ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6998

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112389 / KG ZA 06-272
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Hazen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen door meerderjarige zoon aan ouders na vertrek uit ouderlijke woning

In deze zaak heeft een meerderjarige zoon zijn ouders gedagvaard in kort geding, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld tot afgifte van verschillende goederen die hij als zijn eigendom beschouwt. De zoon had tot begin februari 2006 bij zijn ouders gewoond, maar is daarna zelfstandig gaan wonen. De relatie tussen de zoon en zijn ouders was ernstig verstoord, wat leidde tot een sommatie door de zoon om zijn spullen op te halen. Na een aantal mislukte pogingen om tot een minnelijke oplossing te komen, heeft de zoon zijn ouders gedagvaard. De ouders hebben een aantal goederen aan de zoon teruggegeven, maar de zoon vorderde nog steeds de afgifte van verschillende andere zaken, waaronder meubels, een tv, een stereo-installatie, en persoonlijke bezittingen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de zoon beoordeeld en vastgesteld dat de zoon aannemelijk heeft gemaakt dat bepaalde goederen, zoals de grijze tv, de stereo-installatie, en de ijskast, zijn eigendom zijn en dat de ouders deze aan hem moeten afgeven. De ouders zijn echter niet ontvankelijk verklaard in hun vordering in reconventie, waarin zij de zoon verzochten om de afgifte van een computer en toebehoren, omdat zij niet konden aantonen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft de ouders veroordeeld tot afgifte van de gevorderde goederen op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 23 augustus 2006
Zaaknummer : 112389 / KG ZA 06-272
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[eiser (zoon)],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 31 juli 2006, verweerder in reconventie,
procureur mr. J.J.M. Goumans,
tegen:
1. [gedaagde 1 (vader)],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, sub 1,
procureur mr. E.C.E. Schnackers,
2. [gedaagde 2 (moeder)],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, sub 2,
procureur mr. E.C.E. Schnackers.
1. Het verloop van de procedure
Eiser in conventie, verweerder in reconventie, hierna te noemen: de zoon, heeft gedaagden in conventie, eisers in reconventie, hierna te noemen: de ouders, c.q. de vader dan wel de moeder, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 9 augustus 2006, heeft de zoon gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar met de dagvaarding meebetekende en nog ter terechtzitting overgelegde producties nader heeft doen toelichten. Hij heeft zijn vordering tevens verminderd.
De procureur van de ouders heeft aan de hand van pleitnota een verweer gevoerd en daarbij eveneens verwezen naar op voorhand bij akte overgelegde producties. Vervolgens heeft de procureur de eis in reconventie toegelicht. Dit ook met verwijzing naar de bij genoemde akte op voorhand overgelegde producties.
Partijen hebben daarna in tweede termijn op elkaars stellingen gereageerd.
De ouders hebben daarna met instemming van (de procureur van de) zoon hun vordering verminderd door de in reconventie ingestelde geldvordering in te trekken.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1
De (meerderjarige) zoon heeft tot begin februari 2006, op enkele korte periodes na, bij zijn ouders gewoond. In februari 2006 is de zoon zelfstandig aan de [adres] gaan wonen.
2.2
De verhouding tussen de zoon en zijn ouders is niet goed. De communicatie tussen partijen is daardoor ernstig verstoord geraakt.
De zoon heeft zich tot zijn procureur gewend en deze heeft bij aangetekende brief van 13 juli 2006 de ouders geschreven: 'In uw woning staan een aantal zaken die persoonlijk eigendom zijn van cliënt en/of die strekken tot zijn persoonlijk gebruik. Hij heeft u gevraagd om deze te mogen weghalen om deze over te brengen naar zijn huidige woning. U heeft aanvankelijk toegezegd daaraan mee te werken, maar die toestemming op het laatste moment weer ingetrokken omdat u wilt dat hij “eerst komt praten”. Cliënt heeft de balans opgemaakt van eerdere gesprekken met u. Op basis daarvan voelt hij niets voor een nieuw gesprek, maar wil hij enkel “zijn spullen” hebben om zelf zijn leven verder inhoud te geven.
