RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703676-06
Datum uitspraak: 20 februari 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost – Huis van Bewaring Ter Peel te
Evertsoord.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2005 tot en met 1 november 2006 in de gemeente Vaals, althans in het arrondissement Maastricht, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
zij op of omstreeks 1 november 2006 in de gemeente Vaals, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,3 en/of 93,3 en/of 18 en/of 9,9 en/of 69,7 gram en/of ongeveer 90 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
zij op of omstreeks 1 november 2006 te Vaals tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 125 en/of 38,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
zij een of meermalen in of omstreeks 1 november 2005 tot en met 1 november 2006 te Vaals, in elk geval in het arrondissement Maastricht, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Tengevolge van een kennelijke omissie zijn in de 1e regel van het onder 1 ten laste gelegde tussen het woord "omstreeks" en het cijfer "1" weggevallen de woorden "het tijdvak van".
De rechtbank herstelt deze omissie, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in haar verdediging wordt geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij meermalen in het tijdvak van 1 november 2005 tot en met 1 november 2006 in de gemeente Vaals tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA, N-ethyl MDA en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
zij op 1 november 2006 in de gemeente Vaals tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,3 gram en 93,3 gram en 18 gram en 69,7 gram en ongeveer 90 pillen van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA, N-ethyl MDA en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
zij op 1 november 2006 te Vaals tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 125 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
zij op 1 november 2006 te Vaals, opzettelijk aanwezig heeft gehad 38,1 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
zij meermalen in het tijdvak van 1 november 2005 tot en met 1 november 2006 te Vaals tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het meermalen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk verkopen van een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep. Immers, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat door verdachte samen met een ander een totale hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep is verkocht, reden waarom verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde misdrijf.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het - kort gezegd - aanwezig hebben van hennep, nu in het dossier ODV-testen ontbreken, op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het in casu gaat om hennep.
De zoon van verdachte, [naam zoon], heeft bij de politie verklaard gebruiker te zijn van wiet en ook verdachte zelf heeft verklaard dat haar zoon [naam zoon] wiet rookt met de bedoeling om de pijn aan zijn schouder na een sleutelbeenbreuk draaglijker te maken. Zowel verdachte als haar zoon [naam zoon] hebben verklaard dat laatstgenoemde daarom in de tuin bij het huis een klein aantal hennepplanten heeft gekweekt. De in de woonkamer van verdachte aangetroffen 125 gram wietafval is blijkens de verklaring van verdachte afkomstig van de hennepplanten van zoon [naam zoon] en de in de muurkast aangetroffen hoeveelheid van ruim 38 gram hennep heeft verdachte blijkens de verklaring van zoon [naam zoon] van laatstgenoemde gekregen.
Nu [naam zoon] als regelmatig gebruiker van wiet heeft verklaard dat het ging om wietplanten en dat hetgeen hij aan zijn moeder heeft gegeven wiet betrof, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat sprake is van hennep, zijnde een middel als genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Het verweer van de raadsvrouwe moet derhalve worden verworpen.
De rechtbank overweegt tenslotte nog dat de aangetroffen hoeveelheden van ruim 38 gram hennep en 125 gram hennep zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, nu voornoemde hoeveelheden respectievelijk in de muurkast in de woning van verdachte - waarvan verdachte als enige de sleutel in haar bezit had - en in de woonkamer van verdachte zijn aangetroffen.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 aangevoerd zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden vrijgesproken van - kort gezegd - het aanwezig hebben van 9,9 gram op amfetamine gelijkende stof. De raadsvrouwe heeft vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde bepleit.
De raadsvrouwe heeft gepleit voor een andere straf, te weten een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren. Ingeval de rechtbank overweegt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan geeft de raadsvrouwe in overweging de duur daarvan gelijk te stellen aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Tot slot geeft de raadsvrouwe de rechtbank nog in overweging daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar op te leggen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft de rechtbank mee laten wegen dat de verdachte zich samen met een ander gedurende de periode van een jaar schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van harddrugs (feit 1) én samen met een ander een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, te weten ruim 180 gram amfetamine en ongeveer 90 XTC-pillen, aanwezig heeft gehad (feit 2).
