ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7276

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-505124-05, 03-500361-05, 03-700801-05, 03-060456-03(TUL) en 20-002077-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden na mishandeling en drugsmisdrijven

Op 21 maart 2006 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen en drugsmisdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De bijzondere voorwaarde van de voorwaardelijke straf is dat de verdachte zich moet laten opnemen in een forensisch psychiatrische afdeling van een door de reclassering aan te wijzen ziekenhuis. De verdachte heeft onder andere zijn ouders mishandeld en is ook betrokken geweest bij de handel in harddrugs, waaronder heroïne en MDMA. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid. Deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, wat de rechtbank heeft overgenomen in haar oordeel. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De vorderingen van de benadeelde partij zijn gedeeltelijk toegewezen, en de rechtbank heeft verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/505124-05, 03/500361-05 (gevoegd ter terechtzitting van 5 augustus 2005), 03/700801-05 (gevoegd ter terechtzitting van 7 maart 2006), 03/060456-03(TUL) en 20/002077-04(TUL).
Datum uitspraak: 21 maart 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is bij dagvaarding met het nummer 03/505124-05 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 maart 2005 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Aan de verdachte is bij dagvaarding met het nummer 03/500361-05 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 mei 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met de vuisten op de bovenarmen en/of het achterhoofd heeft geslagen en/of tegen de schenen heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Aan de verdachte is bij dagvaarding met het nummer 03/5700801-05 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 november 2005 in de gemeente Eijsden een of meermalen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3], zijnde zijn, verdachtes, moeder), met kracht en/of met gebalde vuisten heeft geslagen en/of (met kracht) heeft geschopt en/of een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;(03/700801/05)
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 10 augustus 2005 tot en met 25 november 2005 in de gemeente Eijsden, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je helemaal kapot" en/of "ik steek je huis in de fik" en/of "ik weet nog wel aan een pistool te komen en dan zal ik je dood schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;(03/700801/05)
3.
hij op of omstreeks 23 november 2005 in de gemeente Eijsden en/of in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4], zijnde zijn, verdachtes, vader), heeft gekrabt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;(700801/05)
4.
hij op of omstreeks 16 oktober 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 275 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 839 gram en 15 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine en/of metamfetamine, zijnde heroïne, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA), amfetamine en metamfetamine(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;(700713/05)
5.
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks het tijdvak van 1 augustus 2005 tot en met 16 oktober 2005 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk hebben/heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine en/of metamfetamine zijnde heroïne, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA), amfetamine en metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks dat tijdvak in de gemeente Maastricht opzettelijk medeplichtig is geweest door aan die ombekend gebleven perso(o)n(en) zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen ten behoeve van dat verkopen, afleveren, verstrekken en/of aanwezig hebben van die/dat in de bij de Opiumwet behorende lijst I genoemde middel(en) en daardoor en in elk geval opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft tot het plegen van dat misdrijf;(03/700713/05)
6.
hij op of omstreeks 9 augustus 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meer kranen van een gasfornuis opengedraaid en/of een of meer messen ter hand genomen en/of een of meer van die messen in de richting van die [slachtoffer 4] gegooid en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Leg je arm op tafel dan snij ik je pols door. Dan weet je hoe dat voelt" en/of "Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (03/500909/05).
Verbeterde schrijffouten
Tengevolge van kennelijke schrijffouten staat in de dagvaarding met het parketnummer 03/5700801-05 in het tenlastegelegde onder 3 in regel 3 vermeld “gekrabt” in plaats van “gekrabd” en in het tenlastegelegde onder 5 in regel 11 “ombekend” in plaats van “onbekend”.
De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met het nummer 03/505124-05 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 maart 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] gehouden en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek je dood”;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met het nummer 03/500361-05 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 19 mei 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) met de vuisten op de bovenarmen heeft geslagen en tegen de schenen heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met het nummer 03/700801-05 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 23 november 2005 in de gemeente Eijsden meermalen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3], zijnde zijn, verdachtes, moeder) met kracht en met gebalde vuisten heeft geslagen en met kracht heeft geschopt en een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in het tijdvak van 10 augustus 2005 tot en met 25 november 2005 in de gemeente Eijsden, meermalen [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je helemaal kapot" en "ik weet nog wel aan een pistool te komen en dan zal ik je dood schieten";
3.
hij op 23 november 2005 in de gemeente Eijsden en/of in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4], zijnde zijn, verdachtes, vader) heeft gekrabd, waardoor deze letsel heeft bekomen;
4.
hij op 16 oktober 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 275 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 839 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 15 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine, zijnde heroïne, MDMA, amfetamine en metamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
een of meer onbekend gebleven personen
in het tijdvak van 1 augustus 2005 tot en met 16 oktober 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen opzettelijk hebben verkocht en afgeleverd, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine zijnde heroïne, MDMA, amfetamine en metamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in dat tijdvak in de gemeente Maastricht opzettelijk medeplichtig is geweest door aan die onbekend gebleven personen zijn woning ter beschikking te stellen ten behoeve van dat verkopen en afleveren en aanwezig hebben van die in de bij de Opiumwet behorende lijst I genoemde middelen en daardoor en in elk geval opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van dat misdrijf;
6.