Bij deze brief is een lijst gevoegd van de zaken die cliënt uit uw woning wil halen.
Ik verzoek u om mij binnen vier dagen na dagtekening dezes schriftelijk te bevestigen dat u die zaken zult meegeven als cliënt deze komt halen (....).
Het bovenstaande verzoek, dient u, voor zover wettelijk vereist, te beschouwen als een sommatie in de zin van de Wet. Bij gebreke van tijdige reactie binnen de termijn van vier dagen acht cliënt zich vrij om zonder verdere vooraankondiging nadere stappen te ondernemen om zijn zaken weer in bezit te krijgen '.
2.3
Bij brief van 20 juli 2006 deelt de procureur van de zoon aan de ouders mede dat zij niet op de brief van 13 juli jongstleden hebben gereageerd, maar dat de zoon, alvorens zijn ouders in kort geding te dagvaarden, nog één poging wil doen om langs minnelijke weg tot resultaat te komen. Namens de zoon stelt de procureur de ouders voor om op maandag 24 juli 2006 te zijnen kantore deze kwestie te bespreken en stelt dat in dat gesprek ook andere zaken aan de orde kunnen komen.
2.4
De ouders hebben niet gereageerd.
Nadat de dagvaarding met daaraan gehecht een lijst van de zaken waarvan de zoon afgifte vordert, op 31 juli 2006 aan de ouders is betekend, hebben de ouders op vrijdag vier augustus 2006 een aantal van de gevorderde zaken ten kantore van de procureur bezorgd.
2.5 de (verminderde) vordering in conventie:
Stellende dat hij van de reeds afgegeven zaken geen afgifte meer vordert en zeggende dat hij intussen een aantal zaken zelf heeft aangeschaft of van derden heeft gekregen, vermindert de zoon zijn vordering dienaangaande en vordert hij thans nog afgifte van de navolgende zaken:
- een witte klerenkast; - een witte boekenkast plus inhoud;
- witte bureaula’s plus inhoud; - een grijs bureau;
- een leren bank; - een grijze tv, een stereo-installatie en een tv-plank;
- een vloerkleed; - een ijskast;
- een grote witte magnetron; - alle (nog niet afgegeven) kleding plus motorhelm;
- een groene kluis; - alle film- en kuifje-posters plus lijsten;
- een bokszak met handschoenen; - de verzameling automodellen.
Het een en ander met een voorziening omtrent de kosten van de procedure als naar recht.
De vordering wordt door de ouders weersproken, waartoe wordt verwezen naar de in het geding gebrachte pleitnota.
2.6 De (verminderde) vordering in reconventie:
Stellende dat de zoon een in eigendom aan de ouders toebehorende computer met daarbij horende accessoires en een bijbehorend beeldscherm op onrechtmatige wijze in bezit heeft genomen, vorderen de ouders om de zoon te veroordelen tot afgifte van de computer met toebehoren en het beeldscherm, zoals weergegeven op de als productie 1 overgelegde facturen, een en ander binnen 24 uur na betekening van dit vonnis en zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1,50 per dag of dagdeel dat hij daarmee in gebreke blijft.
De procureur van de zoon heeft in zijn overgelegde aantekeningen gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering.
3. De beoordeling
3.1 In conventie en in reconventie:
Met betrekking tot de over en weer ingestelde vorderingen merkt de voorzieningenrechter allereerst op dat zij, nu de behandeling van de zaak op woensdag 9 augustus 2006 om omstreeks 13.15 uur is gesloten en nadien door de procureur van de ouders niet om heropening van het debat is gevraagd, geen kennis heeft genomen van de door de moeder van de zoon aan de voorzieningenrechter gerichte brief met producties, gedateerd 11 augustus 2006, welke op 15 augustus 2006 ter griffie is ontvangen.
3.2
In conventie
In hun verweer tegen de vordering tot revindicatie van de hierboven opgevoerde zaken stellen de ouders voorop dat de vader de zaken die daadwerkelijk aan hun zoon toebehoren op vrijdag 4 augustus heeft afgegeven op het kantoor van de procureur van hun zoon. De ouders stellen dat de overige zaken hun eigendom zijn, met uitzondering van de witte magnetron, de bokszak en de verzameling automodellen.
