RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700009-06
Datum uitspraak: 7 november 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2006, 21 juni 2006, 22 augustus 2006 en 24 oktober 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid, De Geerhorst te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2006 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [naam slachtoffer 1] aan de haren heeft getrokken en/of op/tegen de vloer heeft gegooid
en/of geduwd en/of
- op die [naam slachtoffer 1] is gaan en/of blijven zitten en/of die [naam slachtoffer 1] met zijn,
verdachtes, handen bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) het
hoofd van die [naam slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen de vloer heeft geslagen en/of
geduwd en/of
- die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 2 januari 2006 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- [naam slachtoffer 1] aan de haren heeft getrokken en/of op/tegen de vloer heeft gegooid
en/of geduwd en/of
- op [naam slachtoffer 1] is gaan en/of blijven zitten en/of [naam slachtoffer 1] met zijn,
verdachtes, handen bij de haren en/of het hoofd heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) het hoofd van [naam slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen de vloer heeft
geslagen en/of geduwd en/of het hoofd van [naam slachtoffer 1] naar en/of in de richting
van de vloer heeft geduwd en/of
- [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 2 januari 2006 in de gemeente Landgraaf [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer 1] bij de keel gegrepen en/of gepakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik laat je je bek wel houden" en/of "Moet ik je laten voelen wat het is om misbruikt te worden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 3 januari 2006 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend meermalen, althans eenmaal, (telkens)[naam slachtoffer 1] bij de haren en/of de nek heeft vastgepakt en/of aan de haren heeft getrokken en/of (vervolgens) het hoofd van [naam slachtoffer 1] naar en/of in de richting van de grond heeft getrokken en/of geduwd en/of [naam slachtoffer 1] op/tegen de grond heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 3 januari 2006 in de gemeente Landgraaf [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:"Als ik door jou vast kom te zitten, heb je pech." en/of "Als je me niet helpt, zul je flinke stront met mij hebben.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 19 december 2004 in de gemeente Kerkrade [naam slachtoffer 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een staaf
vuurwerk gelijkend voorwerp getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd: "zal ik het huis eens opblazen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 19 maart 2005, in de gemeente Landgraaf, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij stomme achterlijke", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 4 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 subsidiair
hij op 2 januari 2006 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend
- [naam slachtoffer 1] aan de haren heeft getrokken en op de vloer heeft geduwd en
- op [naam slachtoffer 1] is gaan zitten en [naam slachtoffer 1] met zijn handen bij de haren heeft vastgepakt en
- [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 2 januari 2006 in de gemeente Landgraaf [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer 1] bij de keel gegrepen en deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik laat je je bek wel houden" en "Moet ik je laten voelen wat het is om misbruikt te worden";
3.
hij op 3 januari 2006 in de gemeente Landgraaf opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 1] bij de haren heeft vastgepakt en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij op 3 januari 2006 in de gemeente Landgraaf [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:"Als ik door jou vast kom te zitten, heb je pech." en "Als je me niet helpt, zul je flinke stront met mij hebben.";
6.
hij op 19 maart 2005, in de gemeente Landgraaf, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 3], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij stomme achterlijke".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling
en
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 6:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. M.M. van der Veer, psycholoog, vast gerechtelijk deskundige, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd op 24 maart 2006, opgemaakt.
Het rapport van drs. M.M. van der Veer, voornoemd, vermeldt bij de beantwoording van de vraagstelling -zakelijk weergegeven- dat betrokkene lijdende is aan wanen en paranoïde gedachten met een tekortschietende realiteitstoetsing waardoor betrokkene zich voortdurend bedreigd voelt en meent hierop te moeten reageren. Onderzochte neemt de wereld waar als een voortdurende bron van complot theorieën waar betrokkene het slachtoffer van is. Dit gevoel van slachtoffer zijn veroorzaakt veel gevoelens van agressie. Door zijn gebrekkige realiteitstoetsing vervloeien gevoelens van agressie en angst bij onderzochte. Onderzochte heeft daardoor een sterk verhoogde kwetsbaarheid en emotionele labiliteit ontwikkeld met een ontoereikende impulscontrole waardoor situaties snel als stresserend worden ervaren. Onderzochte reageert hierop middels verbaal en fysiek agressief gedrag. Betrokkene wordt in zijn handelen niet belemmerd door de emotionele gevolgen die zijn gedrag voor de ander heeft. Betrokkene is zeer egocentrisch en kan zich niet in een ander verplaatsten. Op grond van bovenstaande kan men stellen dat er sprake is van volledig verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Ter terechtzitting heeft drs. Van der Veer desgevraagd aangegeven hiermee bedoeld te hebben: volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
Voorts is ten aanzien van verdachte door dhr. P.J. Vervoort, psychiater, vast gerechtelijk deskundige, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd op 27 juli 2006, opgemaakt.
Dhr. Vervoort heeft zowel in voornoemd rapport als ter terechtzitting aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten. Wel is volgens hem sprake van een actuele psychose.
De rechtbank ziet zich derhalve geconfronteerd met twee deskundigenrapporten, waarvan één een conclusie met betrekking tot de toerekeningsvraag ten tijde van het begaan van de delicten ontbeert. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van drs. Van der Veer.
De rechtbank verenigt zich dan ook, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in dit rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De redengeving van de op te leggen maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3 en 6 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis dient te volgen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen maatregel het volgende.
In haar meermalen genoemd rapport geeft drs. Van der Veer aan dat zij hulpverlening op ambulante wijze niet haalbaar acht. Gezien de ernst van de problematiek en het psychiatrische beeld van verdachte, adviseert zij een maatregel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Gelet op dit advies alsmede op het beeld dat de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen, acht de rechtbank een behandeling van verdachte geïndiceerd. Nu verdachte de bewezenverklaarde strafbare feiten niet kunnen worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en de rechtbank verdachte gevaarlijk acht voor de veiligheid van anderen, zal zij gelasten dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 45 dagen gevangenisstraf, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 18 november 2005, gewezen onder parketnummer 03/700470-05.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert;
- ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
- legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar;
- wijst af de vordering strekkende tot de tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank d.d. 18 november 2005 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. I. Becker-Hartenhof en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2006.