ECLI:NL:RBMAA:2007:BA1239

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700309-06, 03-700636-05(VTVV)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige jongen. De feiten vonden plaats op 19 mei 2006 in Hoensbroek, waar de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte een grote mate van psychisch leed hebben veroorzaakt bij het slachtoffer en zijn gezin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door een mes op de keel van het slachtoffer te drukken en dreigende woorden te gebruiken, een bedreigende situatie heeft gecreëerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700309-06, 03/700636-05(VTVV)
Datum uitspraak: 21 maart 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2006, 3 oktober 2006, 12 december 2006 en 7 maart 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer], bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, voornoemde [naam slachtoffer] een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp op diens keel/hals heeft gedrukt/gedrukt gehouden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) de keel/hals van voornoemde [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgedrukt gehouden en/of voornoemde [naam slachtoffer] op een bed heeft gedrukt/gedrukt gehouden en/of tegen voornoemde [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik beloof je dat als je mij laat klaarkomen, dan laat ik je gaan en beloof mij dat je niks tegen de politie of tegen je ouders zult zeggen anders snij ik je keel af en heb je geen hoofd meer" en/of "als je schreeuwt snij ik je keel af", althans soortgelijke woorden van dreigende aard en/of strekking en/of de deur van de kamer waarin hij, verdachte, zich samen met voornoemde [naam slachtoffer] bevond, heeft afgesloten en/of voornoemde [naam slachtoffer] op een bed heeft doen plaatsnemen/gedrukt en/of daarbij dreigende woorden heeft gesproken tegen voornoemde [naam slachtoffer], welke woorden de strekking bevatten, zakelijk weergegeven, dat als voornoemde [naam slachtoffer] niet zou doen wat hij, verdachte, wenste en/of wat hij, verdachte, aan [naam slachtoffer] opdroeg, die [naam slachtoffer] zijn leven niet meer zeker zou zijn en/of (aldus) voor voornoemde [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, met [naam slachtoffer], geboren op 26 juni 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer];
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van en/of vastpakken/betasten van en/of wrijven over de penis van voornoemde [naam slachtoffer] en/of uit het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis wrijven over en/of duwen tegen de anus van voornoemde [naam slachtoffer] en/of uit het doen vastpakken/betasten van zijn, verdachtes, penis door voornoemde [naam slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, voornoemde [naam slachtoffer] een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp op diens keel/hals heeft gedrukt/gedrukt gehouden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) de keel/hals van voornoemde [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgedrukt gehouden en/of voornoemde [naam slachtoffer] op een bed heeft gedrukt/gedrukt gehouden en/of tegen voornoemde [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik beloof je dat als je mij laat klaarkomen, dan laat ik je gaan en beloof mij dat je niks tegen de politie of tegen je ouders zult zeggen anders snij ik je keel af en heb je geen hoofd meer" en/of "als je schreeuwt snij ik je keel af", althans soortgelijke woorden van dreigende aard en/of strekking en/of (aldus) voor voornoemde [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, met [naam slachtoffer], geboren op 26 juni 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het vastpakken/betasten van en/of wrijven over de penis van voornoemde [naam slachtoffer] en/of uit het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis wrijven over en/of duwen tegen de anus van voornoemde [naam slachtoffer] en/of uit het doen vastpakken/betasten van zijn, verdachtes, penis door voornoemde [naam slachtoffer].
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair
hij op 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer], bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat hij voornoemde [naam slachtoffer] een mes op diens keel heeft gedrukt/gedrukt gehouden en met zijn hand de keel van voornoemde [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt en voornoemde [naam slachtoffer] op een bed heeft gedrukt/gedrukt gehouden en tegen voornoemde [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik beloof je dat als je mij laat klaarkomen, dan laat ik je gaan en beloof mij dat je niks tegen de politie of tegen je ouders zult zeggen anders snij ik je keel af en heb je geen hoofd meer" en "als je schreeuwt snij ik je keel af", en de deur van de kamer waarin hij zich samen met voornoemde [naam slachtoffer] bevond, heeft afgesloten;
2 primair
hij op 19 mei 2006 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van en wrijven over de penis van voornoemde [naam slachtoffer] en uit het met zijn vinger en penis wrijven over en duwen tegen de anus van voornoemde [naam slachtoffer] en uit het doen vastpakken van zijn, verdachtes, penis door voornoemde [naam slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat hij voornoemde [naam slachtoffer] een mes op diens keel heeft gedrukt/gedrukt gehouden en met zijn hand de keel van voornoemde [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt en voornoemde [naam slachtoffer] op een bed heeft gedrukt/gedrukt gehouden en tegen voornoemde [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik beloof je dat als je mij laat klaarkomen, dan laat ik je gaan en beloof mij dat je niks tegen de politie of tegen je ouders zult zeggen anders snij ik je keel af en heb je geen hoofd meer" en "als je schreeuwt snij ik je keel af".
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten die moeten worden gekwalificeerd als volgt:
ten aanzien van feit 1 primair:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door R.J.P. Rijnders, psychiater (in overleg met T.A. Wouters, psychiater en vast gerechtelijk deskundige) en mw. A.T. Spangenberg, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Van dat onderzoek hebben genoemde deskundigen een rapport, gedateerd 17 november 2006, opgemaakt. Het rapport vermeldt als conclusie “dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar lijdende was aan een (…) gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, doch dat deze feiten –indien bewezen- hem volledig kunnen worden toegerekend.”
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde, waarbij verdachte een mes op de keel van het slachtoffer heeft gedrukt/gedrukt gehouden en met zijn hand de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is;
- de mate waarin het bewezenverklaarde door toedoen van de handelingen van verdachte psychisch leed teweeg heeft gebracht, zowel bij het slachtoffer als bij het hele gezin.
Beslag
Ten aanzien van de beslaglijst overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel sprake is van een kennelijke vergissing, nu ter zake het op die lijst vermelde een aparte regeling is getroffen, te weten het Besluit van 27 augustus 2001, houdende nadere regels over het DNA-onderzoek in strafzaken (Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, Stbl. 2001/400), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 april 2006 (Stbl. 2006/190). Verwezen wordt naar de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal dienaangaande dan ook geen beslissing nemen.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. Als gemachtigde van de benadeelde partij treedt op zijn wettelijk vertegenwoordiger [naam gemachtigde slachtoffer].
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] door de hiervoor onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 161,56 en rechtstreeks immateriële schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 6.500,- en nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte ter zake van de hiervoor onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 23 dagen gevangenisstraf, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 27 september 2005, gewezen onder parketnummer 03/700636-05.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZESENDERTIG maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer], te betalen een bedrag van € 6.661,56 (zegge: ZESDUIZENDZESHONDERDEENENZESTIG euro en ZESENVIJFTIG eurocent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle 50 euro van het te betalen bedrag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
- gelast dat het voorwaardelijk deel van de aan veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank d.d. 27 september 2005, opgelegde gevangenisstraf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M. Senden, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. T.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2007