ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ4409

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106172 - HA ZA 05-1160
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na verkeersongeval met post-whiplashklachten en eigen schuld

In deze zaak vordert eiseres, [Naam eiseres], schadevergoeding van de naamloze vennootschap London Verzekeringen N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval op 4 september 2001, waarbij zij als passagier in een auto zat die van achteren werd aangereden door een bij London verzekerde automobilist. Eiseres droeg op het moment van de aanrijding geen autogordel en stelt dat zij als gevolg van het ongeval post-whiplashklachten heeft ontwikkeld. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende medische informatie heeft verstrekt over haar gezondheidstoestand voorafgaand aan het ongeval, maar dat er behoefte is aan aanvullend deskundigenonderzoek om het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde klachten vast te stellen. London betwist de aansprakelijkheid en stelt dat eiseres onvoldoende medische gegevens heeft overgelegd en dat haar klachten mogelijk al vóór het ongeval bestonden. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor het causaal verband bij eiseres ligt en dat de deskundige moet beoordelen of de medische informatie voldoende is voor zijn beoordeling. De rechtbank benoemt een deskundige om de klachten van eiseres te onderzoeken en te rapporteren over de aard en omvang van de schade. Tevens wordt de vraag aan de deskundige voorgelegd of het niet dragen van de autogordel invloed heeft gehad op de schade. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 22 november 2006
Zaaknummer : 106172 / HA ZA 05-1160
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[Naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. R.M.W.H. Bedaux;
tegen
de naamloze vennootschap LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, [Naam eiseres], heeft gedaagde, hierna te noemen “London”, bij exploot van 14 november 2005 gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. London heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Partijen hebben voorts nog elk een akte genomen.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1 Op 4 september 2001 is [Eiseres] betrokken geweest bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval), waarbij de auto waarin zij als passagier naast de bestuurder zat van achteren is aangereden door een bij London verzekerde automobilist. Op het moment van de aanrijding droeg [Eiseres] geen autogordel.
2.2 Blijkens de door partijen in het geding gebrachte stukken, alsmede gelet op hetgeen partijen ter comparitie naar voren hebben gebracht, had [Eiseres] vóór het ongeval reeds gezondheidsklachten van diverse aard.
3. Het geschil
3.1.1 [Eiseres] vordert een schadevergoeding van London, waarbij zij ter onderbouwing van de door haar gevorderde schadevergoeding stelt dat zij aan het ongeval postwhiplash-traumatische klachten heeft overgehouden. Zij voert daartoe aan dat zij sedert het ongeval hoofdpijn, pijn in de nek, schouders en armen (met uitstraling naar rechter- en linkerhand), pijn in de bovenrug, concentratie- en geheugenstoornissen, last van slapeloosheid, tintelingen in beide armen, een gehoorstoornis en klachten van vermoeidheid en van depressieve aard heeft. [Eiseres] voert voorts - onder meer - aan dat zij tot het ongeval voltijds heeft gewerkt en dat zij sedert het ongeval niet meer in staat is om haar werkzaamheden te verrichten. Zij is in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor 80 - 100% arbeidsongeschikt verklaard.
