3.3.1 De rechtbank begrijpt uit de akte wijziging eis dat eiseres sub 1 primair aan haar vordering ten grondslag legt dat zij met gedaagde een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten en dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de daaruit voor hem voortvloeiende verbintenis(sen) en/of dat gedaagde jegens eiseres sub 1 aansprakelijk is op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst door de behandelend arts. Hierdoor is gedaagde jegens eisers tevens aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank begrijpt uit hetgeen eisers tijdens de comparitie hebben aangevoerd dat zij zich kunnen vinden in de door hen overgelegde uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Eindhoven van 20 september 2005. Zij hebben immers tijdens die comparitie gesteld zich primair op deze uitspraak te beroepen. Dat zij het kennelijk volledig eens zijn met deze uitspraak blijkt verder ook uit het feit dat zij tijdens de comparitie hier geen enkele kritiek op hebben geuit.
De uitspraak houdt, wat dat betreft, het volgende in :
“Naar het oordeel van het College had het ... op de weg van [naam behandelend arts] (nt rechtbank : de behandelend arts) gelegen extra alert te blijven op de conditie van het kind. Hij had daartoe ofwel zelf het CTG met enige regelmaat dienen te (blijven) volgen ofwel de verpleging zodanig moeten instrueren dat het CTG nauwlettender dan normaal werd gevolgd. Niet gesteld of gebleken is dat dit in casu met name na 15.55 uur is gebeurd. Het gebruik van het instrument CTG is immers vooral van belang om de follow-up te realiseren. Bij adequaat gebruik als voormeld had Keunen in elk geval zo snel mogelijk na 15.58 uur, toen hypertonie optrad en weinig variabiliteit met herhaalde deceleraties te zien was, alsnog over kunnen gaan tot het verrichten van een MBO dan wel tot het ondernemen van andere acties, hetgeen toen zeker geboden was. De behandelend arts is dan ook, naar het oordeel van het College, onvoldoende alert geweest en hij heeft, zoals de deskundige ook aangeeft, de ontwikkeling kennelijk te gunstig ingeschat.” Aldus heeft eiseres sub 1 de wanprestatie primair gebaseerd op de gegevens uit het hiervoor geciteerde oordeel van het College.
Kennelijk in aanvulling hierop stelt eiseres sub 1 dat sprake is van andere toerekenbare tekortkomingen jegens eiseres sub 1, omdat er is behandeld zonder “informed consent” van eiseres sub 1 en meer in het algemeen zonder voldoende informatie te verschaffen voorafgaand aan, tijdens en na de behandeling. Dit heeft geleid tot aantasting van het zelfbeschikkingsrecht en het recht op family life.
3.3.2 Gedaagde erkent dat hij met eiseres sub 1 een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten en ook dat hij tekort is geschoten in de nakoming daarvan omdat er sprake is geweest van onvoldoende bewaking van de foetus tijdens de baring en dat de overlevingskans van de baby groter was geweest bij een betere bewaking (zie 17 antwoord). Gedaagde heeft erkend voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk te zijn (zie 4 antwoord) voorzover eiseres sub 1 daar recht op heeft. In dat kader heeft gedaagde reeds de nodige materiële schade vergoed (zie 3.2 akte wijziging eis). Gedaagde ontkent alle andere door eiseres sub 1 gestelde tekortkomingen.
3.3.3 Gelet op de hectiek en de korte duur waarop zich een en ander heeft afgespeeld gaat de rechtbank voorbij aan hetgeen door eiseres sub 1 is gesteld omtrent de informed consent. De rechtbank acht het namelijk uiterst onaannemelijk dat er én voldoende tijd was voor een behoorlijke en rustige uitleg én dat eiseres sub 1 voor een andere oplossing zou hebben gekozen dan de door gedaagde gevolgde oplossing. De rechtbank laat hierbij in het midden of de behandelend arts aan een dergelijke keuze zonder meer gevolg had kunnen en moeten geven. De rechtbank komt daarom niet toe aan het geven van een oordeel over hetgeen eiseres sub 1 heeft aangevoerd inzake de schade (zowel materieel als immaterieel) die de gestelde “informatie en toestemmingsfouten” zouden hebben veroorzaakt.
3.3.4 De rechtbank gaat ook voorbij aan de stellingen van eiseres sub 1 inzake de verzwaarde of aanvullende stelplicht, in het kader waarvan eiseres sub 1 verwijst naar enkele arrest van de Hoge Raad. De verzwaarde of aanvullende stelplicht waarvan in deze arresten sprake is, is een ‘plicht’ in het kader van de feitenvaststelling in de civiele procedure; het niet-naleven van deze ‘plicht’ leidt tot procedurele sancties. Niet valt in te zien hoe deze (toepassing van) een regel van procesrecht kan dienen als onderbouwing van een materieel-rechtelijke tekortkoming (al dan niet van de geneeskundige behandelingsovereenkomst) in de fase vóór aanvang van een civiel proces.
3.3.5 De rechtbank ziet niet waar de gestelde onrechtmatige daad in dit kader nog tot andere resultaten kan leiden zodat hetgeen eiseres sub 1 daar verder over heeft gesteld niet zal worden beoordeeld.