ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7293

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
103833 - HA ZA 05-835
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig elektriciteitsverbruik bij hennepplantage

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Netwerk B.V. van de gedaagde, die in een woning hennepplantages had, schadevergoeding voor onrechtmatig elektriciteitsverbruik. De rechtbank Maastricht deed uitspraak op 22 maart 2006 in de zaak met nummer 103833 - HA ZA 05-835. Essent stelde dat er op 26 december 2004 in de woning van de gedaagde twee hennepplantages waren aangetroffen, en dat de elektriciteitsaansluiting op een zodanige manier was gemanipuleerd dat het verbruik niet geregistreerd werd. Essent berekende de schade op € 10.107,21, waarvan de gedaagde al € 1.000,00 had betaald, waardoor er nog een bedrag van € 9.107,21 resteerde. Essent baseerde haar vordering primair op de overeenkomst met de gedaagde en subsidiair op onrechtmatige daad. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er slechts twee eerdere teelten waren geweest en dat de kWh-meter vlak voor zijn vakantie door een derde was teruggedraaid.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat de berekening van Essent met betrekking tot het elektriciteitsverbruik terecht was. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde vier eerdere teelten had gehad en dat de vordering van Essent moest worden toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om het resterende bedrag van € 9.107,21 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 december 2004, en werd in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 22 maart 2006
Zaaknummer : 103833 / HA ZA 05-835
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT NETWERK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
procureur mr. E.M.J.C. Clerx;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. R.W.P. Krijnen.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen “Essent”, heeft gedaagde, [Naam gedaagde], bij exploot van 29 juli 2005 gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding is een productie overgelegd. [Gedaagde] heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Essent heeft bij dagvaarding gesteld dat op 26 december 2004 in het door [Gedaagde] bewoonde pand, gelegen aan de [adres], in twee ruimtes hennepplantages werden aangetroffen. De aangetroffen planten waren op dat moment ongeveer twee weken oud. Ter plaatse werd voorts een kweekschema aangetroffen dat uitgaat van een totale kweekperiode van tien weken, bestaande uit drie weken groeiperiode en zeven weken bloeiperiode.
2.2 Geconstateerd werd dat de elektriciteitsaansluiting op voornoemd adres zodanig was gemanipuleerd dat het verbruik van de elektrische apparatuur ten behoeve van de hennepkwekerij niet op de teller van de daartoe geplaatste kWh-meters werd geregistreerd op de daartoe door Essent geplaatste kWh-meter. Essent stelt dat de originele verzegeling van het kleppendeksel van de hoofdzekeringskast was verbroken en dat de op grond van de met [Gedaagde] gesloten overeenkomst geplaatste hoofdzekeringen illegaal waren vervangen door zwaardere hoofdzekeringen, waardoor er een grotere hoeveelheid elektriciteit per uur kon worden afgenomen dan op grond van de overeenkomst met de installatie mogelijk zou zijn. Ook was de originele fabrieksverzegeling van de kWh-meter verbroken. Op de kWh-meter werden valse zegels met het merkteken “8” aangetroffen. Het is Essent bekend dat de persoon die deze zegeltang gebruikte om valse zegels op de kWh-meters te drukken in 2002 is opgepakt. Op dat moment is ook de betreffende zegeltang in beslag genomen. De tellerstand van de kWh-meter was op 26 december 2004 gelijk aan de laatst aan Essent doorgegeven meterstand per 19 april 2004. Onderzoek van de kWh-meter door de afdeling Instrumentatie & Meting van Essent heeft uitgewezen dat het telwerk van de kWh-meter beschadigingen vertoonde en dat een van de telwerken volledig was geblokkeerd, waardoor er geen registratie van de afgenomen elektriciteit meer mogelijk was.
2.3 Gelet op het voorgaande in combinatie met de geconstateerde mate van vervuiling van de koolstoffilters moet er volgens Essent sprake zijn geweest van (minimaal) vier eerdere teelten/oogsten. Op basis van de voorhanden zijnde gegevens en van met name genoemde uitgangspunten heeft Essent een berekening gemaakt, weergegeven op de pagina’s 4 tot en met 7 van de dagvaarding, van het met de hennepteelt gepaard gaande niet geregistreerde elektriciteitsverbruik en de door Essent gemaakte kosten. Volgens deze berekening bedraagt de schade die Essent heeft geleden in totaal € 10.107,21. [Gedaagde] heeft reeds een bedrag van
€ 1.000,00 voldaan, zodat een bedrag van € 9.107,21 resteert. Met ingang van de dag waarop de onrechtmatige handelingen van gedaagde werden geconstateerd, 26 december 2004, is [Gedaagde] wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd. Essent baseert haar vordering primair op de tussen haar en [Gedaagde] gesloten overeenkomst, subsidiair op een door [Gedaagde] jegens haar gepleegde onrechtmatige daad.