De witte magnetron hebben de ouders reeds enkele jaren geleden aan een schoonzus gegeven, de bokszak is mede-eigendom van de andere zoon en de verzameling automodellen heeft de zoon aan zijn broer geschonken. Zij zijn van mening dat van deze zaken dus geen afgifte gevorderd kan worden.
3.3
De zoon heeft aangevoerd dat de zaken waarvan hij afgifte vordert zijn eigendom zijn.
Voor zover de zaken niet door hem zijn gekocht of gekregen, kan volgens de zoon gesteld worden dat de ouders die zaken destijds aan hem hebben gegeven in het kader van hun wettelijke onderhoudsplicht. Hij is van mening dat de ouders onrechtmatig jegens hem handelen door te weigeren de gevorderde zaken aan hem af te geven. Dit is volgens de zoon temeer het geval nu de ouders bedoelde zaken ook niet zelf gebruiken en die zaken overigens ook niet voor eigen gebruik hebben bestemd. De ouders hebben derhalve geen belang bij het achterhouden van de bedoelde zaken.
3.4
Het door de zoon bij zijn vordering tot revindicatie gestelde spoedeisend belang, ligt, mede gezien de omstandigheden waarin hij verkeert, naar het oordeel van de voorzieningenrechter opgesloten in de aard van de zaak.
3.5
De voorzieningenrechter stelt in verband met het door de ouders gevoerde verweer voorop dat het standpunt van de zoon dat alle zaken die hij als tiener of jong volwassene in de woning van zijn ouders heeft mogen gebruiken daardoor zijn eigendom zijn (geworden) in zijn algemeenheid niet juist is. Het hangt van de bedoelingen van partijen en voorts van eventueel met betrekking tot die zaken gewekte indrukken af of aangenomen kan worden dat een bepaalde roerende zaak die door de ouders is aangeschaft, vervolgens aan het kind is geschonken dan wel enkel aan het kind in gebruik is gegeven.
In verband met het feit dat de verstandhouding tussen de zoon en de ouders ernstig is verstoord, maakt deze zojuist omschreven vooropstelling in samenhang met het door de ouders gevoerde verweer het nodig dat ter zake de van zijn ouders gevorderde zaken in juridische zin wordt nagegaan of de zoon aannemelijk heeft gemaakt dat die opgeëiste zaken als zijn eigendom kunnen worden beschouwd, terwijl het voor de hand ligt dat onder andere omstandigheden deze kwestie anders, in elk geval niet puur juridisch zou worden benaderd en afgedaan.
3.6 De witte klerenkast, de witte boekenkast, de witte bureaula’s en het grijze bureau.
3.6.1
Met betrekking tot de witte klerenkast, de witte boekenkast, de witte bureaula’s en het grijze bureau stellen de ouders dat er vanuit gegaan moet worden dat die zaken indertijd door hen zijn aangeschaft en ook aan hen zijn geleverd. Volgens hen ligt dat voor de hand nu de zoon op het moment van aanschaf van die zaken nog geen inkomsten had. Deze zaken zijn aan de zoon in gebruik afgestaan, maar zij zijn eigendom van hen gebleven.
3.6.2
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de zoon deze stelling niet, althans niet genoegzaam weerlegd, zodat dit onderdeel van zijn vordering niet toegewezen kan worden.
3.6.3
De zoon heeft bij de boekenkast en de bureaula’s ook de afgifte van de zich in die meubelstukken bevindende inhoud gevorderd.
In reactie op de stelling van de vader dat de ouders op 4 augustus 2006 de zich in die meubelstukken bevindende inhoud al op kantoor van zijn procureur hebben afgegeven, heeft de zoon aangevoerd dat hij niet alles heeft ontvangen en dat hij onder meer nog een wit foto-album mist.
De vader heeft hierop gesteld dat de zich in genoemde meubelstukken bevindende inhoud is afgegeven, maar dat in de kelder van de woning nog een groot aantal zaken van de zoon liggen.
