ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7077

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/700488-05
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van geweld of dwangmiddelen in seksuele zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 17 maart 2006, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij gebruik zou zijn gemaakt van geweld of andere feitelijkheden. De tenlastelegging betrof een periode van 13 tot en met 14 februari 2005, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor het gebruik van geweld of dwangmiddelen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren geëist. Tijdens de zitting op 3 maart 2006 heeft de raadsvrouwe gepleit voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte geweld of andere feitelijkheden had gebruikt om het slachtoffer te dwingen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de openstaande financiële schuld van de verdachte aan het slachtoffer niet als dwangmiddel was gebruikt. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De kosten die door de verdachte zijn gemaakt ter verdediging tegen de vordering zijn begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700488-05
Datum uitspraak: 17 maart 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in de periode van 13 tot en met 14 februari 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van 25 november 2004 tot en met 14 februari 2005 in de gemeente Landgraaf,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], bestaande uit het stoppen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het misbruik maken van zijn, verdachtes, overwicht op die [slachtoffer], voortvloeiend uit het feit dat verdachte optrad als werkgever van die [slachtoffer] en/of aan die [slachtoffer] een geldbedrag had geleend dat zij, [slachtoffer], door middel van het verrichten van werkzaamheden zou aflossen en/of die [slachtoffer] ('s-nachts) heeft gevraagd naar hem, verdachte, toe te komen en/ofde ruimte waarin hij, verdachte, met die [slachtoffer] verbleef heeft afgesloten en/of die [slachtoffer] hardhandig vast heeft gepakt.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde. De raadsvrouwe heeft voorts verzocht verdachte - bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde - te veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De vrijspraak
De rechtbank is niet gebleken van geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), noch van bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en). Voorts is de rechtbank niet gebleken dat verdachte de openstaande financiële schuld heeft gebruikt als dwangmiddel tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu verdachte van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [slachtoffer] niet in haar vordering worden ontvangen.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [woonadres slachtoffer], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter,
mr. F.M. van Maanen Winters en mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid
van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2006.