ECLI:NL:RBMAA:2006:AY9983

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05 / 2192 OZB ZWA
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling onroerendezaakbelastingen voor Amerikaanse ingezetenen op basis van NAVO-Statusverdrag

In deze zaak gaat het om de vraag of eiser en zijn echtgenote, beiden Amerikaanse staatsburgers, aanspraak kunnen maken op een vrijstelling van onroerendezaakbelastingen voor hun woning in Merkelbeek. Op 1 januari 2005 waren zij gebruiker van de onroerende zaak en werden zij aangeslagen voor het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2005. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar verweerder heeft de aanslag gehandhaafd. Eiser stelt dat hij en zijn echtgenote niet belastingplichtig zijn op basis van het NAVO-Statusverdrag en de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997.

De rechtbank heeft op 22 augustus 2006 uitspraak gedaan. Eiser en zijn echtgenote wonen sinds 1989 in Nederland en zijn beide werkzaam in de regio. De rechtbank overweegt dat de heffing van onroerendezaakbelastingen niet afhankelijk is van het verblijf of de woonplaats van eiser en zijn echtgenote, maar van het gebruiksrecht van de onroerende zaak. De rechtbank concludeert dat eiser en zijn echtgenote niet in aanmerking komen voor de vrijstelling, omdat zij duurzaam in Nederland verblijven en dus niet onder de vrijstellingsbepalingen vallen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, waarmee de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2005 wordt bevestigd. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het gerechtshof of beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad, mits de wederpartij daarmee instemt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 05 / 2192 OZB ZWA
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[A],
wonende te Merkelbeek, eiser,
tegen
de Heffingsambtenaar van de Gemeente Onderbanken,
gevestigd te Schinveld, verweerder.
Datum bestreden besluit: 15 september 2005
Kenmerk: MPag/bel034
Behandeling ter zitting: 24 mei 2006
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 15 september 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de hem bij beschikking van 31 maart 2005 voor het belastingjaar 2005 opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen (gebruikersdeel) ongegrond verklaard.
Op daartoe bij brief van 25 oktober 2005 aangevoerde gronden is tegen eerstgenoemd besluit beroep ingesteld door eisers gemachtigde, mr. J. Nijhof, juridisch adviseur in dienst van de Amerikaanse strijdkrachten.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken alsmede het verweerschrift zijn in kopie aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 24 mei 2006, waar eiser in persoon is verschenen, vergezeld van zijn voornoemde gemachtigde en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door M.P.J. Nobis, invorderingsambtenaar bij verweerders gemeente, en mr. E.G. Borghols, fiscaal adviseur bij Van den Bosch & partners te Sliedrecht.
2. Overwegingen
Eiser en zijn echtgenote waren op 1 januari 2005 gebruiker van de onroerende zaak (woning met aanhorigheden) gelegen aan de [A-straat] 5 te Merkelbeek. Zij hebben de Amerikaanse nationaliteit en wonen sedert juli 1989 in Nederland. De echtgenote van eiser is werkzaam als lerares bij de AFNORTH International School in Brunssum. Eiser is ter zake van het gebruik van de onroerende zaak aangeslagen in de heffing van het gebruikersdeel van de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2005 naar een bedrag van € 294,-. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de aanslag bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, daartoe - zakelijk weergegeven - aanvoerende dat:
- eisers echtgenote, die de onroerende zaak mede bewoont, lid is van het burgerpersoneel van de Amerikaanse strijdkrachten en dat ingevolge artikel X, eerste lid, van het Verdrag tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Verdrag van Londen van 19 juni 1951, Tractatenblad 1953, no. 10, hierna aan te duiden als: het NAVO-Statusverdrag), eisers echtgenote en eiser niet belastingplichtig zijn voor het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen;
- dat eiser en zijn echtgenote ingevolge de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 (hierna: de Regeling) zijn vrijgesteld van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen; artikel 5, tweede lid, van deze Regeling bepaalt dat personen die in Nederland duurzaam verblijf houden van de vrijstelling zijn uitgezonderd, maar het begrip "duurzaam verblijf" is blijkens de toelichting bij de Regeling alleen van toepassing op diplomatiek en consulair personeel, niet op personen die onder de werking van het NAVO-Statusverdrag vallen.
Verweerder is van mening dat eiser zich voor zijn standpunt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd niet met vrucht op artikel X van het NAVO-Statusverdrag of de Regeling kan beroepen.
In geding is de vraag of verweerder de bestreden aanslag voor het belastingjaar 2005, voor wat betreft het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen, terecht en op goede gronden aan eiser heeft opgelegd. De rechtbank overweegt als volgt.
De tekst van artikel X, eerste lid van het NAVO-Statusverdrag luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Indien het onderworpen zijn aan enige vorm van belasting in de staat van verblijf afhankelijk is van verblijf, van woonplaats of van ingezetenschap, worden voor de heffing van zodanige belasting de tijdvakken, gedurende welke een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst aanwezig is op het grondgebied van die staat uitsluitend uit hoofde van zijn hoedanigheid van lid van een zodanige krijgsmacht of civiele dienst, niet beschouwd als tijdvakken van verblijf of van woonplaats aldaar, noch beschouwd verandering van verblijf, van woonplaats of van ingezetenschap te weeg te brengen.
