen is welke interpretatie het meest waarschijnlijk is.
Voorts plaatst De Knijff een kanttekening bij dit Y chromosomaal onderzoek en wel als volgt:
“Y chromosomale kenmerken worden onveranderd van vader op zoon doorgegeven. (…) Tevens bestaat de kans dat een niet in de mannelijke lijn van verdachte verwante man per toeval hetzelfde Y chromosomale DNA profiel heeft als de verdachte. (…)”
Hierbij wordt in de eigen klapper van het NFI ‘De essenties van forensisch DNA onderzoek’ d.d. 1 juni 2006 (hoofdstuk 5, Het DNA profiel, p.16) aangegeven dat “als Y-chromosomaal DNA-onderzoek (…) resulteert in gelijke DNA-profielen van een spoor van een persoon, dit gegeven slechts bruikbaar is als aanvullend bewijs, maar nooit als sterke aanwijzing.”
Het bovenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen technisch bewijs is voor de stelling dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Alles beziend is de rechtbank van oordeel dat er – ondanks de door de officier van justitie genoemde aanwijzingen - géén bewijs is dat verdachte de man is geweest die het slachtoffer heeft verkracht en haar vervolgens heeft beroofd. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte wordt verweten 165 kinderpornografische afbeeldingen op de harde schijf van zijn computer en 479 van dergelijke afbeeldingen op een cd-rom in zijn bezit te hebben gehad.
Door de verdediging is -zakelijk weergegeven- betoogd dat de op 13 december 2005 in de woning van verdachte in beslag genomen computerapparatuur, harde schijven en cd’s om twee redenen onrechtmatig in beslag zijn genomen en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Op de eerste plaats is niet gerelateerd waarom na de bevriezing de komst van de rechter-commissaris en/of de officier van justitie niet kon worden afgewacht.
Ten tweede zijn deze voorwerpen niet vatbaar voor inbeslagneming, omdat zij, gelet op de tegen verdachte gerezen verdenking van verkrachting, niet kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Evenmin kan worden gezegd dat zij voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank begrijpt uit het proces-verbaal “verslag binnentreden woning” d.d. 14 december 2005 dat zowel de rechter-commissaris als de officier van justitie niet beschikbaar waren om leiding te geven aan de doorzoeking van de woning van verdachte en dat die doorzoeking vervolgens enige tijd later onder leiding van de hulp-officier van justitie heeft plaats gevonden. Dan hoeft niet nogmaals te worden gerelateerd dat de komst van de rechter-commissaris en/of de officier van justitie niet kon worden afgewacht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de inbeslagneming van computerapparatuur en (daarbij behorende) harde schijven en cd’s, als het om verdenking van een seksueel delict zoals verkrachting gaat, de waarheidsvinding kan dienen. Onderzoek aan de computer en bijbehorende accessoires kan immers voor het onderzoek relevante informatie opleveren. De inbeslagneming is derhalve rechtmatig.
Ten aanzien van de 165 afbeeldingen op de harde schijf wordt als volgt overwogen.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2006 (NJ 2006/179) blijkt, dat het in het bezit hebben van een afbeelding of gegevensdrager, als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, slechts strafbaar is indien sprake is van –al dan niet voorwaardelijk- opzet. Daarbij komt naar het oordeel van de rechtbank dat, nu het enkel bekijken van dergelijk materiaal nog geen bezit oplevert, tevens sprake dient te zijn van vastgelegde data. Voorts dient bij de verdachte sprake te zijn van een zekere (beschikkings)macht over de computer c.q. de opgeslagen bestanden.
Uit het dossier blijkt dat door de politie twee harde schijven die onder verdachte in beslag zouden zijn genomen, zijn onderzocht, te weten een harde schijf van het merk Quantum, type Fireball EX en een harde schijf van het merk Seagate, type ST38410A.
Met betrekking tot eerst genoemde schijf van het merk Quantum merkt de rechtbank op dat deze afkomstig is uit een pc van het merk Ecokey. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat deze computer onder verdachte in beslag is genomen. In de beslagstukken wordt er geen melding van gemaakt. Voorts stelt de rechtbank vast dat de op deze harde schijf aangetroffen kinderpornografische opnames niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. De rechtbank laat een verdere beoordeling met betrekking tot deze harde schijf dan ook achterwege.
Ten aanzien van de door de politie gekopieerde bestanden van de harde schijf van het merk Seagate is gerelateerd (dossier p. 306 en aanvullend proces-verbaal d.d. 17 maart 2007) dat deze ongeveer 200 kinderpornografische afbeeldingen bleek te bevatten, dat deze zonder uitzondering in de maanden mei en juni 2005 op de harde schijf zijn vastgelegd, dat geen van deze afbeeldingen oorspronkelijk in een tijdelijke map is geplaatst, maar telkens in een door de gebruiker aangemaakte map, en dat alle afbeeldingen zijn gewist.
