RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700426-06 + 03/550319-05 (VTVV)
Datum uitspraak: 14 februari 2007 (bij vervroeging)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2006, 12 januari 2007 en 9 februari 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Behandelcentrum te Cadier en Keer.
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2006 in de gemeente Simpelveld met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Raffelsbergerweg, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
(waarschuwings-)bord en/of een tractor van het Waterschapsbedrijf Limburg
en/of tegen [naam slachtoffer 1] (Senior Operator van het Waterschapsbedrijf
Limburg), welk geweld bestond uit
- het beschadigen van een (waarschuwings-)bord met opschrift "verboden te
roken" en/of
- het verbuigen van de linkerspiegel van die tractor en/of
- het beschadigen van de achterlampen van die tractor en/of (vervolgens)
- het (met kracht) duwen tegen die [naam slachtoffer 1] en/of
- het die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden "zullen we hem nu al in elkaar
slaan", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- het (met gebalde vuist) slaan van die [naam slachtoffer 1] en/of
- het trappen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- het toevoegen van de woorden "ouwe we komen terug en we knuppelen je in
elkaar", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 1]) (met kracht) heeft geduwd en/of (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of heeft getrapt, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 14 maart 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (waarschuwings)bord en/of een tractor, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Waterschapsbedrijf Limburg, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een tractor (merk Case International), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een 'molotov-coctail' naar/tegen die tractor gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die tractor, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die tractor geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een schuur (waarin die tractor stond) en/of een nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2006 tot en met 26 juli 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas en/of een digitale fotocamera en/of een paspoort en/of 4 VVV-bonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2006 tot en met 26 juli 2006 te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een garage heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer fiets(en) en/of een klopboormachine en/of een accuboor en/of een zaagmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 12 juni 2006 in de gemeente Simpelveld met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Bulkemstraat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal slaan (met een stok/bezemsteel) tegen het
hoofd van die [naam slachtoffer 4] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan en/of trappen tegen die [naam slachtoffer 4];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [naam slachtoffer 4])
- meermalen, althans eenmaal (met een stok/bezemsteel) tegen het hoofd heeft
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of getrapt, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2006 tot en met 12 juni 2006 in de gemeente Simpelveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tandem-fiets (merk Vittorio, fabrikaat Frank Groot Heerhugowaard), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 10 april 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een tractor (merk Case International), immers heeft een van zijn mededaders toen aldaar opzettelijk een 'molotov-coctail' naar/tegen die tractor gegooid, ten gevolge waarvan die tractor gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een schuur waarin die tractor stond te duchten was;
3.
hij in de periode van 25 juli 2006 tot en met 26 juli 2006 in de gemeente Simpelveld tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een tas en een digitale fotocamera en een paspoort en VVV-bonnen, toebehorende aan [naam slachtoffer 2];
4.
hij in de periode van 22 juli 2006 tot en met 26 juli 2006 te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een garage heeft weggenomen twee fietsen en een klopboormachine en een accuboor en een zaagmachine, toebehorende aan [naam slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
6.
hij in de periode van 11 juni 2006 tot en met 12 juni 2006 in de gemeente Simpelveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tandem-fiets (merk Vittorio, fabrikaat Frank Groot Heerhugowaard), toebehorende aan [naam slachtoffer 5].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 6:
diefstal.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog en Prof. Dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, beiden vast gerechtelijk deskundigen, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psycholoog en psychiater ieder afzonderlijk een rapport, respectievelijk gedateerd 30 januari 2007 en 26 januari 2007, opgemaakt.