3.1.2 [Eiseres] heeft ter onderbouwing van haar slechte gezondheidstoestand de volgende (medische) stukken in het geding gebracht:
- Opnameverslag van de stichting G.O.Z.L. atrium Heerlen, afdeling spoedeisende hulp, van 4 september 2001;
- Rapport van de neuroloog dr. W.M. Mulleners en arts-assistent neurologie Th.F.M. Fennis, werkzaam bij Atrium Medisch
Centrum te Heerlen, van 8 november 2001;
- Formulieren van de bedrijfsarts Maetis Arbo ter zake afspraken werkhervatting van 20 september 2001, 7 november 2001,
16 januari 2002, 22 maart 2002, 2 mei 2002 en 12 juni 2006 betreffende afspraken over werkhervatting;
- Aanvraag CZ van 10 september 2002 voor steunzolen;
- Brieven van de huisarts M.A.H. Limpens van 2 oktober 2001, 30 juli 2002, 8 december 2002, 11 maart 2003 - met als
bijlage specialistenbrief 6 februari 2003 - en 19 juli 2004;
- Schrijven van de chirurg dr. P.R.G. Brink van 15 oktober 2001 met als bijlage genoemd opnameverslag van 4 september
2001;
- Ongedateerd stuk van Maetis Arbo ter zake afschrift dossier [Eiseres];
- Rapport van de chiropracticer D.E.V.C. Verstraete van 9 januari 2002;
- Schrijven van de sociaal pedagoge A.L. Schmidt van 1 oktober 2002 en 25 maart 2003;
- Onvolledig rapport van de arbo-arts van Maetis Arbo van 23 april 2002;
- Schrijven van de chiropracticer D.E.V.C. Verstraete van 28 juni 2002, 14 maart 2003 en 24 november 2003;
- Verzekeringsgeneeskundige rapportage van de verzekeringsarts J.A.G. Govaarts van 8 augustus 2002;
- Schrijven van de reumatoloog dr. H.R.M. Peeters van 30 augustus 2002;
- Brieven van de fysiotherapeut H.L.J. Westhovens van 18 december 2002 en 18 november 2003;
- Rapport van de orthopaedisch chirurg dr. A. Van Ooy van 7 mei 2003;
- Specialistenbrieven van 12 mei 2003, 20 juni 2003 en 11 november 2003;
- Schrijven van de psycholoog / psychotherapeut drs. J. Holwerda van 7 juni 2004;
- Brief van de fysiotherapeut R.P.G. Gerrits van 1 juli 2004;
- Groene kaart van 19 juli 2004 (periode van 11 maart 1992 tot en met 22 februari 2005);
- Schrijven van de klinisch psycholoog / psychotherapeut dr. B. Beckers van 22 september 2004;
- Brieven van de arts voor orthomanuele geneeskunde M.J.F. Dirven van 10 september 2003, 12 november 2003 en 19 april
2006.
3.1.3 [Eiseres] stelt op basis van een door haar in het geding gebrachte schadestaat (productie 1 akte) dat de omvang van de door haar geleden schade tot en met 2005 € 70.579,22 bedraagt, terwijl voor de berekening van toekomstige schade haars inziens een schadestaatprocedure dient plaats te vinden. Ten slotte maakt [Eiseres] aanspraak op rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.1.4 [Eiseres] stelt ten slotte dat er tijdens het ongeval geen sprake was van een actieve verkeersdeelname - de auto stond stil voor een rotonde in verband met het spitsuur en een file - en dat het niet dragen van een autogordel derhalve verontschuldigbaar was, zodat London de door haar geleden schade volledig dient te vergoeden. [Eiseres] voert daarbij aan dat zij de autogordel even had afgedaan om iets op de bodem in de auto op te rapen en in haar tas te duwen.
3.1.5 Al met al vordert [Eiseres], bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat London volledig en derhalve voor 100% aansprakelijk is voor het in deze procedure nader
aangeduide ongeval;
2. London te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. een bedrag van € 70.579,22 zijnde de verschenen materiële en immateriële schade van [Eiseres], zoals berekend in de
bij de dagvaarding overgelegde schadestaat, inclusief wettelijke rente tot en met 31 december 2005;
b. de buitengerechtelijke advocaatkosten tot datum dagvaarding te bepalen op € 12.000,00;
c. de toekomstschade van [Eiseres] nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet;
d. daarbij de rekenrente over de per januari 2006 te berekenen contante waarde te stellen op 1,5 (4% met een inflatie
gemiddeld 2,5%);
e. alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
3. London te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.1 London erkent dat zij in beginsel aansprakelijkheid is voor de door [Eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade. London heeft de gevorderde schadevergoeding echter om een tweetal redenen (nog) niet voldaan. London voert daartoe primair aan dat [Eiseres] onvoldoende medische gegevens in het geding heeft gebracht en subsidiair dat thans niet duidelijk is welke schade [Eiseres] precies door het ongeval heeft geleden, nu uit de patiëntenkaart (groene kaart) van [Eiseres] blijkt dat zij reeds voor het ongeval een complex klachtenbeeld had. Gelet op het vorenstaande heeft [Eiseres] volgens London het causaal verband tussen het ongeval en de door haar gestelde klachten geenszins aangetoond. London stelt dat niet kan worden uitgesloten dat reeds vóór het ongeval bestaande klachten nu, onder een andere benaming, als (uitsluitend) gevolg van het ongeval worden gepresenteerd. London heeft er in dit verband nog op gewezen dat is gebleken dat [Eiseres] in het tijdsbestek van 4 januari 1996 tot aan haar ongeval 331 dagen heeft verzuimd wegens ziekte.
