RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700091-06
Datum uitspraak: 16 juni 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [woonadres verdachte].
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 06 februari 2006 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, de Koumenweg, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen
- een portemonnee en/of een pinpas en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een fiets (damesfiets, kleur groen) en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
- een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een fiets (ATB, kleur blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of
een pinpas en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een fiets (damesfiets, kleur
groen) en/of een pakje shag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en/of
- [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Nokia) een fiets (ATB, kleur blauw), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welk e bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- de door die [naam slachtoffer 1] bestuurde fiets heeft/hebben vastgepakt en/of die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben belemmerd om verder te fietsen en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Heb je geld" en/of "Geef je beurs aan mij" en/of "Wat is je pincode" en/of "Wat heb je bij je" en/of "Heb je een telefoon bij je" en/of
- die [naam slachtoffer 1] (met gebalde vuist) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Geef
me jouw fiets" en/of "Geef je gsm" en/of
- de kleding van die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben betast en/of doorzocht en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft/hebben geduwd;
2.
hij
op of omstreeks 6 februari 2006 in de gemeente Heerlen meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met voornoemd oogmerk meermalen, althans eenmaal, (telkens) een bankpas op naam van [naam slachtoffer 1] in een of meer geld-/pinautoma(a)t(en) heeft ingevoerd en/of (vervolgens) (telkens) een pincode, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij
op 06 februari 2006 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, de Koumenweg, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
- [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en een pinpas en een mobiele telefoon (merk Samsung) en een fiets (damesfiets, kleur groen) en een pakje shag toebehorende aan die [naam slachtoffer 1], en
- [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Nokia) en een fiets (ATB, kleur blauw), toebehorende aan die [naam slachtoffer 2],
welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders meermalen
- de door die [naam slachtoffer 1] bestuurde fiets hebben vastgepakt en die [naam slachtoffer 1] en
[naam slachtoffer 2] hebben belemmerd om verder te fietsen en
- aan die [naam slachtoffer 1] hebben toegevoegd de woorden: "Heb je geld" en "Geef je beurs aan mij" en "Wat is je pincode" en "Wat heb je bij je" en "Heb je een telefoon bij je" en
- die [naam slachtoffer 1] (met gebalde vuist) hebben geslagen en/of gestompt en
- aan die [naam slachtoffer 2] hebben toegevoegd de woorden (van de strekking): "Geef me jouw
fiets" en "Geef je gsm" en
- de kleding van die [naam slachtoffer 2] hebben betast en
- die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben geduwd;
2.
hij
op 6 februari 2006 in de gemeente Heerlen meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 1], en dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met voornoemd oogmerk meermalen een bankpas op naam van [naam slachtoffer 1] in geld-/pinautomaten hebben ingevoerd en vervolgens een pincode, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, hebben ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte heeft drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog en vast gerechtelijk deskundige een psychologisch onderzoek verricht naar de persoonlijkheid van verdachte en heeft mevrouw G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte.
Beide deskundigen hebben van hun onderzoek een rapport opgemaakt, gedateerd 16 mei 2006 respectievelijk 15 mei 2006.
Het rapport van de psycholoog vermeldt als beantwoording van de vraagstelling:
In de persoonlijkheidsstructuur van betrokkene worden overwegend afhankelijke kenmerken gevonden, die zich in de toekomst zouden kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast werd er zwakbegaafdheid vastgesteld. Er is dus sprake van een gebrekkige ontwikkeling van betrokkene’s geestvermogens.
Ten tijde van het tenlastegelegde was die gebrekkige ontwikkeling evenzo aanwezig.
Het tenlastegelegde... kan verklaard worden vanuit deze gebrekkige ontwikkeling.
Door de gebrekkige ontwikkeling beschikt betrokkene niet over een intern referentiekader waarin hij zijn motieven tot handelen kan toetsen. Daarmee is hij beïnvloedbaar en omgevingsafhankelijk. Het is voor betrokkene niet goed mogelijk om de gevolgen van zijn handelen te overzien en die te rekenen tot de eigen verantwoordelijkheid.
Gelet op bovenstaande overwegingen is het te adviseren om het tenlastegelegde...in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
De psychiater vermeldt in haar rapport als beantwoording van de vraagstelling:
Bij onderzochte is sprake van antisociaal gedrag op basis van een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling en zwakke cognitieve toerusting. Er is sprake van een chronische stoornis waaraan aanlegfactoren...ten grondslag liggen. Er is aldus sprake van zowel een gebrekkige als een gestoorde ontwikkeling van de geestvermogens.
...
In de combinatie van de gestoorde impulsregulatie, de gemakkelijke beïnvloeding en zijn reactiestijl toont onderzochte een handelingspatroon waarbij de gevoelens en impulsen niet afdoende kunnen worden afgeweerd en vervolgens worden uitgeleefd in de buitenwereld. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van onderzochte beïnvloedt zijn gedragskeuzen; de impulsiviteit, het gebrek aan controle over zijn impulsen brengen hem in ongewenste situaties. Tijdens het hem tenlastegelegde toont onderzochte vervolgens geen belangstelling te hebben voor (eventuele) gevoelens van de ander en de algemene gevolgen van dien.
Gezien het bovenstaande zou het tenlastegelegde...hem in verminderde mate moeten worden toegerekend en dient onderzochte als verminderd toerekeningsvatbaar te worden geadviseerd.