3.6.4
Nu in de met de dagvaarding meebetekende lijst geen nadere omschrijving van de inhoud van deze meubelstukken is gegeven en ook daarin niet gesproken wordt over een foto-album, is dit onderdeel van de vordering te onbepaald en kan daarom niet worden toegewezen.
3.6.5
Dit neemt niet weg dat, nu de vader heeft aangevoerd dat er zich in de kelder van de woning nog een aantal stukken van de zoon bevinden, deze buiten deze procedure om aan hem afgegeven kunnen worden.
3.7 de leren bank.
3.7.1
De zoon heeft gesteld dat hij eerder een dergelijke bank heeft gehad en dat die vanwege de ouderdom is weggedaan. In plaats daarvan heeft hij daarna deze bank van zijn ouders gekregen om daarmee zijn kamer in de woning van zijn ouders te meubileren.
3.7.2
De ouders hebben gesteld dat de bewuste bank in gebruik is bij hun andere zoon. De ouders onderstrepen deze stelling met de woorden dat wanneer in het ouderlijk huis werd gezegd: ”dat krijg je” daarmee steeds werd bedoeld: “Je krijgt dat in bruikleen”.
3.7.3
Nu de zoon deze stelling niet op afdoende wijze heeft weerlegd, moet er vanuit gegaan worden dat deze bank indertijd door de ouders aan (één van) de kinderen ter beschikking is gesteld. Hiervan uitgaande en gezien het hierboven onder 3.4 overwogene, kan de gevorderde afgifte van deze bank niet worden toegewezen.
3.8 De grijze tv, een stereo-installatie en een tv-plank.
3.8.1
Met betrekking tot de tv stelt de zoon dat hij deze van zijn oma cadeau heeft gekregen. Meer specifiek stelt hij dat hij die tv in de winkel heeft uitgezocht en dat die, nadat zijn oma die had betaald, aan hem is afgeleverd. De zoon stelt aanvullend dat die tv dus zijn eigendom is.
In zake de stereo-installatie stelt de zoon dat hij die van zijn eigen geld heeft gekocht en dat de installatie in de radiozaak vervolgens door hem in ontvangst is genomen en mee naar huis is genomen. Uit dien hoofde behoort deze installatie hem in eigendom toe.
Volgens de zoon geldt dat ook voor de tv-plank, nu die destijds in zijn kamer is aangebracht om daarop de tv te plaatsen.
3.8.2
De ouders hebben erkend dat de zoon de tv via zijn oma heeft gekocht.
De ouders stellen dat de zoon de stereo-installatie heeft gekocht van hun geld en deze installatie daarom eigendom van de familie is. De tv-plank kan de zoon niet toebehoren nu hij heeft getracht die van de muur te rukken.
3.8.3
Op grond van hetgeen over en weer met betrekking tot de tv is gesteld, moet worden aangenomen dat deze in eigendom toebehoort aan de zoon en deze dus aan hem moet worden afgegeven. De ouders zullen daarom tot afgifte worden veroordeeld. Dit geldt ook voor de tv-plank, nu aannemelijk is dat deze plank specifiek bestemd was om de tv hierop te plaatsen.
Met betrekking tot de stereo-installatie is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze in eigendom aan de zoon toebehoort nu vaststaat dat deze door hem is gekocht en ontvangen. Niet aannemelijk is geworden dat de installatie gekocht is met geld van de ouders èn dat het de bedoeling was dat de zoon deze installatie voor de familie kocht.
3.9 Een vloerkleed.
3.9.1
De zoon stelt dat hij dit vloerkleed heeft gekregen toen zijn kamer in het nieuwe huis van zijn ouders is ingericht.
De ouders betwisten dit en stellen dat dit vloerkleed eigendom is van de onderneming van de vader: [naam bedrijf]. Dat het vloerkleed al geruime tijd in het woonhuis ligt en feitelijk door allen in huis wordt gebruikt, onderstreept volgens de ouders dat de zoon dit vloerkleed niet als zijn eigendom kan beschouwen.