Leden van een krijgsmacht of van een civiele dienst zijn in de staat van verblijf vrijgesteld van belastingen op het salaris en de emolumenten, welke aan hen in die hoedanigheid worden uitbetaald door de staat van herkomst, alsmede van belastingen op roerende lichamelijke zaken, waarvan de aanwezigheid in de staat van verblijf uitsluitend voortvloeit uit de tijdelijke aanwezigheid aldaar van die leden".
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat, nu eisers echtgenote haar verblijfplaats in Nederland pleegt te hebben, gelet op de tekst "of personen, die aldaar hun verblijfplaats plegen te hebben" in artikel 1, onderdeel b van het NAVO-Statusverdrag, eiser en zijn echtgenote geen beroep kunnen doen op artikel X van dat verdrag.
De rechtbank overweegt dat de onderwerpelijke heffing slechts afhankelijk is van het persoonlijke gebruiksrecht dat de gebruiker van de woning heeft, ongeacht of de gebruiker al dan niet hier te lande verblijf houdt, woonplaats heeft of ingezetene is. De heffing van onroerendezaakbelastingen ter zake van het gebruiksrecht kan derhalve niet worden aangemerkt als een belasting waaraan eiser respectievelijk zijn echtgenote is onderworpen uit hoofde van verblijf, van woonplaats of van ingezetenschap als bedoeld in artikel X, eerste lid, van het NAVO-Statusverdrag. Op grond van het voorgaande doet een afhankelijkheid als bedoeld in artikel X, eerste lid, van het NAVO-Statusverdrag zich niet voor, zodat eiser en zin echtgenote niet in aanmerking komen voor een vrijstelling van onroerendezaakbelas-tingen ter zake van het gebruik van de woning zoals vermeld in dit artikel. De stelling van verweerder dat eiser en zijn echtgenote reeds omdat zij niet vallen onder de in artikel 1 van het NAVO-Statusverdrag bedoelde personen (nu eisers echtgenote in Nederland pleegt te verblijven) geen beroep kunnen doen op artikel X van dat verdrag, behoeft, gelet op voormeld oordeel, wat ook waar zij van die stelling, geen behandeling.
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of eiser en zijn echtgenote aanspraak kunnen maken op een vrijstelling op grond van de Regeling, in het bijzonder artikel 1, eerste lid, artikel 3, tweede lid en artikel 5, eerste en tweede lid. De tekst daarvan, voor zover hier van belang, luidt als volgt:
"Artikel 1.
1. Van de volgende gemeentelijke belastingen wordt in de artikelen 2 tot en met 5 vrijstelling verleend:
a. de onroerende-zaakbelasting ter zake van het gebruik van onroerende zaken;
(...)
Artikel 3.
1. Van de in artikel 1, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, g en h, genoemde belastingen, zijn vrijgesteld de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van andere mogendheden en hun hoofden, met uitzondering van de honoraire consuls.
2. Van de in artikel 1, eerste lid, onderdelen a, c, e, f, g en h, genoemde belastingen zijn vrijgesteld de leden van diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van andere mogendheden, met uitzondering van de honoraire consulaire ambtenaren, mits zij geen Nederlander zijn en zij niet duurzaam verblijf houden in Nederland.
(...)
Artikel 5.
1. Van de in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en c, genoemde belastingen zijn vrijgesteld:
a. leden van een krijgsmacht, een civiele dienst en hun gezinsleden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, letters a, b, en c van het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;
(...)
2. Personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden, zijn van de vrijstelling, genoemd in het eerste lid, uitgezonderd."
Op grond van artikel 5, tweede lid van de Regeling zijn personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden uitgezonderd van de vrijstelling van onroerendezaakbelastingen, zoals genoemd in het eerste lid van de Regeling. Nu eisers echtgenote en eiser sedert 1989 onafgebroken hier te lande verblijf houden en niet is gesteld of gebleken dat zij op 1 januari 2005 de intentie hadden Nederland binnen afzienbare tijd metterwoon te verlaten, is de rechtbank van oordeel dat zij toen duurzaam in Nederland verblijf hielden, zodat de Regeling niet op hen van toepassing is.
Voor de stelling van de gemachtigde van eiser dat het niet aan verweerder maar aan de zgn. ‘zendstaat’ is voorbehouden om te bepalen of sprake is van een duurzaam verblijf in de zin van artikel 5, tweede lid, van de Regeling, heeft de rechtbank tot slot geen enkele steun gevonden, niet in de toelichting op de Regeling en ook anderszins niet. Dat verweerder door ten aanzien van het verblijf van eiser en zijn echtgenote in Nederland het standpunt in te nemen dat daarbij sprake is van een duur-zaam verblijf in evengenoemde zin zijn boekje te buiten is gegaan, kan derhalve niet worden volgehouden.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder eiser met betrekking tot de onroerende zaak terecht aangeslagen voor het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2005, zodat het beroep voor ongegrond moet worden gehouden.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De Rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. F.L.G. Geisel, in tegenwoordigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2006 door mr. Geisel voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. A. Zweipfenning w.g. Geisel
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden: 22 augustus 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
? Hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s Hertogenbosch; dan wel
? Beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd,
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.