hij op 9 augustus 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend messen ter hand genomen en een of meer van die messen in de richting van die [slachtoffer 4] gegooid en deze dreigend de woorden toegevoegd : "Leg je arm op tafel dan snij ik je pols door. Dan weet je hoe dat voelt" en "Ik steek je kapot”.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding met het nummer 03/500361-05 en het bij dagvaarding met het nummer 03/700801-05 onder 2 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
ten aanzien van 03/505124-05:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van 03/500361-05:
mishandeling;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 1:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 3:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 5:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van 03/700801-05 feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte hebben drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, naar aanleiding van het tenlastegelegde met het parketnummer 03/505124-05 en dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, naar aanleiding van het tenlastegelegde onder parketnummer 03/700801-05, beiden vast gerechtelijk deskundigen, elk een rapport opgesteld. Het rapport van drs. Kobussen is gedateerd 3 oktober 2005. Het rapport is tot stand gekomen met medewerking van drs. W. Verkuylen. Het rapport van dr. Dillen is gedateerd 2 februari 2005, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank gelezen dient te worden als 2 februari 2006. Psychiater Dillen is immers eerst op 29 december 2005 beëdigd, terwijl de door hem opgestelde rapportage op 13 februari 2006 ter griffie is ontvangen.
De psycholoog is van oordeel dat onderzochte lijdt aan een alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis. Tevens is onderzochte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hij heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis. Van zowel de ziekelijke stoornissen als de gebrekkige ontwikkeling was bij betrokkene sprake ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De depressieve stoornis, maar voornamelijk de borderline persoonlijkheidsstoornis, is van invloed geweest op het plegen van de tenlastegelegde feiten.
Onderzochte is moeilijk in staat om de frequente intense woede en agressiviteit die hij ervaart te beheersen. Daarbij is hij bang en angstig om in de steek gelaten te worden en zal hij dit krampachtig proberen te voorkomen. Ondergetekenden (noot griffier: drs. Kobussen voornoemd en drs. M.W. Verkuylen, psycholoog) adviseren om onderzochte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De psychiater vermeldt in zijn rapport –zakelijk weergegeven- dat betrokkene lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een alcoholafhankelijkheid. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren de kenmerken van deze stoornissen ook aanwezig. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van onderzochte beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, in die mate dat het tenlastegelegde grotendeels vanuit pathologie verantwoord kan worden.
De aanwezigheid van de borderline persoonlijkheidsstoornis heeft in grote mate een rol gespeeld ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten. Onderzochte’s gedrag werd immers grotendeels gestuurd door zijn opgebouwde agressie op basis van fantasieënherbelevingen van zijn traumatische jeugd. Betrokkene laat zich volledig sturen door deze combinatie herinneringen/agressie.
Op grond hiervan valt onderzochte te situeren op de grens tussen de verminderde en de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid, waarbij de psychiater geneigd is de kant van de verminderde toerekeningsvatbaarheid op te gaan.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit op de tenlastelegging met het nummer 03/505124-05, het feit op de tenlastelegging met het nummer 03/500361-05 en de feiten en 1 tot en met 6 op de tenlastelegging met het nummer 03/70080105 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze buitensporig hoog is.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en met de mate waarin het bewezen verklaarde leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers, onder wie zijn ouders, en met de verontrusting die dit heeft veroorzaakt.
Tenslotte heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de omstandigheid dat hard drugs waarvan sprake is in feit 5 van het tenlastegelegde onder parketnummer 03/700801-05, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank houdt in haar oordeel tevens rekening met het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Psycholoog Kobussen vermeldt in zijn rapport –zakelijk weergegeven- dat hij de kans op recidive in behoorlijke mate aanwezig schat. Hij adviseert om betrokkene een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbij als bijzondere voorwaarde een klinische opname voor zijn borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid geldt. Binnen de behandeling kan aandacht worden besteed aan de mate van wantrouwen, impulsbeheersing en sociale aanpassing binnen een goed gestructureerde omgeving. Tevens is het zinvol om de depressieve klachten in ogenschouw te nemen en aandacht aan de alcoholafhankelijkheid te besteden. In concreto denkt de psycholoog aan een klinische opname bij GGZ “De Wende” te Eindhoven.
Tevens is het zinvol dat er voor onderzochte, zodra hij uit behandeling komt, een begeleid wonen traject wordt opgestart.