3.9.2
Nu de zoon dat verweer tegen de gevorderde afgifte niet op afdoende wijze heeft weerlegd, kan ook dit onderdeel van zijn vordering niet worden toegewezen. De enkele omstandigheid dat dit vloerkleed op de kamer van de zoon heeft gelegen betekent niet dat de zoon dat ook gekregen heeft en daarvan eigenaar is geworden.
3.10 De ijskast.
3.10.1
De zoon voert aan dat hij die ijskast al in 2003 heeft meegekregen van zijn ouders.
De ouders hebben daarop ter zitting aangevoerd dat de ijskast ter beschikking is gesteld en dat deze door [naam bedrijf] is aangeschaft.
3.10.2
Uit hetgeen hierboven onder 3.8.3 is overwogen moet worden opgemaakt dat voor het kunnen aannemen van eigendom van een zaak het aanschaffen en betalen daarvan niet maatgevend is. De ouders hebben niet betwist dat de ijskast in 2003 al aan de zoon is meegegeven toen hij op kamers is gaan wonen. Op grond daarvan en op grond van het feit dat de ouders niet aannemelijk hebben gemaakt dat de ijskast aan [naam bedrijf] toebehoort, moet worden aangenomen dat de zoon toen hij op kamers ging wonen de ijskast van zijn ouders heeft geschonken gekregen. Dit maakt dat de zoon de ijskast kan opvorderen van zijn ouders.
3.11 De grote witte magnetron.
3.11.1
De zoon stelt dat hij deze magnetron heeft gekregen van zijn tante.
De ouders zeggen dat die magnetron niet meer aanwezig is.
3.11.2
De zoon heeft nog aangevoerd dat er nog twee magnetrons staan.
Nu de zoon in de dagvaarding en in zijn ter zitting overgelegde aantekeningen afgifte vordert van een grote witte magnetron en de ouders ter zitting hebben aangegeven dat die er niet meer is, is er in kort geding geen ruimte om te onderzoeken of dat daadwerkelijk het geval is. De gevorderde afgifte van deze magnetron moet derhalve worden afgewezen.
3.12 Alle nog niet afgegeven kleding, plus de motorhelm.
3.12.1
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat de zoon met deze vordering tracht de zich nog in de woning van zijn ouders bevindende motorkleding in bezit te krijgen.
De ouders stellen dat alle kleding is teruggegeven, behalve de motorkleding. Volgens de vader is de motorkleding van hem en de beide zonen samen.
De zoon betwist dit en stelt dat de motorkleding hem toekomt. Ter onderbouwing van zijn stelling voert de zoon aan dat de vader bij de aanschaf van de motorkleding wel aanwezig is geweest, maar dat hij (voorzieningenrechter: de zoon) deze kleding in de winkel heeft gepast en dat die vervolgens aan hem is geleverd nadat hij zijn keuze had gemaakt. In het verlengde hiervan voert de zoon nog aan dat zijn broer niet op een motor durft te rijden en dat bij zijn weten zijn vader al meer dan tien jaar geen motor meer gereden heeft.
3.12.2
Op grond van hetgeen over en weer is gesteld ter zake de motorkleding en de motorhelm, de vader niet heeft betwist dat de andere zoon niet op de motor durft te rijden en hijzelf ook al vele jaren geen motor heeft gereden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk geworden dat de zoon deze kleding en de motorhelm heeft gekregen en deze hem in eigendom toebehoren. De ouders dienen deze kleding en helm dus aan de zoon af te geven. De hierop ziende vordering moet dus worden toegewezen.
3.13 De groene kluis.
3.13.1
Met betrekking tot deze kluis heeft de zoon gesteld dat hij deze kluis van zijn opa heeft gekregen en al in zijn bezit heeft sinds zijn opa is overleden. Dat is ongeveer zes à zeven jaar geleden. Hij heeft ook de sleutel van de kluis in zijn bezit.
De ouders hebben bevestigd dat hij de kluis al vanaf het overlijden van zijn opa heeft. Zij zijn van mening dat dit evenwel niet maakt dat de zoon de kluis kan opeisen.
