ECLI:NL:RBMAA:2006:AY9217

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220970 CV EXPL 1152/06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een non-concurrentiebeding in het faillissement van Holiday Care B.V.

In deze zaak heeft [naam eiseres] een vordering ingesteld tegen Boudewijn Willem Arnoud Muurmans, curator in het faillissement van Holiday Care B.V. De eiseres verzocht de rechtbank om het non-concurrentiebeding dat zij had met haar voormalige werkgever, Holiday Care B.V., te vernietigen of te matigen. De eiseres was werkzaam geweest als manager bij Mara B.V., dat later omgevormd werd tot Holiday Care B.V., en had een arbeidsovereenkomst met een non-concurrentiebeding dat haar verbood om gedurende drie jaar na het einde van haar dienstverband in een concurrerende sector te werken. Na het faillissement van Holiday Care B.V. en de benoeming van Muurmans als curator, stelde de curator dat het non-concurrentiebeding gehandhaafd moest blijven om de belangen van de failliete boedel te beschermen. De eiseres voerde aan dat het beding onbillijk was en dat de curator haar onterecht benadeelde.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de boedel niet zo ver strekken dat de eiseres nog langer aan het non-concurrentiebeding kon worden gebonden. De rechter wees op de noodzaak van een evenwichtige afweging van de belangen van de boedel en de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat het non-concurrentiebeding per 1 augustus 2006 zijn werking verloor, en dat de curator niet langer kon eisen dat de eiseres zich onthield van werkzaamheden bij een concurrent. De rechtbank vernietigde het beding voor zover het de eiseres belemmerde om per 1 augustus 2006 in dienst te treden bij Munckhof, een concurrent van Holiday Care B.V. Tevens werd Muurmans veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
rolno: 1152/06
zaakno: 220970
vonnis d.d. 30 augustus 2006 (bij vervroeging)
in de zaak van:
[NAAM EISERES],
wonend te [woonplaats eiseres],
verder ook te noemen: [naam eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.W.J.D. Engels, advocaat te Venlo,
tegen:
BOUDEWIJN WILLEM ARNOUD MUURMANS (Q.Q.),
handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van HOLIDAY CARE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
verder ook te noemen: Muurmans (respectievelijk HC),
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.W.F. Kostons, advocaat te Maastricht.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[naam eiseres] heeft bij dagvaarding van 5 april 2006 een vordering ingesteld tegen Muurmans en heeft zich daarvoor mede beroepen op vijf aan het exploot van dagvaarding gehechte producties in fotokopievorm.
Muurmans heeft geantwoord onder overlegging van twee gefotokopieerde producties.
Bij tussenvonnis van 17 mei 2006 is een comparitie van partijen gelast, die op 8 juni 2006 heeft plaatsgevonden en waarvan summier proces-verbaal is opgemaakt.
[naam eiseres] heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd en haar eis vermeerderd.
Muurmans heeft hier schriftelijk op gereageerd (dupliek).
Hierna is uitspraak bepaald.
2. MOTIVERING
a. het geschil
[naam eiseres] vordert thans dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het tussen haar en HC destijds overeengekomen non-concurrentiebeding per direct dan wel zo spoedig mogelijk geheel of ten dele wordt vernietigd, althans (subsidiair) wordt gematigd door de werking tot één jaar althans tot het eindtijdstip 1 augustus 2006 te beperken, althans (meer subsidiair en voorwaardelijk) dat haar bij handhaving van het beding ingaande 1 augustus 2006 een maandelijkse vergoeding van € 1.000,= wordt toegekend.
Zij beroept zich voor deze alternatieve vorderingen op de feiten en omstandigheden die zijn komen vast te staan dan wel haar lezing daarvan, op de haars inziens veel te ruime of te brede formulering van het non-concurrentiebeding, op het verder uitgewerkte argument dat zij door de opstelling van de curator (Muurmans) onbillijk benadeeld wordt, op beweerde ondeugdelijkheid van de tegen de gewenste terzijdestelling van het beding ingebrachte argumenten en/of belangen van de curator dan wel van de failliete onderneming voor welke deze optreedt en op de stelling dat Muurmans (ten dele) belangen te berde brengt die de failliete boedel niet raken, zodat deze niet in de afweging kunnen worden betrokken.
Ten overvloede verwijst [naam eiseres] ter ondersteuning van haar standpunt naar het uiteindelijk niet in wetgeving omgezette voorstel van wet dat haars inziens wel (voor een groot deel) de stand van de jurisprudentie en de bij de wetgever levende gedachten over de inrichting van de wet weergeeft. Zij weerspreekt gemotiveerd door Muurmans aangevoerde argumenten voor een overheersend belang van de boedel.
