ECLI:NL:RBMAA:2006:AX3258

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-411553-05
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en overtreding van de Wegenverkeerswet door verdachte met alcohol op

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 november 2005 in Sittard-Geleen met hoge snelheid op een slachtoffer is ingereden. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet het slachtoffer in gevaar heeft gebracht door met zijn voertuig op hoge snelheid in de richting van het slachtoffer te rijden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol was, met een ademalcoholgehalte van 1030 microgram per liter lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een taakstraf van 228 uren. De rechtbank wees ook een vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 300,- aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de aard en ernst van de feiten, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een strenge straf rechtvaardigden. De verdachte werd ook de rijbevoegdheid ontzegd voor de duur van twee jaar, met een voorwaardelijke schorsing van een jaar.

De rechtbank weigerde de vrijspraak die door de raadsman was bepleit, en oordeelde dat de verklaringen van getuigen en de politiefunctionarissen geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat de opgelegde straffen en maatregelen in overeenstemming waren met de wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/411553-05
Datum uitspraak: 12 mei 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2005, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) op de Rijksweg Zuid met hoge snelheid en/of zonder te stoppen naar links is gereden en/of (vervolgens) met onverminderde snelheid is ingereden op of in de richting van die zich op de rijbaan van die weg bevindende [slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 7 november 2005, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) op de Rijksweg Zuid met hoge snelheid en/of zonder te stoppen naar links is gereden en/of (vervolgens) met onverminderde snelheid is ingereden op of in de richting van die zich op de rijbaan van die weg bevindende [slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 7 november 2005,in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg Zuid, met een snelheid van ongeveer 78 km/h, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/h, in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig en/althans op zodanige wijze en/of zonder te stoppen naar links is gereden en/of (vervolgens) bij nadering van een op die weghelft staande politie-ambtenaar die hem, verdachte, met een zaklantaarn met rode kegel een stopteken gaf, niet is gestopt maar met onverminderde snelheid is ingereden op of in de richting van die politie-ambtenaar dat/waardoor die politie-ambtenaar genoodzaakt was weg te springen teneinde een botsing of aanrijding met het motorrijtuig (personenauto) van verdachte, te voorkomen, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 7 november 2005, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 7 november 2005, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) op de Rijksweg Zuid met hoge snelheid is gereden in de richting van die zich op de rijbaan van die weg bevindende [slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 7 november 2005, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1030 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit en daartoe betoogd, kort samengevat, dat het, gelet op het tijdsbestek waarin een en ander heeft plaatsgevonden, feitelijk onmogelijk is dat verdachte op [slachtoffer] is afgereden of in zijn richting is gereden. Verdachte is immers naar links uitgeweken teneinde deze persoon te kunnen ontwijken en reed vervolgens rechtuit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zowel het slachtoffer [slachtoffer] als drie getuigen hebben verklaard dat verdachte inderdaad eerst naar links is uitgeweken, maar dat verdachte vervolgens weer naar rechts is gereden in de richting van [slachtoffer]. De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig, nu zij alle zijn afgelegd door politiefunctionarissen, die op dat moment deel uit maakten van een team belast met snelheids- en alcoholcontroles.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit voor hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Hiertoe heeft hij betoogd, zakelijk weergegeven, dat uit het dossier niet duidelijk is wat met de term “kennisoverdracht” wordt bedoeld en of de zogenaamde 20-minuten-termijn wel in acht is genomen.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe het volgende. De term “kennisoverdracht” is voldoende feitelijk. Bovendien blijkt uit een zich in het dossier bevindende mutatie dat de verbalisant die het betreffende alcoholonderzoek heeft uitgevoerd, deel uitmaakte van het team dat toen de snelheids- en alcoholcontrole uitvoerde. Voorts zijn in het dossier voldoende aanknopingspunten te vinden dat de termijn van 20 minuten, als bedoeld in artikel 6 van het Besluit alcoholonderzoeken, in acht is genomen.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de strafbare feiten die moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 zal worden veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren en een leerstraf voor de duur van 28 uur en
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank voor wat betreft het feit onder 1 primair voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer], [adres slachtoffer], zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij voornoemd door het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 300,- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES MAANDEN;
- beveelt, dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Mondriaan Zorggroep, Justitiële Verslavingszorg Limburg, gevestigd te Sittard, Vijverweg 28, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit
a.een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 200 uren, en
b.een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Taakstraf Alcohol Delinquentie voor de duur van 28 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 114 dagen zal worden toegepast;
- verstaat dat deze taakstraf moet zijn voltooid binnen een jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden;
- ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van TWEE JAREN;
- beveelt dat de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid voor een deel, groot EEN JAAR, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde de voorwaarde niet heeft nageleefd zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres slachtoffer], te betalen een bedrag van € 300,- (DRIEHONDERD EURO);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres slachtoffer], te betalen een bedrag van € 300,- (DRIEHONDERD EURO), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer] voormeld bedrag van € 300,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 300,- heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.L.J. Voogt, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. P.H.J. Diederen, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2006, zijnde mr. P.H.J. Diederen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.