3.2.2 London stelt verder - kort samengevat - dat indien de rechtbank op grond van het bovenstaande de onderhavige vordering van [Eiseres] niet reeds afwijst, een door de rechtbank te benoemen deskundige zich over het volledige klachtenbeeld van [Eiseres] van vóór en na het ongeval zal moeten buigen, om te kunnen vaststellen of de in deze procedure gestelde klachten en letsels van [Eiseres] daadwerkelijk (alleen of grotendeels) in verband staan met het ongeval. Dit temeer nu bij [Eiseres] in het verleden de diagnose fibromyalgie is gesteld en fibromyalgie gepaard gaat met een ziektebeeld dat op belangrijke punten lijkt op een ziektebeeld tengevolge van een whiplashletsel.
3.2.3 London is echter allereerst van mening dat het benoemen van een deskundige eerst zinvol is nadat [Eiseres] de volledige inzage in haar medisch dossier heeft gegeven, hetgeen nog niet is geschied. Zo mist London - onder meer - informatie over de fibromyalgie van [Eiseres] en haar ongeval in 1993, alsmede ontbreken rapporten van de paramedici van [Eiseres].
3.2.4 London stelt verder ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding dat de beweerdelijk geleden schade mede het gevolg is van omstandigheden, welke op grond van artikel 6:101 BW aan [Eiseres] kunnen worden toegerekend. [Eiseres] droeg immers ten tijde van het ongeval geen autogordel, hetgeen in strijd is met artikel 59 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op grond waarvan de beweerdelijke geleden schade mede het gevolg is van een omstandigheid die maakt dat die schade wegens eigen schuld gedeeltelijk voor rekening en risico van [Eiseres] dient te blijven. London wijst er verder op dat het dragen van een autogordel is aan te merken als een schadebeperkende maatregel die bij voorbaat genomen dient te worden. In verband met het percentage ‘eigen schuld’ verwijst London naar diverse beslissingen van rechterlijke colleges, waarin de mate van eigen schuld wegens het niet dragen van de gordel wordt gesteld op 10% - 50%.
De schadeberekening, alsmede de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, worden verder door London betwist.
3.3.1 [Eiseres] stelt dat zij wel degelijk volledig is geweest in het verstrekken van de medische informatie. Zij ontkent bovendien dat haar klachten zouden samenhangen met dan wel dezelfde zouden zijn als haar gezondheidsklachten van voor het ongeval, waaronder in het verleden klachten van fibromyalgie. Zij verwijst in dat kader naar de brief van haar behandelend arts voor orthomanuele geneeskunde van 19 april 2006 (productie 53 akte 10 mei 2006).
3.3.2 [Eiseres] voert verder aan dat er tijdens het ongeval geen sprake was van een actieve verkeersdeelname en dat het niet dragen van een autogordel dan ook verontschuldigbaar was. Zij stelt gelet daarop primair dat London de door haar geleden schade volledig dient te vergoeden.
Subsidiair stelt [Eiseres] dat het niet dragen van de autogordel de schade niet heeft verhoogd. Het dragen van een autogordel heeft bij een whiplashtrauma nu juist een schadeverhogend effect, omdat in die situatie de romp tegen de autostoel wordt gedrukt en alle krachten van de aanrijding zich vertalen in een acceleratietrauma van de nek ten opzicht van de romp. [Eiseres] stelt dat door het dragen van een autogordel in de gegeven omstandigheden de impact van de aanrijding bovendien vanwege haar geringe postuur van 1.54 meter nog ernstiger zou zijn geweest, omdat het bovendeel van de gordel zich om haar nek en strottenhoofd kan spannen.