Muurmans stelt zich op het standpunt dat hij als curator (qualitate qua) zodanig belang bij handhaving van het non-concurrentiebeding heeft, ook na verkoop van de ondernemings-activiteiten van de rechtspersoon die het beding met [naam eiseres] aanging, dat de belangen van [naam eiseres] daarvoor moeten wijken, mede omdat van de overgedragen activiteiten ook de nog af te wikkelen orderportefeuille deel uitmaakt. De curator acht de duur van het beding niet onevenredig met het oog op de eerder door [naam eiseres] beklede functie in het licht van bijzondere wetenschap die zij tevens zou hebben en mede gelet op de relatie met de werkgever waar zij voornemens is in dienst te treden. Volgens de curator is hij ook na de overdracht in het bijzonder gehouden zorg te dragen voor de belangen van de doorstartende onderneming door ook dan nog het overgedragen relatiebestand en de orderportefeuille tegenover [naam eiseres] te beschermen (vanuit overwegingen van financieel belang van de boedel) in een volgens hem kleine deelsector van de reismarkt. In ieder geval dient die bescherming zich uit te strekken tot 1 oktober 2006 in verband met het uitbrengen van een reisfolder voor het nieuwe seizoen. Anders dan [naam eiseres] kent Muurmans geen (anticiperende) werking toe aan wetsvoorstel 28 167.
b. de feiten en omstandigheden
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of niet-deugdelijk weersproken, staat tussen partijen het navolgende vast.
- Krachtens voor bepaalde duur aangegane arbeidsovereenkomst is [naam eiseres] als manager in dienst geweest van Mara B.V. te Meerssen van 1 januari 2004 tot 1 januari 2005.
- Mara B.V., die tevens handelde onder de namen Holiday Care en Fun Factory en later is omgezet in of van naam is veranderd tot Holiday Care B.V., hield / houdt zich bezig met het verzorgen van reizen voor personen die van medische en andere zorg afhankelijk zijn of dreigen te worden.
- De schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen Mara B.V. en [naam eiseres] bevat een non-concurrentiebeding dat aldus is geformuleerd: ‘ Verder is het werkneemster verboden om gedurende de duur van de dienstbetrekking en gedurende drie jaar na afloop van de dienstbetrekking een gelijksoortig bedrijf van de werkgever, in welke vorm dan ook, te drijven, direct en indirect, of bij zodanig bedrijf op andere wijze rechtstreeks of zijdelings betrokken zijn, hetzij als zelfstandige, hetzij in dienstbetrekking, hetzij in welke hoedanigheid dan ook, waarbij niet van belang is of zulks al dan niet tegen vergoeding geschiedt’.
- Rekening houdend met dit beding is [naam eiseres] na het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst bij gebreke van een verlengingsaanbod op projectbasis gaan werken voor Sabic B.V. te Geleen, welke aanstelling verlengd is tot 1 augustus 2006.
- In deze periode van non-concurrerende tewerkstelling is [naam eiseres] benaderd door Munckhof Groep B.V. te Horst en/of Venlo (verder: Munckhof) , een reisonderneming die zich op dezelfde (deel)markt begeeft als HC (Holiday Care B.V.), met een aanbod tot indiensttreding en zij heeft dit aanbod in beraad gehouden in afwachting van overleg met HC over terzijdestelling van het haar beperkende beding.
- HC was inmiddels bij uitspraak d.d. 16 november 2005 van de Rechtbank Maastricht in staat van faillissement verklaard met benoeming van Muurmans tot curator.
- De curator stelde en stelt zich tegenover [naam eiseres] op het standpunt dat het non-concurrentiebeding noch terzijde kan worden gesteld noch kan worden verlicht en verwees en verwijst daarvoor mede naar een overeenkomst van verkoop en overdracht van ondernemingsactiviteiten van de failliete boedel van HC aan de nieuwe onderneming Zorgvakanties B.V. (i.o.), die reeds op 18 november 2005 gestalte heeft gekregen en waarvan de details niet bekend zijn geworden omdat de curator om hem moverende redenen nalaat het contract geheel of ten dele in het geding te brengen.
- Bij deze doorstart vervult, mede blijkens diens aanwezigheid ter zitting van 8 juni 2006 en bij de mondelinge behandeling van een hieronder vermeld kort geding op 5 januari 2006 namens Zorgvakanties B.V. (i.o.), de algemeen directeur van HC, de heer [naam directeur], een centrale rol.
