ECLI:NL:RBMAA:2006:AY7905
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad door ex-werknemer tegen ex-directeur
In deze zaak vorderde een ex-werknemer schadevergoeding van zijn ex-directeur op basis van een vermeende onrechtmatige daad. De vordering was ingesteld op 14 oktober 2005, waarbij de eisende partij zich beriep op een verklaring die de gedaagde had afgegeven in een eerdere ontbindingsprocedure van de arbeidsovereenkomst. De eisende partij stelde dat deze verklaring grievend en beledigend was, en dat hij hierdoor in zijn eer en goede naam was aangetast. De gedaagde partij verweerde zich door te stellen dat zijn verklaring was gebaseerd op feiten en deskundigenrapportages en dat hij niet de intentie had gehad om de eisende partij te schaden.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat de gedaagde partij geen medische kwalificaties had om een oordeel te vellen over de eisende partij, maar dat zijn verklaring was gegeven in het kader van een gerechtelijke procedure. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet had aangetoond dat er sprake was van een onrechtmatige daad of dat zijn eer en goede naam daadwerkelijk waren aangetast. Bovendien werd opgemerkt dat de eisende partij niet had voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de schade die hij had geleden.
De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de eisende partij in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 19 april 2006 in de Rechtbank Maastricht, waarbij de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet in civielrechtelijke zin verwijtbaar had gehandeld. De uitspraak benadrukte het belang van de context waarin de verklaring was afgegeven en de professionele aard van de betrokkenheid van de gedaagde partij.