De rechtbank is met betrekking tot deze circa 200 afbeeldingen van oordeel dat, nu deze afbeeldingen zijn gewist en niet is onderzocht of verdachte over kennis en/of de benodigde software beschikte om de handeling van het wissen ongedaan te maken, niet voldaan is aan de hiervoor genoemde eisen.
Voor wat betreft het verweten aantal van 479 afbeeldingen op de cd-rom, overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal op de pagina’s 308 en 309 van het dossier, in samenhang gelezen met het proces-verbaal op de pagina’s 310 tot en met 314 van het dossier, blijkt dat een bij verdachte aangetroffen cd-rom 409 kinderpornografische afbeeldingen bevat.
Nu evenwel onduidelijk is of de in de tenlastelegging opgenomen beschrijving van de aangetroffen afbeeldingen zien op afbeeldingen afkomstig van deze cd-rom dan wel van de in het proces-verbaal op pagina 433 en volgende genoemde harde schijf, moet de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van de dagvaardingen met de parketnummer 03/703390-06 en
03/703667-05:
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door mw. A.G.S. de Ranitz, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en P.E. Geurkink, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Van dat onderzoek hebben genoemde psychiater en psycholoog een rapport opgemaakt, gedateerd 22 december 2006. Het rapport vermeldt –zakelijk weergegeven- als conclusie, dat bij betrokkene sprake is van een opvallend tekortschieten in contactuele vaardigheden en dat hij achterdocht vertoont ten aanzien van de onderzoekers. Vanwege de combinatie van deze factoren kon onvoldoende getoetst worden of en hoe betrokkene zich de afgelopen jaren ontwikkeld heeft. Er konden meerdere hypothesen geformuleerd worden over de motieven in zijn gedrag en functioneren, die echter geen van alle voldoende onderbouwd konden worden om tot een eensluidende diagnose te komen. Betrokkenes ontkenning van alle feiten en zijn klaarblijkelijke angst dat het gedragskundig onderzoek bij zou kunnen dragen aan de bewijslast maakten het bespreken van hetgeen hem tenlastegelegd wordt onmogelijk. Het spectrum aan mogelijke pathologie blijft groot. De deskundigen kunnen derhalve de aan hen gestelde vragen niet beantwoorden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten van de tenlastelegging met parketnummer 03/703390-06 en ter zake de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten van de tenlastelegging met parketnummer 03/703667-05 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft –samenvattend- aangevoerd dat uitsluitend feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 en feit 1 op de dagvaarding met het parketnummer 03/703667-05 in de visie van de verdediging bewijsbaar zijn en dat zijn cliënt reeds gedurende een periode van bijna 10 maanden in voorlopige hechtenis heeft verbleven, hetgeen volgens hem overeenkomt met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Naar het oordeel van de raadsman heeft verdachte de aan hem op te leggen straf dan ook ondergaan.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers;
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte bij het benaderen van de door hem gekozen slachtoffers steeds zowel fysiek als verbaal agressief te werk ging door de slachtoffers vrijwel meteen te slaan of vast grijpen op enige plaats aan hun lichaam en door hen toe te spreken met woorden die door de slachtoffers als zeer bedreigend werden ervaren.
Van de inbeslaggenomen en niet terug gegeven voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 op de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 en het onder 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 03/703667-05 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] niet in hun vordering worden ontvangen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het hiervoor onder 3 op de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 500,- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 3 op de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het [slachtoffer 3], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 242, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair en 4 primair van de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 en het onder 1, 2 en 3 van de dagvaarding met parketnummer 03/703667-05 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 3 primair en 4 subsidiair van de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en 4 subsidiair van de dagvaarding met parketnummer 03/703390-06 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van NEGEN maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
20300123488 1 1 zwarte MEXX broek, maat 34, denimstof;
20300123488 2 1 zwarte MAVERICK broek, maat 32-34, denimstof;
20300123488 3 1 blauw TULP overhemd, exclusieve zwarte tulp maat m (39/40);
20300123488 4 1 grijze blouse met beige streep, maat 39;
20300123488 5 1 grijze MOTOROLA GSM;
20300123488 6 1 zilveren TIMELESS bril;
20300123488 7 1 zilveren bril, roodgeverfd montuur;
20300123488 8 1 computer, moederbord JBC met toebehoren;
aan verdachte;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres] te [plaats], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: VIJFHONDERD euro);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M. Senden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2007.