3.3.3 [Eiseres] stelt ten slotte dat London haar stelling dat het niet dragen van de autogordel een schadeverhogende factor zou zijn geweest, dient te bewijzen. Nu het conditio sine qua non verband duidelijk is en London stelt dat het niet dragen van een autogordel de schade heeft verhoogd, brengt de omkeringsregel met zich dat de stelplicht van de relevante omstandigheden en de bewijslast daarvan op London rust. [Eiseres] verwijst in dit kader onder meer naar een uitspraak van de Hoge Raad van 8 juni 2001, vindplaats NJ 2001/433.
4. De beoordeling
4.1 De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat [Eiseres] een ongeval is overkomen, voor de gevolgen waarvan London in beginsel aansprakelijk is. Gelet op de stellingen van partijen staat vervolgens centraal de vraag of de door [Eiseres] gestelde klachten (uitsluitend) het gevolg zijn van het haar overkomen ongeval. Op dit punt verschillen partijen duidelijk van mening.
4.2 [Eiseres] gaat uit van een 100% aansprakelijkheid van London, stellende dat de gevorderde schade volledig aan het ongeval te wijten is. Haar stellingen over haar huidige letsel en beperkingen en de exclusieve relatie daarvan met het ongeval zijn door London gemotiveerd betwist. London heeft daartoe primair aangevoerd dat [Eiseres] meer medische gegevens in het geding dient te brengen, nu is gebleken dat zij een medische voorgeschiedenis heeft en zij dienaangaande geen volledige openheid heeft gegeven. Om die reden dient [Eiseres] allereerst te worden bevolen om nadere stukken in het geding te brengen, aldus London; pas daarna kan worden verdergeprocedeerd.
Subsidiair heeft London aangevoerd dat [Eiseres] in dit stadium niet heeft aangetoond, dat er een causaal verband is tussen het ongeval en de gestelde klachten. Daartoe zal volgens London een met waarborgen omgeven deskundigenonderzoek dienen plaats te vinden.
4.3 Gelet op de betwisting door London zal het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval moeten worden bewezen. Gelet op de hoofdregel terzake rust de bewijslast op [Eiseres]. Deugdelijke gronden om af te wijken van de hoofdregel zijn de rechtbank niet gebleken. De omkeringsregel, waarop [Eiseres] zich beroept, is hier niet van toepassing, nu ten gronde ter discussie staat óf wel sprake is van een conditio sine qua non verband.
Met London is de rechtbank van oordeel dat de causaliteitsvraag voor wat betreft de medische aspecten zal moeten worden beoordeeld aan de hand van een deskundigenrapport. De rechtbank zal daarom overgaan tot benoeming van een deskundige.
4.4 De rechtbank passeert aldus het primair door London aangevoerde, inhoudende dat in dit stadium van de procedure geen deskundigenbenoeming aan de orde kan zijn, omdat [Eiseres] nog nadere informatie dient te verschaffen over haar medische voorgeschiedenis. De rechtbank gaat hierin niet mee. Zij is van oordeel dat [Eiseres] reeds zodanig uitgebreid informatie heeft verschaft over haar gezondheid vóór het ongeval dat de benoeming van een deskundige kan plaatsvinden. Zo heeft [Eiseres] haar groene patiëntenkaart overgelegd (productie 47, 2 akte). Daarnaast is van belang dat in de hierna vermelde, door [Eiseres] overgelegde stukken melding is gemaakt van de medische geschiedenis van [Eiseres]:
- Rapport van de neuroloog en de arts-assistent neurologie van 8 november 2001 (productie 10 akte);
- Rapport van de chiropracticer van 9 januari 2002 (productie 11 akte);
- Brieven huisarts van 30 juli 2002 (productie 19 akte) en 7 juni 2004 (productie 39 akte);
- Verzekeringsgeneeskundige rapportage van 8 augustus 2002 (productie 20 akte);
- Schrijven reumatoloog van 30 augustus 2002 (productie 22 akte);
- Specialistenbrieven AZM van 6 februari 2003 en 20 juni 2003 (productie 27 en 32 akte);
- Brief arts voor orthomanuele geneeskunde van 10 september 2003 (productie 33 akte).