De rechtbank verenigt zich geheel met de in het rapport gegeven conclusie omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze mitsdien tot de hare.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot het voorwaardelijk opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zal worden behandeld in een ortho-psychiatrische instelling, bij voorkeur in de afdeling “Dichterbij” te Oostrum van de GGZ-groep Noord en Midden Limburg én begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en dat met een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis kan worden volstaan. Voorts pleit zij voor de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging dan wel met verlenging van de proeftijd met een jaar.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsvrouwe namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving en met het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is. Tenslotte heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed en schade teweeg heeft gebracht bij beide slachtoffers. Verdachte heeft met twee anderen ruzie met de beide slachtoffers uitgelokt, waarna één van de slachtoffers is geslagen en beiden op gewelddadige wijze zijn toegesproken. Daarna werden de slachtoffers gedwongen hun spullen af te geven. Verdachte speelde zowel bij het bedenken van het plan om iemand te overvallen als bij de uitvoering hiervan een belangrijke rol. Hij was degene die lichamelijk geweld tegen een van de slachtoffers gebruikte. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het intelligentieniveau van verdachte.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De psycholoog Zwegers vermeldt in zijn rapport:
Gezien het delictgedrag in het verleden, gecombineerd met betrokkene’s verstandelijke beperking, de sterke beïnvloedbaarheid en de omgevingsafhankelijkheid, alsmede de neiging tot drugsgebruik is de kans aanwezig dat betrokkene tot recidive zal komen.
Betrokkene was nog in de proeftijd in verband met een voorwaardelijk strafdeel dat naar aanleiding van een eerder delict werd opgelegd. ...... is het duidelijk dat het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd, niet volstaat om recidive te voorkomen.
De psycholoog adviseert –zakelijk weergegeven- om betrokkene de maatregel van PIJ voorwaardelijk op te leggen en met als bijzondere voorwaarde plaatsing in een instelling die gespecialiseerd is in de behandeling van delinquente jongeren met verstandelijke beperkingen. Concreet denkt de psycholoog aan de afdeling “Dichterbij” te Oostrum, onderdeel van de GGZ-groep Noord en Midden Limburg.
De kinder- en jeugdpsychiater Broekman vermeldt in haar rapport:
Onbehandeld is de recidivekans ...groot.
Feitelijk is een (ortho-)psychiatrische behandeling, gericht op versterking van eerder genoemde egofuncties en integratieve functies middels een gedragsmatige aanpak, afgestemd op zijn cognitieve mogelijkheden, waarbij wellicht medicatie ondersteunend kan werken, geïndiceerd.
...
Rapporteur is van mening dat het aanbrengen van structurele veranderingen, die bij onderzochte noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verkleinen, in feite slechts middels een intensieve klinische behandeling mogelijk zijn.
...
Een op cognitief niveau aansluitende structurerende behandeling, gericht op het individu, waarin eventueel ook zijn ouders worden betrokken is geïndiceerd. Een dergelijke aanpak binnen een forensische klinische behandelafdeling voor jongeren is daarbij in feite wenselijk. Als strafrechtelijk kader adviseert rapporteur dit via een opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel te laten plaatsvinden. Voornoemde behandeling binnen de afdeling “Dichterbij” te Oostrum, de betreffende behandelafdeling van de GGZ-groep Noord en Midden Limburg in het voorwaardelijk deel, acht rapporteur een passende optie.
Dhr. Van den Broek, jeugdreclasseerder bij Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vermeldt in zijn rapport d.d. 24 mei 2006 -zakelijk weergegeven- dat hij zich onthoudt van een strafadvies omdat hij eerst sinds 13 april 2006 in deze zaak zit en omdat hij de uitslag van de door de FPD opgemaakte dubbelrapportage niet weet.
Gezien de inhoud van bovenvermelde rapporten van de psycholoog en de psychiater en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig het advies van deze deskundigen op te volgen.
Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen maatregel zal de rechtbank de in de beslissing nader te noemen bijzondere voorwaarde stellen.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake de GSM-Samsung, de niet door de verzekering vergoede tandartskosten, het namaken van de speciale huissleutel en het vervangen slot tuinafsluiting, niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij wel van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 66,- terzake de drie grote strippenkaarten en het vernieuwen van de giropas en nu de verdachte ter zake van dat feit zal worden veroordeeld, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij terzake de fiets zal worden afgewezen, daar de gestelde schade in zoverre ter terechtzitting niet is komen vast te staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op € 500,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake de GSM-Nokia niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij wel van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 39,- terzake de strippenkaart en nu de verdachte ter zake van dat feit zal worden veroordeeld, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Het, met inachtneming van het vorenoverwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij terzake de fiets zal worden afgewezen, daar de gestelde schade in zoverre ter terechtzitting niet is komen vast te staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op € 300,-.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 6 weken jeugddetentie, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de kinderrechter in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch d.d. 7 december 2004, gewezen onder parketnummer 01/044378/04.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77s, 77v, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaar;
- beveelt, dat de opgelegde plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement 's-Hertogenbosch, bureau Eindhoven, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt, eventueel namens deze reclasseringsinstelling uit te voeren door de William Schrikker Stichting, ook wanneer dat inhoudt behandeling in een ortho-psychiatrische instelling zoals bijvoorbeeld op de afdeling "Dichterbij" te Oostrum van de GGZ-groep Noord en Midden Limburg;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 566,- (zegge: VIJFHONDERDZESENZESTIG euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] ter zake de fiets af;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in haar vordering betreffende de GSM-Samsung, de niet door de verzekering vergoede tandartskosten, de nagemaakte speciale huissleutel en het vervangen slot van de tuinafsluiting niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten, door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 566,- (zegge: VIJHONDERDZESENZESTIG euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 566,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 566,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 339,- (zegge: DRIEHONDERDNEGENENDERTIG euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] ter zake de fiets af;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] ten aanzien van de GSM-Nokia in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 339,- (zegge: DRIEHONDERDNEGENENDERTIG euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 339,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 339,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] komt te vervallen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 6 weken, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.E. Elzinga, voorzitter, kinderrechter, mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. M.A.M. van Uum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2006.