RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703098-06
Datum uitspraak: 22 november 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, verdachte, op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval (telkens) met een scherp en/of puntig voorwerp (telkens) in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s) met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval (telkens) met een scherp en/of puntig voorwerp (telkens) in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s) met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met (een) mes(sen), in elk geval (telkens) met een scherp en/of puntig voorwerp (telkens) in diens lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten afpersing van verdovende middelen en/of geld in vereniging gepleegd, in elk geval door hem, verdachte, alleen gepleegd en/of diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] gepleegd van verdovende middelen en/of geld, in vereniging gepleegd, in elk geval door hem, verdachte, alleen gepleegd en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling met strafoplegging mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verdovende middelen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal opzettelijk (telkens) met een mes, in elk geval (telkens) met een scherp en/of puntig voorwerp in diens lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [naam slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van verdovende middelen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval (telkens) met een scherp en/of puntig voorwerp (telkens) in diens lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [naam slachtoffer] tengevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat de verdachte zijn slachtoffer met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht. De verdachte moet dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 februari 2006 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij en/of zijn mededader met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde, namelijk de gekwalifeerde doodslag. Door de gekozen volgorde van beschuldigingen in de tenlastelegging ziet de rechtbank zich echter gedwongen te komen tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, namelijk doodslag, en komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het meer subsidiair tenlastegelegde, namelijk gekwalifeerde doodslag.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op het strafbare feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde feit, te weten gekwalificeerde doodslag, zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het primair aan zijn cliënt tenlastegelegde feit, namelijk moord, bepleit. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, bij het bepalen van de straf, rekening te houden met het ontbreken van enig strafrechtelijk precedent, alsmede met de leeftijd van zijn cliënt .
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan doodslag op de heer [naam slachtoffer]. Tevens is vast komen te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde [naam slachtoffer] te kunnen beroven van diens weed en geld. Crimineel gedrag als het onderhavige behoort tot de ernstigste delicten. De wetgever heeft de buitengewone ernst van deze misdrijven tot uitdrukking gebracht door daarop gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren als strafmaximum te stellen.
De verdachte had samen met zijn mededader(s) het plan opgevat om een weedtaxi-chauffeur te overvallen en heeft, wederom samen met mededader(s), de buurt verkend, ten einde een adres te vinden, waar naartoe de weedtaxi-chauffeur zou kunnen worden gestuurd. Uit het dossier blijkt dat die gelegenheid voorbij is gegaan en dat de weedtaxi-chauffeur later weer is besteld op het huisadres van een mededader. De verdachte en zijn mededader namen voor de overval messen en een tang mee. Op voorhand stond dan ook vast dat bij de overval geweld zou worden gebruikt. Toen de weedtaxi-chauffeur probeerde zich te verdedigen tegen zijn overvallers mondde de overval uit in een meedogenloze steekpartij, waarbij de weedtaxi-chauffeur, [naam slachtoffer], het leven heeft gelaten.
De ernst van het onderhavige feit wordt nog versterkt door de gruwelijke wijze waarop [naam slachtoffer] om het leven is gebracht en de omstandigheid dat het feit plaatsvond op de openbare weg, alwaar getuigen vanuit hun woningen het gebeuren hebben kunnen aanschouwen.
De gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [naam slachtoffer] hebben groot leed voor diens familie teweeggebracht, zoals onder meer tot uitdrukking is gekomen in de schriftelijke slachtofferverklaring van de weduwe. Daar komt nog bij dat ook de rechtsorde door feiten als het onderhavige extra ernstig wordt geschokt en dat gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving (nog verder) worden aangewakkerd.
Anderzijds heeft de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf rekening moeten houden met de omstandigheid dat niet kon worden gekomen tot bewezenverklaring van doodslag met de strafverzwarende omstandigheden van diefstal en/of afpersing, welk misdrijf zou hebben geleid tot oplegging van een hogere straf.
De omstandigheden dat de verdachte nog betrekkelijk jong is en niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanmerking is geweest, hebben een mitigerende werking op de hoogte van de straf.
De beslissing op het beslag
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvoor de verdachte is vervolgd, zijn de in de beslissing als zodanig te noemen voorwerpen in beslag genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet vast komen te staan aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Wel is daaruit gebleken dat de in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
De overige in de beslissing als zodanig te noemen voorwerpen, zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [benadeelde partij] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.230,74, terzake van niet vergoede kosten van de begrafenis van het slachtoffer, de heer [naam slachtoffer].
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering daarom tot het totaal-bedrag van € 2.230,74 worden toegewezen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [benadeelde partij], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 jaren;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende inbeslaggenomen, nog niet
teruggegeven voorwerpen:
15 1.00 STK Mes, TEFAL
46 1.00 STK Mes, H7b-001, met houten heft;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten:
44 1.00 STK Mes, ZWITSERS zakmes, H7b-009
45 2.00 STK Mes, broodmes, H7b-022
53 1.00 STK Mes, BROODMES, in keukenblok 1ste etage kamer 2 bij spoelbak
66 1.00 STK Gereedschap, slagersmes;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [adres benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 2.230,74 (tweeduizend tweehonderd-en-dertig euro en vier-en-zeventig cent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [adres benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 2.230,74 (tweeduizend tweehonderd-en-dertig euro en vier-en-zeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 44 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij voormeld bedrag van € 2.230,74 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 2.230,74 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. I.M.T. Wijnands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.A. Vinken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2006.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703098-06
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare terechtzitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 22 november 2006 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. Hij heeft afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. Baltus, advocaat te Maastricht.