Psychiater Dillen schrijft in zijn rapport –zakelijk weergegeven- dat de kans op recidive relatief groot is in te schatten. De stoornis van onderzochte is immers vrij resistent aan psychiatrische behandeling en kan pas na jarenlange intensieve psychotherapie zodanig gewijzigd worden dat hij meer controle verwerft over zijn handelen en zich niet meer impulsief gaat laten leiden door de fantasieënherinneringen. Een behandeling en het onder controle krijgen van de alcoholafhankelijkheid is belangrijk omdat dit een voorname ontremmende en destabiliserende factor is wanneer aan zijn levensstructuur gewerkt wordt.
Naar de mening van de psychiater is er een psychiatrische behandeling en psychosociale begeleiding noodzakelijk voor onderzochte. Gezien de ernst van de stoornis waaraan onderzochte lijdt is een gestructureerde behandelsetting in een forensisch psychiatrische afdeling, waarbij na verloop van tijd geleidelijk kan worden overgeschakeld naar een vorm van begeleid wonen in combinatie met een dagklinische behandeling het meest geschikt voor onderzochte. Een en ander kan het best worden uitgevoerd in het juridisch kader van een deels voorwaardelijke straf, waarbij het voorwaardelijk gedeelte liefst zo lang mogelijk is om een goede inbedding in een FPA mogelijk te maken, terwijl de reclassering een belangrijke rol kan spelen in het continueren van de behandeling. Onderzochte zou zich dienen te richten naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt dat hij in eerste instantie een therapie in een dubbeldiagnose afdeling, bij voorkeur FPA, als behandeling dient te volgen, gevolgd door een combinatie van begeleid wonen en dagklinische behandeling.
De rechtbank verenigt zich, gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen, geheel met de in beide rapporten gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
De in de beslissing als zodanig te noemen en nog niet teruggegeven messen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft met betrekking tot welke het tenlastegelegde onder 6 van de dagvaarding met het parketnummer 03/700801-05 bewezen verklaarde misdrijf is begaan.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer 2] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
De gestelde schade ter zake van Math Stassen rolluiken betreffende het bewezen verklaarde strafbare feit, tenlastegelegd bij dagvaarding met parketnummer 03/500361-05, is geen rechtens te vergoeden gevolgschade.
Wat betreft de post Taxi Estax is niet gebleken dat deze schade betreft als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal voor zover het dit deel van haar vordering betreft niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het hiervoor onder 1 bij dagvaarding met parketnummer 03/500361-05 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van
€ 86,37 terzake van Taxi Breke, Taxi Peeters en Blokker foto’s en nu aan de verdachte ter zake van onder meer dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot genoemd bedrag worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2]s door het hiervoor onder 1 bij dagvaarding met parketnummer 03/500361-05 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 250,-.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bij dagvaarding met parketnummer 03/500361-05 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 2], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [slachtoffer 2], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting zijn gelijktijdig behandeld de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een geldboete van € 220,- subsidiair 4 dagen vervangende
hechtenis, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2003, gewezen onder parketnummer 03/060456-03, en tot tenuitvoerlegging alsnog van een geldboete van € 53,- subsidiair 1 dag vervangende hechtenis, aan verdachte opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te ‘s- Hertogenbosch d.d. 27 februari 2006, gewezen onder parketnummer 20.002077-04.
De vorderingen voldoen aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de proeftijden vastgesteld in de zaken met eerdervermelde parketnummers opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 48, 49, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding met het nummer 03/505124-05, het bij dagvaarding met het nummer 03/500361-05 en het onder 1 tot en met 6 bij dagvaarding met het nummer 03/70080105 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding met het nummer 500361-05 en het onder 2 tot en met 6 bij dagvaarding met het nummer 700801-05 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWINTIG maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten opnemen op een forensisch psychiatrische afdeling van een door de reclassering Nederland, regio Limburg, unit Maastricht, aan te wijzen ziekenhuis gedurende een termijn van maximaal drie jaren, of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht. Indien de behandeling op de forensisch psychiatrische afdeling van het aangewezen ziekenhuis binnen de proeftijd beëindigd zal worden, dient de veroordeelde aansluitend aan deze behandeling zich ook gedurende de rest van de proeftijd te gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, regio Limburg, unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook wanneer dat inhoudt begeleid wonen en/of een dagklinische behandeling, dan wel een combinatie van beide;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2005105069 1 3 zwarte messen, IKEA;
- gelast dat de aan de veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2003 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 220,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- gelast dat de aan de veroordeelde bij arrest van het Gerechtshof te ‘s- Hertogenbosch d.d. 27 februari 2006 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 53,- subsidiair 1 dag vervangende hechtenis alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 336,37 (zegge: DRIEHONDERDZESENDERTIG euro en ZEVENENDERTIG eurocent)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 336,37 (zegge: DRIEHONDERDZESENDERTIG euro en ZEVENENDERTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 336,37 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 336,37 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. A.C.A. Schreinemakers en mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2006.