Het rapport van drs. Zwegers voornoemd, vermeldt bij de beantwoording van de vraagstelling -zakelijk weergegeven- dat:
- de betrokkene lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens. Voorts is er sprake van een psychotische stoornis NAO, van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO (PDD NOS) en van misbruik van meerdere middelen;
- voornoemde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren evenzo aanwezig ten
tijde van het tenlastegelegde;
- de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren van invloed op betrokkene’s
functioneren, zodanig dat de tenlastegelegde feiten daaruit mede verklaard kunnen worden;
- gelet op de mate waarin de pervasieve ontwikkelingsstoornis, in combinatie met de gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling betrokkene’s gedag ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloed zal hebben, is het te adviseren om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Het rapport van Prof. Dr. Dillen voornoemd, vermeldt bij de beantwoording van de vraagstelling -zakelijk weergegeven- dat:
- bij onderzochte sprake is van een Pervasive Development Disorder, not otherwise
specifiek (PDD-NOS), een psychotisch stoornis en een middelenmisbruik;
- ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, waren de kenmerken van PDD-NOS en het middelenmisbruik ook aanwezig;
- de ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van
onderzochte beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, in die mate dat het ten laste gelegde deels vanuit pathologie verantwoord kan worden;
- de aanwezigheid van de PDD-NOS stoornis en de middelenmisbruikstoornis hebben een rol gespeeld ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten;
- de aanwezigheid van de gemengde stoornissen ten tijde van het plegen van het hem ten
laste gelegde hebben een rol gespeeld;
- op grond hiervan is op basis van de factor PDD-NOS een licht verminderde tot
verminderde toerekeningsvatbaarheid te adviseren.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 primair en 6 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zeven maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor jeugdigen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht zich in de eis van de officier van justitie te kunnen vinden.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in haar oordeel mede overwogen de inhoud van het rapport van de Jeugdreclassering d.d. 3 november 2006 en de aanvulling hierop d.d. 5 februari 2007.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezenverklaarde schade teweeg heeft gebracht.
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, vervat in het dossier met bovengenoemd parketnummer, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat de verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten:
- 26 juli 2006,Gemeente Simpelveld, diefstal tezamen en in vereniging, ATB-fiets, merk Trek;
- 26 juli 2006, Gemeente Simpelveld, diefstal tezamen en in vereniging, fiets, merk Cannondale;
- 06 mei 2006, de Aretsbosweg, Bocholtz, Gemeente Simpelveld, diefstal tezamen en in vereniging door middel van braak van frisdrank, in/uit kantine RKVV Sportclub '25;
- de maand(en) april 2006 en/of mei 2006, de Zandberg, Bocholtz, Gemeente Simpelveld, diefstal tezamen en in vereniging door middel van braak van zeevis-hengels en visattributen;
- 06 mei 2006, de Aretsbosweg, Bocholtz, Gemeente Simpelveld, diefstal tezamen en in vereniging, ATB-fiets, merk Trek.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij Waterschapsbedrijf Limburg, [naam slachtoffer 4],
[naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van de onder 1 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen Waterschapsbedrijf Limburg en [naam slachtoffer 4] niet in hun vorderingen worden ontvangen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] door het hiervoor onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 397,25 en deze vordering niet is betwist en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf en maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 283, 95 (kosten digitale fotocamera) en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf en maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voornoemd zal worden afgewezen, nu deze schade op het desbetreffende formulier niet genoegzaam is toegelicht, noch op enigerlei wijze nader met bescheiden is geadstrueerd.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 47, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van 30 uren werkstraf, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 26 augustus 2005, gewezen onder parketnummer 03/550319-05.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van VIER maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- beveelt dat voornoemde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen, ook indien dit inhoudt dat hij zal verblijven in de beveiligde veelplegersgroep "de Zonneheuvel" van Het Keerpunt en het volgen van een behandeling bij de polikliniek Sedna, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt en zich gedurende 1 jaar zal onderwerpen aan urinetesten;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- gelast de teruggave aan verdachte voornoemd van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 2 setjes Harrows dartspijlen, 2 brillen, merk
Nike en een frontpaneel van een autoradio, merk Sony CDX-S2000;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 portemonnee, kleur zwart/groen;
- verklaart de benadeelde partij Waterschapsbedrijf Limburg, Postbus 1315, 6040 KH Roermond, in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij Waterschapsbedrijf Limburg in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer 4], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 397,25 (driehonderdzevenennegentig euro en vijfentwintig eurocent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van één dag, met dien verstande dat toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 283,95 (tweehonderddrieentachtig euro en vijfennegentig eurocent);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van één dag, met dien verstande dat toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
- gelast dat de aan de veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank, d.d. 26 augustus 2005 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.A.M. van Uum, voorzitter, kinderrechter, mr. M. Senden en mr. I.S. Peskens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2007, zijnde mr. I.S. Peskens buiten staat het vonnis mede te ondertekenen