De medisch adviseur van London, arts H. Reinders, is bovendien zoals blijkt uit zijn schrijven van 3 maart 2005 (productie 48 akte), reeds uitvoering op de medische voorgeschiedenis van [Eiseres] kunnen ingaan. De rechtbank ziet derhalve in dit stadium van de procedure geen aanleiding tot het geven van een bevel aan [Eiseres] om haar volledige medische dossier (voorzover dat nog niet zou zijn gebeurd) in het geding te brengen.
4.5 Naar het oordeel van de rechtbank is het aan de te benoemen deskundige om te beoordelen of de door [Eiseres] in het geding gebrachte medische informatie voldoende is ter beoordeling van de aan hem ter beantwoording voor te leggen vragen, alsmede is het aan hem om concreet aan te geven of hij behoefte heeft aan meer medische informatie dan reeds in het geding is gebracht en zo ja, welke. Het is dan vervolgens aan [Eiseres] om de deskundige van de benodigde gegevens te voorzien. De rechtbank zal daarbij bepalen dat informatie die [Eiseres] aan de deskundige verschaft tevens - op hetzelfde moment en in dezelfde omvang - moet worden verstrekt aan de medisch adviseur van London. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank tegemoet gekomen, enerzijds aan de belangen van London als de aansprakelijke partij, en anderzijds aan de belangen van [Eiseres] bij geheimhouding van haar in het kader van deze procedure niet-relevante medische gegevens.
4.6.1 Partijen hebben ter gelegenheid van comparitie van partijen en nadien bij een door hen genomen akte zich reeds uitgelaten over de te benoemen deskundige(n) en de in dat kader te stellen vragen. Over de hoogte van een voorschot deskundigenkosten hebben partijen zich nog niet uitgelaten.
4.6.2 [Eiseres] stelt ten aanzien van de specifieke deskundigheid van de te benoemen arts c.q. andere deskundige dat van belang is dat zij tengevolge van het ongeval een postwhiplash-syndroom heeft. Gelet op het verweer van London dat haar oude gezondheidsklachten wel eens de oorzaak zouden kunnen zijn van de in casu gestelde letsels en klachten, is [Eiseres] echter van mening dat een multidisciplinair onderzoek dient te worden verricht, door een neuroloog ter zake haar whiplashletsel, alsmede door een kno-arts en een neuropsycholoog. De door London genoemde neurologen zijn verder voor haar niet acceptabel.
4.6.3 London is daarentegen van mening dat de inschakeling van uitsluitend een neuroloog in de rede ligt.
4.6.4 De rechtbank is ten aanzien van de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige van oordeel dat, nu [Eiseres] als eisende partij stelt dat zij sinds het ongeval lijdt aan een postwhiplashsyndroom, vooralsnog kan worden volstaan met het benoemen van een neuroloog. De deskundige dient daarbij, indien hij niet tot een sluitend rapport kan komen wegens onvoldoende deskundigheid ter zake klachten en/of letsels van [Eiseres], zulks kenbaar te maken en indien mogelijk aan te geven welke nadere deskundigheid is vereist.