3.13.2
Nu de zoon de kluis in bezit heeft sinds zijn opa circa zes jaren geleden is overleden acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de zoon de kluis van zijn opa heeft gekregen en hem toekomt. De vordering tot afgifte van de kluis wordt daarom toegewezen.
3.14 Alle film en kuifje-posters plus lijsten
3.14.1
De zoon stelt dat hij al vanaf zijn vroege jeugd gek van kuifje is geweest en dat hij soms al zijn (zondags)geld opmaakte om alles wat over kuifje op de markt kwam te kopen. Hij stelt dat hij feitelijk veel te veel spullen van en over kuifje heeft aangeschaft om daarmee zijn kamer in te richten en aan te kleden.
De ouders hebben gesteld dat zij deze artikelen samen met de kinderen hebben gekocht toen ze samen in Parijs zijn geweest. Zij beamen dat daarmee de kamer is ingericht en aangekleed. Zij zijn evenwel van mening dat die spullen in de kamer in hun woning horen te blijven.
3.14.2
Uit hetgeen beide partijen hebben aangevoerd maakt de voorzieningenrechter op dat het hier gaat om roerende zaken.
De ouders hebben niet weersproken dat hun zoon vanaf zijn vroege jeugd een fan van kuifje is. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat wanneer zich onder deze spullen zaken bevinden die niet door de zoon zelf zijn aangeschaft, op grond van het over en weer gestelde vermoed kan worden en daarmee dan ook aannemelijk is dat deze zaken zijn aangeschaft om de zoon een plezier te doen en dat die posters en wat dies meer zij dus na aanschaf aan hem cadeau zijn gedaan.
Dit impliceert dat hij van deze zaken afgifte kan vorderen en deze vordering toegewezen moet worden.
3.15 De bokszak met handschoenen.
3.15.1
De zoon heeft aangevoerd dat hij deze zaken zelf heeft aangeschaft en dat die ook aan hem zijn geleverd.
De ouders hebben aangegeven dat de zoon deze bokszak samen met zijn andere broer gebruikt.
3.15.2
Er is door de ouders niet gesteld dat deze bokszak door hen is aangeschaft en betaald en/ of dat die aan hun is geleverd. Het enkele feit dat die bokszak en handschoenen ook wel eens door de broer worden gebruikt, maakt niet dat daarmee het door de zoon gestelde eigendomsrecht op de zak komt te vervallen.
Nu die bokszak en handschoenen nog niet aan de zoon ter hand zijn gesteld, moet de vordering tot afgifte daarvan worden toegewezen.
3.16 Een verzameling automodellen.
3.16.1
De zoon stelt dat hij de tot de verzameling behorende modellen zelf heeft aangeschaft en dat hij deze verzameling aan zijn broer in bruikleen heeft gegeven.
De ouders stellen dat de zoon de verzameling aan zijn broer heeft geschonken.
3.16.2
Uit de stelling van de zoon volgt dat de ouders niet de feitelijke macht over de verzameling hebben maar dat hun andere zoon het bezit van de verzameling heeft
Deze andere zoon is niet in de procedure betrokken. Ook is niet gesteld dat, in geval deze zoon nog minderjarig is, of de ouders namens hem in rechte kunnen optreden.
Voorshands oordelend maakt dit, mede gezien het bepaalde in artikel 3:111 BW dat wanneer de broer de verzameling automodellen niet eigener beweging aan de zoon wil teruggeven, de zoon zijn broer in rechten moet betrekken. Zijn aan het adres van de ouders gerichte vordering tot afgifte kan onder de omstandigheden zoals die thans zijn geschetst derhalve niet worden toegewezen.
3.17
De zoon heeft gevorderd om aan de veroordeling tot afgifte een dwangsom te verbinden.
De ouders verzoeken die vordering af te wijzen dan wel een lagere dwangsom dan € 100,-- per dag toe te wijzen, aangezien dit bedrag in geen verhouding staat tot de waarde van de goederen.
