ECLI:NL:RBMAA:2006:AZ3296

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-005785-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag met een voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 13 november 2004 in de gemeente Heerlen, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd opzettelijk een fietser, aangeduid als [naam slachtoffer], van het leven te beroven door met haar auto op hem in te rijden. Tijdens de zitting op 22 juni 2005 en 24 oktober 2006 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte welbewust op het slachtoffer is ingereden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op korte afstand met hoge snelheid op het slachtoffer is ingereden. De rechtbank concludeerde dat de kans op overlijden van het slachtoffer door de wijze van inrijden niet aannemelijk was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partij, [naam slachtoffer], in haar vordering niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij, die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering zijn gemaakt, begroot op nihil. Tot slot werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005785-04
Datum uitspraak: 7 november 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2005 en
24 oktober 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op 13 november 2004 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto welbewust is ingereden op die [naam slachtoffer], terwijl die [naam slachtoffer] op een fiets reed, althans zat, en/of tegen die [naam slachtoffer] is aangereden en/of die [naam slachtoffer] omver heeft gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 juni 2005 gevorderd dat de verdachte terzake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de richtlijnen van de reclassering, en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 oktober 2006 bij deze vordering gepersisteerd.
De raadsvrouwe heeft wederom geconcludeerd tot vrijspraak.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de verdachte welbewust op [naam slachtoffer] is ingereden, terwijl die [naam slachtoffer] op een fiets reed. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte op die korte afstand met een zeer hoge snelheid is ingereden op die [naam slachtoffer]. Onder voormelde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels de kans dat [naam slachtoffer] zou komen te overlijden door het op de wijze als verdachte heeft gedaan inrijden op die [naam slachtoffer] niet aannemelijk te achten.
Mitsdien wordt de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adres slachtoffer], in
haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. Th.J.M. Oostdijk, voorzitter, mr. M.E. Kramer en
mr. I.M.T. Wijnands, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2006.