2.4 Op grond van het vorenstaande heeft Essent gevorderd dat [Gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 9.107,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 26 december 2004 tot en met de dag der algehele voldoening, het een en ander met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.5 De vordering van Essent wordt door [Gedaagde] weersproken. De stelling van Essent dat er reeds vier eerdere teelten op het adres van [Gedaagde] hebben plaatsgevonden, wordt door [Gedaagde] in die zin ontkend dat hij stelt dat er slechts sprake is van twee eerdere teelten. De mate van vervuiling van de koolstoffilters aan de hand waarvan Essent afleidt dat er (minimaal) vier eerdere teelten hebben plaatsgevonden, laat zich, aldus [Gedaagde], verklaren door het feit dat gebruik is gemaakt van tweedehands apparatuur. Ter staving daarvan heeft [Gedaagde] bij zijn conclusie van antwoord een nota overgelegd van C’est la Vie te Kerkrade d.d. 17 juni 2004 betreffende drie tweedehands koolstoffilters. Ten aanzien van de kWh-meter stelt [Gedaagde] dat deze vlak voor zijn vakantie door een derde is teruggedraaid, waarna er een nieuw zegel met het merkteken “8” op is geplaatst. [Gedaagde] merkt op dat er klaarblijkelijk meerdere zegeltangen met dit merkteken in omloop zijn. [Gedaagde] betwist dat het door Essent genoemde kweekschema van tien weken in zijn woning is gevonden. Voor zover er wel een dergelijk schema zou zijn aangetroffen, stelt [Gedaagde] dat een derde, van wie hij de naam niet wenst te noemen, die de hennepplantages voor hem heeft opgebouwd en de hennepplanten tijdens de vakantie van [Gedaagde] verzorgde, dit schema abusievelijk in zijn woning heeft laten liggen. [Gedaagde] ontkent dat dit schema is gebruikt ten aanzien van de aangetroffen hennepplantages, dan wel ten aanzien van de twee eerdere teelten. De totale teeltperiode van de hennepplanten bedroeg volgens [Gedaagde] niet tien maar acht weken, waarbij de groeiperiode één week tot tien dagen duurde.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen het volgende vast. Op 26 december 2004 is een tweetal hennepplantages in de woning van [Gedaagde], gelegen aan de [adres], aangetroffen. De aangetroffen planten waren circa twee weken oud. Ten behoeve van de hennepplantages is buiten de meter om een hoeveelheid elektriciteit afgetapt.
3.2 Essent stelt zich op het standpunt dat er reeds vier eerdere teelten op het adres van [Gedaagde] hebben plaatsgevonden om redenen als hiervoor onder 2.2 en 2.3 vermeld. Zij heeft ter comparitie aangevoerd dat er – voor zover haar bekend - slechts één zegeltang met het merkteken “8” bestond en dat deze zegeltang in 2002 in beslag is genomen. Aangezien het in de woning van [Gedaagde] op de kWh-meter aangetroffen zegel met voornoemde zegeltang op die kWh-meter is gezet, gaat Essent ervan uit dat er vóór 19 april 2004 in ieder geval één keer is geteelt. Er is immers geen goede reden te bedenken waarom iemand in 2002 met het zegel knoeit en daar tot 19 april 2004 niets mee doet, aldus Essent. Gezien het in de woning van [Gedaagde] aangetroffen kweekschema van tien weken is het wat Essent betreft zonder meer mogelijk om drie teelten te houden tot 26 december 2004.
3.3.1 De rechtbank stelt voorop dat daar waar een contractant doelbewust knoeit of laat knoeien met meetapparatuur om te voorkomen dat de juiste hoeveelheid verbruikte energie eenvoudig kan worden gemeten, het aan die contractant is om zijn stelling hoeveel teelten er zijn geweest in elk geval conform artikel 128, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te onderbouwen door in elk geval de naam van de plantagebouwer evenals de naam van de persoon die de meter heeft bewerkt te vermelden. Eveneens dient hij opgave te doen van de persoon aan wie hij de opbrengsten heeft verkocht. Op die manier kan immers alsnog, desnoods door de energieleverancier, nader onderzoek worden gedaan.
3.3.2 [Gedaagde] heeft deze informatie echter niet willen geven. Zo heeft hij geen opening van zaken willen geven omtrent de identiteit van de derde die zijn kWh-meter zou hebben teruggedraaid en zou hebben voorzien van een zegel met het merkteken “8”, alsmede van degene die het kweekschema kennelijk abusievelijk in zijn woning zou hebben laten liggen, zodat deze personen niet als eventuele getuigen kunnen worden gehoord. Nu de ter comparitie - bij afwezigheid van [Gedaagde] - aan mr. Krijnen voorgelegde vragen onvoldoende concrete antwoorden dienaangaande hebben opgeleverd, heeft gedaagde niet op de voet van artikel 21 Rv alle voor de beslissing van dit geschil van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aangevoerd. De rechtbank maakt daaruit de gevolgtrekking, mede gelet op het door Essent aangevoerde, dat [Gedaagde] buiten de op 26 december 2004 in zijn woning aangetroffen hennepplantages, vier eerdere teelten heeft gehad. Dit brengt met zich dat de behoorlijk onderbouwde berekening van Essent met betrekking tot het elektriciteitsverbruik voor juist moet worden gehouden, zodat haar vordering wat dat betreft kan worden toegewezen.
3.4 De stelling van [Gedaagde] dat de door Essent gevorderde kosten, die zijn gebaseerd op de algemene voorwaarden moeten worden afgewezen, omdat de algemene voorwaarden niet aan [Gedaagde] ter hand zijn gesteld bij het aangaan van de overeenkomst met Essent, acht de rechtbank onjuist. Noch uit de dagvaarding, noch uit hetgeen ter comparitie door Essent naar voren is gebracht, is immers gebleken dat Essent (een deel van) haar vordering heeft gebaseerd op de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, zodat dit verweer moet worden gepasseerd.
3.5 [Gedaagde] betoogt dat de posten “kosten onderzoek kWh-meter” en “kosten werkzaamheden fraude-inspecteur” onredelijk hoog zijn en elkaar dienen elkaar uit te sluiten. Nu [Gedaagde] deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd en de rechtbank geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door Essent opgevoerde kostenposten, moet ook dit verweer worden verworpen.
3.6 Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering van Essent moet worden toegewezen en dat [Gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit geding dient te dragen.
4. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt [Gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Essent te betalen een bedrag van € 9.107,21, te vermeerden met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 26 december 2004 tot en met de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Essent gevallen en tot op heden begroot op:
kosten exploot € 85,60
vast recht € 291,00
salaris procureur € 768,00
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
JS