ECLI:NL:RBMAA:2006:AV9073

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 06 / 439
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot bekrachtiging noodverordening burgemeester Onderbanken

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 6 april 2006 uitspraak gedaan over het beroep van zes eisers tegen een besluit van de Commissaris der Koningin in de Provincie Limburg. Dit besluit, genomen op 5 januari 2006, verklaarde het administratief beroep van de burgemeester van de gemeente Onderbanken gegrond en bekrachtigde de noodverordening van deze burgemeester van 2 januari 2006. De eisers, die allen woonachtig zijn in Brunssum, Utrecht en Zeist, hebben op 14 februari 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op 20 maart 2006 de zaak behandeld, waarbij eisers bijgestaan werden door hun advocaat, mr. R.M.J. Schoonbrood.

De noodverordening was ingesteld om de openbare orde en veiligheid te handhaven bij de kap van bomen in een gebied van 6 hectare. De burgemeester had deze noodverordening vastgesteld op basis van artikel 176 van de Gemeentewet, maar de gemeenteraad had deze niet bekrachtigd. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is, omdat het bekrachtigingsbesluit van de Commissaris der Koningin geen zelfstandige rechtsnorm bevat en het beroep zou neerkomen op een rechtstreeks beroep tegen de noodverordening zelf, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet mogelijk is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun beroep, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.F.W. Huinen, in aanwezigheid van griffier mr. E.B.A. Ferwerda. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 06 / 439 GEMWT FEE
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
1. [eiser A] statutair gevestigd te Brunssum,
2. [eiser B], wonende te Brunssum
3. [eiser C], wonende te Brunssum
4. [eiser D], wonende te Utrecht
5. [eiser E], wonende te Zeist
6. [eiser F], wonende te Utrecht
eisers,
tegen
de Commissaris der Koningin in de Provincie Limburg,
te Maastricht, verweerder.
Datum bestreden besluit: 5 januari 2006
Kenmerk: 2006/958
Behandeling ter zitting: 20 maart 2006
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 5 januari 2006 heeft verweerder het administratief beroep van de burgemeester van de gemeente Onderbanken d.d. 4 januari 2006 gegrond verklaard en daarmee de noodverordening van voornoemde burgemeester van 2 januari 2006 bekrachtigd.
Tegen dit besluit hebben eisers bij schrijven van 14 februari 2006 beroep doen instellen bij deze rechtbank.
Eisers hebben de rechtbank doen verzoeken om hun beroep met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld te behandelen, op welk verzoek op
16 februari 2006 positief is beslist.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken alsmede het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eisers gezonden. De inhoud van deze stukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 20 maart 2006 alwaar eisers [B] en [D] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. R.M.J. Schoonbrood, advocaat te Sittard-Geleen. Voor eiseres [A] is verschenen [vertegenwoordiger X], eveneens bijgestaan door mr. R.M.J. Schoonbrood voornoemd. Mr. Schoonbrood is voorts verschenen voor eisers [C,E en F]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. J.M.G. Kievits, mw. mr. M.C. van Spijker, mr. drs. P.E.M. Franssen en mr. M.P.T. Rongen, allen werkzaam bij de Provincie Limburg.
2. Overwegingen
Bij brief van 20 januari 2005 heeft de minister van Defensie aan burgemeester en wethouders van de gemeente Onderbanken verzocht om vrijstelling op grond van artikel 40 van de wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), om het mogelijk te maken in een gebied van 6 ha bomen tot een hoogte van ca 1 meter af te zagen en in een gebied van 14 ha een beperkt aantal bomen af te zagen en een hakhoutbeheersplan uit te voeren om te voorkomen dat de bomen weer te hoog worden.
Op 2 december 2005 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in deze kwestie uitspraak gedaan en sinds die uitspraak bestaat er geen beletsel meer om de bomen in het gebied van 6 ha te kappen.
Sinds duidelijk is geworden dat de bomen in een gebied van 6 ha definitief zouden worden gekapt, is het bos bezet door actievoerders.
Bij besluit van 2 januari 2006 heeft de burgemeester van de gemeente Onderbanken op grond van artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet een noodverordening, gericht op het handhaven van de openbare orde en veiligheid bij de kap van de bomen, vastgesteld. Deze noodverordening is op 4 januari 2006 gepubliceerd in het blad Brunssum Aktueel en is bekend gemaakt via de gemeentelijke website.
Op 4 januari 2006 heeft de burgemeester de noodverordening ter bekrachtiging voorgelegd aan de gemeenteraad van Onderbanken. De gemeenteraad heeft de noodverordening niet bekrachtigd.
Bij schrijven van 4 januari 2006 (verzonden 5 januari 2006) heeft de burgemeester van de gemeente Onderbanken op grond van artikel 176, vierde lid, van de Gemeentewet administratief beroep ingesteld bij verweerder.
Bij het thans bestreden besluit van 5 januari 2006 heeft verweerder het administratief beroep gegrond verklaard en daarmee de noodverordening van de burgemeester van Onderbanken van 2 januari 2006 bekrachtigd.
Tegen dit besluit hebben eisers bij schrijven van 14 februari 2006 beroep doen instellen bij deze rechtbank.
Ter zitting heeft de rechtbank desgevraagd te kennen gegeven niet op voorhand reeds van oordeel te zijn dat de bestuursrechter van de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van het onderhavige beroep.
Thans zal allereerst de vraag dienen te worden beantwoord of de bestuursrechter van de rechtbank wel bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige beroep.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan een belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank tegen een besluit.
Ingevolge artikel 8:2 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen:
a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. een besluit, inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel, en
c. een besluit, inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
Blijkens de bewoordingen en de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:2 van de Awb heeft de wetgever rechtstreeks beroep tegen algemeen verbindende voorschriften en de besluiten die daarmee zo nauw zijn verknoopt, dat beroep tegen deze besluiten zou neerkomen op rechtstreeks beroep tegen de onderliggende algemeen verbindende voorschriften, (vooralsnog) uitdrukkelijk willen uitsluiten.
Tussen partijen is niet in geschil dat de noodverordening van de burgemeester van Onderbanken van 2 januari 2006 een algemeen verbindend voorschrift is.
Verweerders besluit tot bekrachtiging bevat als zodanig geen zelfstandige rechtsnorm, maar vervult een functie ten aanzien van de werking van die noodverordening.
Nu het beroep tegen het bekrachtigingsbesluit van verweerder zou neerkomen op een rechtstreeks beroep tegen de noodverordening zelf, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op één lijn dient te worden gesteld met de in artikel 8:2 onder b en c van de Awb genoemde besluiten.
Om die reden staat geen beroep op de bestuursrechter open tegen het bestreden besluit. Eisers dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun beroep.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun beroep.
Aldus gedaan door mr. J.F.W. Huinen in tegenwoordigheid van mr. E.B.A. Ferwerda als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2006 door mr. Huinen voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. E. Ferwerda w.g. J. Huinen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 7 april 2006
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onver-wijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.