De rechtbank overweegt bovendien dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen verkopen van in totaal minder dan 30 gram hennep (feit 4). Laatstgenoemd strafbaar feit is een overtreding waarvoor een aparte straf, te weten een geldboete van de hierna te noemen hoogte, opgelegd zal worden.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven, aan de verdachte toebehorende voorwerpen, vermeld onder nummers 14, 15, 16 en 40 op de beslaglijst d.d. 6 februari 2007, te weten geld (€170,00 en €15,00), een weegschaal en een stuk papier, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft die geheel of grotendeels door middel van de onder 1 en/of 4 bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen, dan wel met behulp waarvan het onder 1 en/of 4 bewezen verklaarde is begaan of voorbereid.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder nummers 4, 17 tot en met 28, 30, 33 en 39 op de beslaglijst, te weten verdovende middelen, zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1, 2, 3 en/of 4 bewezen verklaarde is begaan.
Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld onder nummer 12 op de beslaglijst d.d. 6 februari 2007, te weten een busje traangas, is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ook dit voorwerp zal aan het verkeer worden onttrokken.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan:
- [S.H.], wonende te [adres S.H.] van het inbeslaggenomene, vermeld onder nummers 31 en 32 op de beslaglijst d.d. 6 februari 2007, te weten geld en een stukje papier;
- [naam en adres zoon], van het inbeslaggenomene, vermeld onder nummer 29 op de beslaglijst d.d. 6 februari 2007, te weten een bivakmuts.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIERENTWINTIG MAANDEN;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot acht maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder 4 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 100,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten:
- 2006149952 14 Geld Nederlands
15 euro;
- 2006149952 15 1 weegschaal
weegschaal in CD-hoesje;
- 2006149952 16 1 stuk papier
notitieblokje met nummer 00491735382569;
- 2006149952 40 Geld Nederlands
170 euro.
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten:
- 2006149952 4 0.50 GR Verdovende Middelen
COCAINE
- 2006149952 12 1.00 STK Traangas
BODYGUARD cs-gas
1263991
- 2006149952 17 1.00 STK Tas
PLASTIC ZAK
1264000 plastic zak met inhoud gripzakjes
- 2006149952 18 0.30 GR Verdovende Middelen
AMFETAMINE
nfi 355007
- 2006149952 19 93.30 GR Verdovende Middelen
AMFETAMINE
nfi 355018
- 2006149952 20 18.00 GR Verdovende Middelen
AMFETAMINE
nfi 355019
- 2006149952 21 82.00 STK Verdovende Middelen
XTC vlinder
nfi 355020
- 2006149952 22 2.00 STK Verdovende Middelen kleur: bruin
XTC hartje
nfi 355021
- 2006149952 23 2.00 STK Verdovende Middelen kleur: blauw
XTC
nfi 355022
- 2006149952 24 2.00 STK Verdovende Middelen kleur: roze
XTC driehoek
nfi 355008
- 2006149952 25 9.90 gram Verdovende Middelen
AMFETAMINE
nfi 355009
- 2006149952 26 69.70 gram Verdovende Middelen
AMFETAMINE
nfi 355010
- 2006149952 27 125.00 gram Verdovende Middelen
WIET
restafval
- 2006149952 28 38.10 gram Verdovende Middelen
WIET
1263917
- 2006149952 30 2.00 STK Verdovende Middelen kleur: oranje
XTC tablet
1264023
- 2006149952 33 119.90 gram Verdovende Middelen
MARIHUANA
1264180
- 2006149952 39 15.00 gram Verdovende Middelen
MARIHUANA
1264220
- gelast de teruggave aan [S.H.] wonende te [adres S.H.], van het inbeslaggenomene, te weten:
- 31 Geld Nederlands
750,00 euro;
- 2006149952 32 1 stuk papier,
Blaadje met pincode.
- gelast de teruggave aan [naam en adres zoon], van het inbeslaggenomene, te weten:
- 2006149952 29 1 Muts kleur: zwart,
BIVAKMUTS,
1264006.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.P.M. Schwillens, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en mr. T.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2007, zijnde mr. J.P.M. Schwillens buiten staat het vonnis mede te ondertekenen