Een veroordeling tot betaling van een dwangsom moet worden gezien als een indirect executiemiddel en is zodoende een drukmiddel op de schuldenaar om hem te bewegen de tegen hem uitgesproken hoofdveroordeling na te komen. Die veroordeling heeft dus een bijkomend karakter en hoeft daarom in de onderhavige zaak niet gerelateerd te worden aan de waarde van de roerende zaken die afgegeven moeten worden. De voorzieningenrechter zal daarom het bedrag dat per dag verbeurd kan worden handhaven, maar acht wel termen aanwezig om het totaal bedrag dat aan dwangsommen verbeurd kan worden aan een maximum te binden. Dit maximum zal in het dictum worden bepaald.
4. In reconventie
4.1
De ouders stellen dat de in reconventie gevorderde computer met toebehoren door hun zoon onrechtmatig in bezit is genomen. Uit de overgelegde factuur van Fenmar Computer Systems van 5 februari 2005 blijkt immers dat deze computer toen aan [naam bedrijf] is verkocht en geleverd. Uit de factuur van [naam bedrijf] aan de vader van 6 augustus 2006 blijkt volgens de ouders vervolgens dat [naam bedrijf] de computer aan de vader heeft verkocht en geleverd. De computer hoort derhalve in eigendom toe aan de vader.
4.2
De zoon stelt voorop dat de ouders, na intrekking van hun geldvordering, ook wat betreft hun resterende vordering tot revindicatie van de computer niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Dit omdat zij hun zoon nooit hebben gemaand en/of in gebreke hebben gesteld ter zake deze computer. Los hiervan stelt de zoon dat de vordering ook niet kan worden toegewezen, nu niet gesteld of gebleken is van een spoedeisend belang bij de vordering.
4.2.1
Subsidiair stelt de zoon dat de op 6 augustus 2006 met de hand uitgeschreven factuur van [naam bedrijf] aan vader niet de weergave is van een transactie die werkelijk heeft plaatsgevonden. Wat daar ook van zij, er heeft in elk geval geen levering van de computer door [naam bedrijf] aan de vader plaatsgevonden volgens de zoon.
De zoon merkt verder nog op dat hij de computer zelf helemaal heeft opgebouwd, geconfigureerd en geïnstalleerd. Dit maakt dat hem een vergoeding voor die werkzaamheden toekomt en zolang de ouders niet bereid zijn die vergoeding te voldoen, hij een terughoudingsrecht heeft.
Met betrekking tot het bij de computer horend beeldscherm, stelt de zoon als verweer dat hij dit aan de ouders heeft betaald. Zulks uit gelden die hij van derden heeft ontvangen voor het bouwen van websites voor deze derden.
4.3
Het spoedeisend belang is niet gesteld. Nu dit een vereiste is om door de voorzieningenrechter te worden ontvangen en dit tevens als vereiste geldt om de verlangde voorziening te kunnen toewijzen, moeten de ouders niet ontvankelijk verklaard worden in hun (resterende) vordering tot afgifte van de computer met toebehoren.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat nu niet aannemelijk is geworden dat de ouders feitelijk eigenaar van de computer met toebehoren zijn, ook om die reden de vordering niet zou zijn toegewezen.
4.5
In conventie en in reconventie
Op grond van het feit dat partijen bloedverwanten zijn, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd op de wijze zoals hierna in het dictum zal worden bepaald.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie
Veroordeelt de ouders ieder voor zich en gezamenlijk om uiterlijk binnen 24 uren na betekening van dit vonnis aan de zoon af te geven:
• de grijze tv;
• de tv-plank;
• een stereo-installatie;
• een ijskast;
• alle nog niet afgegeven kleding, waaronder de motorkleding met motorhelm;
• de groene kluis;
• alle film en Kuifje-posters plus lijsten;
• de bokszak met handschoenen;
een en ander op verbeurte van een dwangsom door ieder van de ouders van € 100,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de ouders nalatig mochten blijven aan deze veroordeling te voldoen;
bepaalt dat de ouders in voorkomend geval niet meer dan in totaal een bedrag ad € 3.000,-- aan dwangsommen kunnen verbeuren;
wijst af de meer of anders gevorderde voorzieningen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun vordering;
In conventie en in reconventie
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hazen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
LD