- Nadat [naam eiseres] wegens de opstelling van de curator deze op 29 december 2005 in kort geding had gedaagd, heeft de kantonrechter te Maastricht als voorzieningenrechter bij vonnis van 11 januari 2006 geweigerd de werking van het non-concurrentiebeding op verlangen van [naam eiseres] op te schorten (door [naam eiseres] gevorderd uiterlijk per 1 mei 2006, gewenste datum van indiensttreding bij Munckhof), in afwachting van een beslissing ten gronde over vernietiging en/of matiging van het beding.
- [naam eiseres] wenst nu opnieuw, doch dan in elk geval per 1 augustus 2006, vrij te zijn tot indiensttreding bij Munckhof.
c. de beoordeling
De kantonrechter is kort en goed van oordeel, dat - wat er ook zij van de positie die [naam eiseres] bij HC heeft ingenomen, de kennis die zij daar heeft verworven van orderportefeuille, relatiebestand en andere bijzonderheden van HC en daarmee van de ‘doorstartende’ onderneming Zorgvakanties - de door de curator te beschermen belangen van de boedel niet zo ver strekken, dat deze namens HC (maar eigenlijk in het belang van Zorgvakanties) [naam eiseres] nog langer vastgenageld kan houden aan het litigieuze beding. Een beding dat [naam eiseres] nota bene al langer dan strikt genomen gerechtvaardigd was heeft afgehouden van het verrichten van concurrerende werkzaamheden. Anders dan de curator lijkt te menen, dient wel degelijk belang te worden gehecht aan de rechtsopvattingen zoals deze tot uitdrukking komen in de literatuur, de rechtspraak en vervolgens in wetsvoorstellen zoals deze op de voet van onderzoek naar de praktijk van non-concurrentieafspraken recentelijk zijn ontwikkeld (ook al hebben die voorstellen om zeer bijzondere redenen de eindstreep in de Eerste Kamer niet gehaald). Bekend mag worden verondersteld dat in het ruimere bestek van bevordering van marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit en met instemming van de Sociaal-Economische Raad over een reeks van jaren gezocht is naar verstrakking van de in artikel 7:653 BW neergelegde wettelijke regeling van afspraken over non-concurrentie van werknemers. Met name is zorg gerezen over de onder omstandigheden - ongeacht de wenselijkheid van een zekere mate van bescherming van het bedrijfsdebiet van de werkgever - onaanvaardbare beperking van het grondrecht van de werknemer op vrije arbeidskeuze, artikel 19 lid 3 Grondwet. Over een deel van noodzakelijk geachte wijzigingen van de wet bestond en bestaat ruime maatschappelijke overeenstemming. Daar is het voorstel van wet 28 197 na ongebruikelijke verwikkelingen in de Eerste Kamer en terugverwijzing van deelvragen naar de Sociaal-Economische Raad dan ook niet op gestrand. Dan gaat het met name om onderdelen die voor de thans te beslissen zaak van wezenlijk belang zijn: beperking van de geldingsduur van een non-concurrentiebeding tot maximaal een jaar, vervallen van (rechten uit) het beding in geval van faillissement, onmogelijkheid van het opleggen van vergaande beperkingen aan een werknemer die slechts voor bepaalde duur in dienst is (geweest) en duidelijker afbakening van geografisch en functioneel bereik. De debatten in literatuur en Staten-Generaal zijn uiteindelijk in een impasse geëindigd op geheel andere hier niet relevante punten, zoals de vooraf te regelen billijke vergoeding voor de duur van de beperking, het belemmeringsbeding in uitzendrelaties en het relatiebeding.
