ECLI:NL:RBMAA:2006:AY9234

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-098006-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing van Venezolaanse straf in Nederland wegens cocaïnesmokkel

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 25 augustus 2006 uitspraak gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van een Venezolaans vonnis. De verdachte, die de Nederlandse nationaliteit bezit, was in Venezuela veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en acht maanden wegens de smokkel van 649,6 gram cocaïne naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling in Venezuela naar aard en duur onverenigbaar is met de Nederlandse wetgeving. De rechtbank heeft de straf aangepast en een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in Venezuela in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opnieuw kan worden vervolgd voor hetzelfde feit in Nederland, wat in overeenstemming is met het beginsel 'ne bis in idem'. De rechtbank heeft ook bevestigd dat de tenuitvoerlegging van de Venezolaanse veroordeling toelaatbaar is, aangezien Nederland en Venezuela partij zijn bij het verdrag inzake de overbrenging van veroordeelde personen.

De uitspraak is gedaan na een zitting waarin de verdachte, zijn raadsvrouwe en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tenuitvoerlegging van de Venezolaanse straf in Nederland te verlenen, toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de relevante artikelen van de Opiumwet en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/098006-02
Datum uitspraak: 25 augustus 2006
Uitspraak inzake de vordering van de officier van justitie in het Arrondissement Maastricht d.d. 15 mei 2006, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 20 juli 2006, strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een vonnis van Rechtbank no. 2 van Controle van de staat Vargas in naam van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela van 14 juni 2000, waarbij:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAAR EN ACHT MAANDEN.
1. De procesgang
Ter terechtzitting van 11 augustus 2006 is veroordeelde verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J.H.J. Köhlen, advocate te Maastricht.
De veroordeelde, zijn raadsvrouwe en de officier van justitie zijn gehoord.
De officier van justitie heeft, na voorlezing, een conclusie aan de rechtbank overgelegd, strekkende tot bewilliging in de tenuitvoerlegging, waarin hij heeft omschreven welke straf naar zijn oordeel in plaats van de buitenlandse sanctie dient te worden opgelegd en met welk strafbaar feit naar Nederlands recht de feiten op grond waarvan [naam verdachte] aan een buitenlandse sanctie is onderworpen, overeenkomen.
De veroordeelde en diens raadsvrouwe hebben hierop geantwoord.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
2. De identiteit van de veroordeelde
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij is genaamd:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte].
Tevens heeft hij verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit en dat hij op 14 juni 2000 door Rechtbank no. 2 van Controle van de staat Vargas in naam van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela is veroordeeld.
3. De feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden
Veroordeelde is door Rechtbank no. 2 van Controle van de staat Vargas in naam van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela d.d. 14 juni 2000 veroordeeld wegens smokkel richting Nederland van 649,6 gram cocaïne op 28 februari 2000.
4. Beoordeling van de toelaatbaarheid
Het Verdrag inzake de overbrenging van veroordeelde personen van 8 oktober 1996 voorziet in de tenuitvoerlegging van een sanctie door een Verdragsluitende Staat die in een van de andere Verdragsluitende Staten is opgelegd en aldaar uitvoerbaar is. Zowel Nederland als de Bolivariaanse Republiek van Venezuela zijn partij bij dit verdrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de veroordeelde de Nederlandse nationaliteit bezit en in Nederland zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft.
Tussen de autoriteiten van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela en Nederland bestaat overeenstemming over de tenuitvoerlegging van voornoemde veroordeling.
Het tegen de veroordeelde uitgesproken vonnis is onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar.
De rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht, is gewezen ter zake van een feit dat naar Venezolaans recht strafbaar is, terwijl het feit naar Nederlands recht voorzien en strafbaar is gesteld bij artikel 2 (oud), onder A, en artikel 10 (oud) van de Opiumwet.
Het recht tot uitvoering van de straf is naar Nederlands recht niet verjaard.
De veroordeelde zou naar Nederlands recht eveneens strafbaar zijn.
De veroordeelde wordt in Nederland niet ter zake van hetzelfde feit vervolgd, noch bestaat een onherroepelijke rechterlijke beslissing in Nederland tegen de veroordeelde ter zake van hetzelfde feit, zodat de overdracht van de tenuitvoerlegging niet in strijd is met het beginsel 'ne bis in idem'.
De gevallen genoemd in de artikelen 4, 5 en 6, tweede lid van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen doen zich in het onderhavige geval niet voor.
De rechtbank komt tot de slotsom dat, nu aan alle daarvoor in het toepasselijk verdrag en in de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen genoemde voorwaarden is voldaan als hiervoor omschreven, de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis toelaatbaar moet worden verklaard en verlof moet worden verleend tot tenuitvoerlegging van het vonnis op na te melden wijze.
5. De straf
De rechtbank is van oordeel dat de door de Rechtbank no. 2 van Controle van de staat Vargas in naam van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela opgelegde veroordeling naar aard en duur onverenigbaar is met de Nederlandse wet, reden waarom de rechtbank de straf zal aanpassen.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van [naam verdachte], zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat [naam verdachte] de straf behoort te worden opgelegd die zij hierna zal bepalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het door de Venezolaanse autoriteiten bewezenverklaarde feit een zeer ernstig feit, waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.
De rechtbank zal bepalen dat de tijd gedurende welke veroordeelde in de Bolivariaanse Republiek van Venezuela in voorarrest heeft doorgebracht en de tijd die hij ter uitvoering van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en uit hoofde van zijn aanhouding, inverzekeringstelling en bewaring op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van zijn vrijheid beroofd is geweest, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
6. De toegepaste artikelen
Opiumwet: artikelen 2 (oud) en 10 (oud).
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen: artikelen 2, 3 en 31.
7. De beslissing
De rechtbank:
verklaart de gevorderde tenuitvoerlegging toelaatbaar;
verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van het vonnis van Rechtbank no. 2 van Controle van de staat Vargas in naam van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela van 14 juni 2000 waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAAR EN ACHT MAANDEN;
legt in plaats van deze gevangenisstraf aan de veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAAR EN ZES MAANDEN op;
beveelt, dat de tijd gedurende welke veroordeelde in de Bolivariaanse Republiek van Venezuela in voorarrest heeft doorgebracht en de tijd die hij ter uitvoering van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, alsmede met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en uit hoofde van zijn aanhouding, inverzekeringstelling en bewaring op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van zijn vrijheid beroofd is geweest, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2006, zijnde mr. W.L.J. Voogt buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.