3.3 Voor het geval eiseres in het bewijs van haar stelling slaagt, ligt in de eerste plaats ter beantwoording voor de vraag of, vanwege de aanwezigheid van de onderhavige uitsparing, op grond van het bepaalde in artikel 6:174 lid 1 BW sprake is van een opstal die niet voldoet aan de eisen die daaraan in gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, dat de opstal daardoor gevaar voor personen oplevert en dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt.
3.3.1 De rechtbank zal in dat geval deze vraag positief beantwoorden. De omstandigheden die de rechtbank van belang heeft geacht om tot deze slotsom te komen, zijn de navolgende.
3.3.2 Partijen zijn het erover eens dat ten tijde van het ongeval in de winkel van gedaagde aan beide kanten van de uitsparing een rek was opgesteld. Beide rekken hadden een diepte van 35 centimeter. Het op de overgelegde foto’s zichtbare hek vóór de uitsparing was ten tijde van het ongeval nog niet aanwezig.
Het ongeval heeft zich voorgedaan in een gebouwde onroerende zaak die dienst doet als winkel. Aan een winkel, die naar zijn aard een professioneel doel dient en derhalve bedrijfsmatig wordt gebruikt alsmede voor een ieder toegankelijk is, dienen in het kader van de in acht te nemen algemene veiligheid ten behoeve van het winkelend publiek hoge eisen te worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze eisen niet voldaan.
3.3.3 In een winkel is de aandacht van het winkelend publiek in de eerste plaats gevestigd op daar uitgestalde zaken. Door de aanwezigheid in de onderhavige winkel van een niet-afgeschermde uitsparing in de vloer met een diepte van 24 cm, die zich deels bevindt in de onmiddellijke nabijheid van twee ten behoeve van het winkelend publiek opgestelde rekken op zodanige wijze dat die uitsparing deels tussen die rekken naar voren toe uitsteekt, wordt voor het winkelend publiek een gevaarlijke situatie gecreëerd. Vanwege de door gedaagde gekozen opstelling bevindt de uitsparing zich aldus deels in het looppad van het winkelend publiek, waardoor het gevaar voor vallen en struikelen, met name ook gelet op de diepte van de uitsparing, wordt verhoogd.
3.3.4 Bij bovenstaande vaststelling gaat de rechtbank van het volgende uit. Tijdens de comparitie ter plaatse is de rechtbank gebleken dat, indien rekening wordt gehouden met de diepte van de rekken van 35 centimeter, een deel van de uitsparing tussen de rekken naar voren heeft uitgestoken. In dit verband wijst de rechtbank tevens op het als productie 6 bij dagvaarding in opdracht van de verzekeraar van gedaagde uitgebrachte expertiserapport, waaruit blijkt dat de vloertegels in de winkel van gedaagde een afmeting van 30 cm x 30 centimeter hebben. Voorts verwijst de rechtbank naar de linkerfoto op het als productie 1 bij antwoord overgelegde derde blad, waarop zichtbaar is dat de uitsparing, te rekenen vanaf de muur, circa 2,5 tegels naar voren uitsteekt. Ook hieruit volgt dat de uitsparing ruimschoots, namelijk circa 75 centimeter, naar voren uitsteekt, zodat uitgaande van voornoemde diepte van de rekken, circa 40 centimeter van de uitsparing in het looppad van het winkelend publiek is gelegen.
3.3.5 Onder deze omstandigheden vormt de aanwezigheid van de onderhavige uitsparing in het looppad van het winkelend publiek een gebrek in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW, nu niet is gezorgd voor een adequate afscherming van de uitsparing. Aangezien het gevaar zich ten nadele van eiseres heeft verwezenlijkt, is gedaagde daarvoor op grond van het bepaalde in artikel 6:181 lid 1 BW aansprakelijk.
3.3.6 Eiseres betwist dat de door gedaagde genoemde markeringspunten ten tijde van het ongeval aanwezig waren. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat deze markeringspunten wél aanwezig waren, brengen deze de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien deze, afzonderlijk en in hun onderling verband bezien, gezien in het licht van hetgeen de rechtbank hierboven onder 3.3.3 heeft overwogen niet ertoe leiden dat de winkel voldoet aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen veiligheidseisen. De rechtbank is niet gebleken dat, gelet op de feitelijke toedracht van het ongeval, de uitsparing voor eiseres voldoende zichtbaar was. De aanwezigheid van een blauwe tegel in het midden van de uitsparing onder de doorgang is, voor zover deze tegel vanuit de positie waar eiseres zich bevond al (goed) zichtbaar was, onvoldoende onderscheidend ter benadrukking van een hoogteverschil, te meer nu gedaagde ter comparitie heeft aangegeven dat in totaal ongeveer 30 blauwe tegels op meerdere plaatsen in de vloer van de winkel zijn aangebracht. Het hoogteverschil tussen het plafond en de vloer onder de doorgang alsmede de aanwezigheid van (kunst)licht kunnen evenmin aan het oordeel van de rechtbank afdoen. De plant en de golftas, die in de opvatting van gedaagde aan de zijde van het café stond en derhalve als zodanig vanuit de positie van eiseres niet (goed) zichtbaar was, zullen door winkelend publiek eerder als decoratief worden geduid en hebben in een winkel onvoldoende onderscheidend vermogen als waarschuwing voor hoogteverschillen.