Daargelaten de wel heel slordige formulering van het thans ter discussie staande beding, moet (deels achteraf) geconstateerd worden dat HC zichzelf wel zeer ruime bevoegdheden heeft toebedeeld en [naam eiseres] wel zeer zware beperkingen heeft opgelegd voor een dienstverband van een jaar dat door schuld of voor risico van HC per 1 januari 2005 niet verlengd is: zonder enige geografische of functionele beperking wordt [naam eiseres] voor liefst drie jaar na 1 januari 2005 verboden direct of indirect, met of zonder beloning, zelfstandig of in loondienst de markt van ‘vakanties met zorg’ of zelfs van vakanties in het algemeen te betreden. Feit is verder dat HC het enerzijds tot een faillissement heeft doen komen en dat anderzijds haar algemeen directeur kennelijk in de startblokken stond om de onderneming op andere voet (en zonder daarop drukkende schulden) voort te zetten, getuige de reeds twee dagen na uitspraak van het faillissement ondertekende koop- en leveringsovereenkomst (waarin de kantonrechter geen inzage heeft mogen nemen). Als het al zo is dat de curator zich namens de boedel gehouden acht tegenover dezelfde directeur [naam directeur] die eerder aan de touwtjes trok, althans diens onderneming Zorgvakanties, het overgedragen relatiebestand en de afgestane orderportefeuille te beschermen en als dit al als een belang van de boedel kan worden gekwalificeerd, dan valt wegens het op zijn minst daarmee concurrerende belang van [naam eiseres] niet in te zien dat dit met zich zou brengen dat [naam eiseres] ook per 1 mei 2006 althans 1 augustus 2006 niet in dienst zou mogen treden van een Noord-Limburgse concurrente van Zorgvakanties. De kantonrechter gaat niet zover als [naam eiseres] primair verlangt, namelijk algehele vernietiging van het beding of het buiten toepassing verklaren daarvan, bijvoorbeeld omdat HC er geen rechten meer aan had kunnen ontlenen na nalatigheid tot het tijdig aanbieden van een voorgezet contract. Onder de gelding van de huidige wet kan immers aan het beding een zekere werking en geldigheid niet worden ontzegd. Dat betekent echter allerminst dat het ook thans ongewijzigd in stand zou moeten blijven, tot 1 januari 2008 of - zoals Muurmans lijkt te accorderen - tot 1 oktober 2006.
Zelfs als waar is dat Munckhof, de onderneming waar [naam eiseres] voornemens is in dienst te treden, eerder (vóór de faillissementsdatum) met HC onderhandelde over overneming, als [naam eiseres] daar tevens (zijdelings) bij betrokken was, als het voornemen is dat [naam eiseres] bij die onderneming nagenoeg hetzelfde werk gaat doen dat zij eerder een jaar lang bij HC deed en als zij ook thans nog (20 maanden later) nut zou kunnen hebben van kennis van producten en relaties die zij tot 1 januari 2005 bij HC heeft opgedaan, rechtvaardigt dit allemaal niet om haar in het belang van de boedel (of beter: van [naam directeur] althans Zorgvakanties) nog langer dan tot 1 augustus 2006 te knevelen. De kantonrechter zal in het kader van een volle afweging van de belangen van boedel en ex-werkneemster het beding gedeeltelijk vernietigen door er iedere werking ingaande 1 augustus 2006 aan te ontzeggen. Met name kan niet volgehouden worden dat de curator er rechtens tegenover [naam eiseres] ook nu nog aanspraak op kan maken dat zij zich in het belang van het ongestoord doen uitbrengen van een nieuwe reisfolder door Zorgvakanties tot 1 oktober 2006 onthoudt van werken voor Munckhof, zelfs als dit betekent dat zij de folders van deze concurrente voor het nieuwe reisseizoen mede gaat ontwerpen, redigeren of inspireren. Het belang van bescherming van het debiet van Zorgvakanties voor zover dat ook de curator van de failliete boedel raakt kan in alle redelijkheid zo ver niet gaan. Omdat [naam eiseres] slechts in voorwaardelijke zin en meer subsidiair een vergoeding heeft gevorderd in geval van een andere uitkomst per 1 augustus 2006 en omdat gesteld noch gebleken is dat [naam eiseres] ernstig nadeel heeft ondervonden van het feit dat zij tot 1 augustus 2006 buiten de reissector heeft gewerkt (heeft moeten werken), ziet de kantonrechter geen grond tot veroordeling van de curator om [naam eiseres] deswege voor de duur van de beperking een vergoeding te betalen.
Bij deze uitkomst van de procedure moet Muurmans als in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en dus worden verwezen in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot dusver te begroten op in totaal € 1.089,87.
3. BESLISSING
De kantonrechter:
vernietigt, althans matigt het tussen Holiday Care B.V. (Mara B.V.) als werkgeefster en [naam eiseres] als werkneemster op 5 november 2003 schriftelijk (artikel 5 van de arbeidsovereenkomst) afgesproken non-concurrentiebeding in die zin, dat het geacht moet worden zijn werking per 1 augustus 2006 te hebben verloren;
veroordeelt Muurmans tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.089.87, waarin begrepen een bedrag van € 900,= aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van woensdag 30 augustus 2006.