4.7 De rechtbank is gelet op al het vorenoverwogene voornemens de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
a) Welke klachten stelt u bij [Eiseres] vast?
b) Welke beperkingen ondervindt [Eiseres] volgens u tengevolge van de door u vastgestelde klachten?
c) Zijn die klachten en/of beperkingen deels dan wel volledig een direct gevolg van het haar overkomen ongeval
op 4 september 2001?
d) Is aannemelijk dat de thans aanwezige klachten van [Eiseres], ook zonder het ongeval geheel of gedeeltelijk
zouden zijn opgetreden of nog zouden gaan optreden en zo ja, in hoeverre?
e) Acht u de huidige toestand van [Eiseres] zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het
ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het
geconstateerde letsel?
f) Zo ja, kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
g) Zo nee, acht u een definitieve eindtoestand bereikt?
h) In hoeverre brachten en brengen de ongevalsgevolgen beperkingen met zich ten aanzien van het verrichten
van arbeid, huishoudelijk werk en recreatie?
i) Dient er naar uw mening nog ander onderzoek in deze zaak te worden verricht en, zo ja, op welk vakgebied?
j) Geeft de onderhavige zaak u overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen?
4.8 Partijen, die zich nog niet hebben uitgelaten over de volgens hen maximaal acceptabele hoogte van het voorschot deskundigenkosten, worden daartoe alsnog bij een door hen te nemen akte in de gelegenheid gesteld, waarbij reeds op voorhand wordt overwogen dat de kosten van de deskundige door London als de aansprakelijke partij dienen te worden voorgeschoten.
4.9 London heeft voor het geval dat de rechtbank causaal verband tussen het ongeval en de klachten van [Eiseres] zou vast stellen, gesteld dat de schade mede het karakteristieke gevolg is van het niet dragen van een autogordel. Zij heeft vervolgens, uitgaande van causaal verband tussen het ongeval en de beweerdelijke schade, een beroep gedaan op eigen schuld van [Eiseres], daartoe stellende dat [Eiseres] verkeersdeelnemer was. London reageert aldus op de stelling van [Eiseres] primair dat zij geen actieve verkeersdeelnemer was en subsidiair dat het niet dragen van de autogordel in de gegeven omstandigheden de schade niet heeft verhoogd.
4.10.1 De rechtbank verwerpt het primaire verweer van [Eiseres], erop neerkomende dat zij op het moment van de desbetreffende aanrijding geen actieve verkeersdeelnemer was, nu ook een auto die tijdelijk stilstaat voor een rotonde tijdens het spitsuur deelneemt aan het verkeer. Ook [Eiseres] als bijzitter was op dat moment verplicht om de autogordel te dragen. Het dragen van een autogordel was op dat moment een schadebeperkende maatregel, die zij had dienen te nemen. Deugdelijke redenen om dat niet te doen zijn door [Eiseres] niet gesteld noch zijn zij de rechtbank anderszins gebleken.
4.10.2 [Eiseres] heeft subsidiair aangevoerd dat het dragen van een autogordel bij een whiplashtrauma een schadeverhogend effect zou hebben gehad, waarbij in haar geval door het dragen van een autogordel de impact van de aanrijding vanwege haar kleine postuur nog ernstiger zou zijn geweest, omdat het bovendeel van de gordel zich om haar nek en strottenhoofd kan spannen.
4.10.4 Gelet op deze stelling acht de rechtbank termen aanwezig om naast de onder 4.7 geformuleerde vragen, aan de te benoemen deskundige de volgende vragen te stellen:
k) Is de omstandigheid dat [Eiseres] tijdens het ongeval geen autogordel droeg van invloed geweest op de aard
en omvang van de door het ongeval ontstane schade en zo ja, in welke mate?
4.11 De rechtbank overweegt ten slotte dat zij bij eindvonnis de door [Eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 12.000,00 grotendeels zal afwijzen. De rechtbank neemt bij haar beoordeling van de toewijsbaarheid van buitengerechtelijke incassokosten tot uitgangspunt de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II, omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en deze de rechtbank ook voor het onderhavige geval redelijk voorkomen. [Eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld, en evenmin stukken overgelegd, waaruit het tegendeel kan volgen. Gelet hierop zullen de buitengerechtelijke incassokosten bij eindvonnis slechts tot een bedrag van € 1.788,00 worden toegewezen.
4.12 In afwachting van de hiervoor onder 4.8 genoemde door partijen te nemen akten, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de volgens partijen maximaal acceptabele hoogte van het voorschot;
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 20 december 2006;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
CM