ECLI:NL:RBMAA:2006:AV3090

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-005869-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, poging tot moord en diefstal met valse sleutels door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, poging tot moord en diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen consistent waren en dat er geen reden was om de verklaringen van de getuige als onbetrouwbaar aan te merken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling bij een reclasseringsinstelling. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging voor het tweede tenlastegelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat het delict was voltooid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor fraudedelicten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 2500,00 toegewezen, terwijl de vordering van [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke bepalingen genoemd en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005869-04
Datum uitspraak: 14 februari 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 maart 2005, 17 juni 2005, 9 september 2005, 8 november 2005 en 31 januari 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd te 52070 Aken (Duitsland), Krefelderstrasse 251.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2004 tot en met 4 oktober 2004 in de gemeente Gulpen-Wittem, in elk geval in het arrondissement Maastricht, meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)[naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het (telkens) ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn penis in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer 1] aan haar haren uit het bad heeft gesleept en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] naar de slaapkamer heeft getrokken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] op het bed heeft gegooid en/of (vervolgens) boven op die [naam slachtoffer 1] is gaan liggen en/of (vervolgens) beide armen van die [naam slachtoffer] stevig tegen het bed gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd dat hij, verdachte, de opa van die [naam slachtoffer 1] zou opzoeken en hem dan iets zou aandoen en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 1 juni 2004 te Landsrade, gemeente Gulpen-Wittem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet de keel van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 28 september 2004 in de gemeente Maastricht en/of de gemeente Gulpen-Wittem, in elk geval in het arrondissement Maastricht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte op onbekende wijze een (extra) bankpas van de bankrekening van voornoemde [naam slachtoffer 2] verkregen en/of (vervolgens) (telkens) met die bankpas geld van de bankrekening van die [naam slachtoffer 2] heeft opgenomen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2004 tot en met 7 december 2004 in de gemeente Kerkrade en/of Gulpen-Wittem, in elk geval in Nederland, opzettelijk een GSM-telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten middels uitlenen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 22 april 2004 in de gemeente Gulpen-Wittem, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een (schriftelijke) fiat met betrekking tot betalingen uit een faillissement van [naam verdachte] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk voornoemde fiat opgemaakt op briefpapier, gelijkend op dat van de benoemde curator en/of voornoemde fiat valselijk ondertekend, als zijnde de ondertekenaar mr. J.J.H.N. Thomassen, zijnde de curator in bovengenoemd faillissement, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 5 september 2004 tot en met 22 september 2004 in de gemeente Gulpen-Wittem door geweld en andere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en de anus van die [naam slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer 1] aan haar haren uit het bad heeft gesleept en die [naam slachtoffer 1] naar de slaapkamer heeft getrokken en die [naam slachtoffer 1] op het bed heeft gegooid en boven op die [naam slachtoffer 1] is gaan liggen en beide armen van die [naam slachtoffer 1] stevig tegen het bed gedrukt heeft gehouden;
2.
hij in de periode van 1 april 2004 tot en met 1 juni 2004 te Landsrade, gemeente Gulpen-Wittem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet de keel van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 april 2004 tot en met 28 september 2004 in het arrondissement Maastricht, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte een extra bankpas van de bankrekening van voornoemde [naam slachtoffer 2] verkregen en met die bankpas geld van de bankrekening van die [naam slachtoffer 2] opgenomen;
4.
hij in de periode van 1 december 2004 tot en met 7 december 2004 in Nederland opzettelijk een GSM-telefoon toebehorende aan [naam slachtoffer 3], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten middels uitlenen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij in de periode van 1 april 2004 tot en met 22 april 2004 in het arrondissement Maastricht een schriftelijke fiat met betrekking tot betalingen uit een faillissement van [naam verdachte] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk voornoemd fiat opgemaakt op briefpapier, gelijkend op dat van de benoemde curator en voornoemd fiat valselijk ondertekend, als zijnde de ondertekenaar mr. J.J.H.N. Thomassen, zijnde de curator in bovengenoemd faillissement, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Door de raadsvrouwe is ter terechtzitting aangevoerd dat ter terechtzitting van 8 november 2005 gebleken is dat mevrouw [naam slachtoffer 2] zo verward was en dat haar verklaringen ook overigens dusdanig inconsistent waren dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Deze zijn derhalve niet bruikbaar voor het bewijs ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De getuige [naam slachtoffer 2], moeder van verdachte, heeft bij de politie ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde verklaard dat zij van [naam slachtoffer 1] vernomen had dat verdachte haar tegen haar zin had misbruikt. Ter terechtzitting d.d. 8 november 2005 heeft zij nogmaals bevestigd dat zij dit van [naam slachtoffer 1] heeft vernomen. Zij verklaarde het feit zelf niet gehoord te hebben aangezien zij oordopjes in had. Ook ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde heeft zij ter terechtzitting haar verklaring, inhoudende dat verdachte haar bankpasje heeft onderschept en hiermee geld heeft opgenomen, gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat de getuige op deze punten consistent is geweest in haar verklaringen en dat niet is gebleken dat deze getuige ter terechtzitting zodanig verward was dat reeds om die reden haar verklaring als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. Dat de getuige op enkele punten is teruggekomen op haar eerdere verklaringen doet hier niet aan af, nu de rechtbank zich niet aan de indruk heeft kunnen onttrekken - mede gelet op het feit dat de getuige haar eigen aangifte jegens haar zoon, tevens verdachte, heeft willen intrekken - dat de getuige ter terechtzitting in een loyaliteitsconflict verkeerde.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De strafbaarheid van feit 2
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij vrijwillige is teruggetreden, als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Vrijwillige terugtred bestaat als de niet voltooiing van het delict een gevolg is van omstandigheden die van de wil van de dader afhankelijk zijn, en derhalve niet afhankelijk van externe factoren. Uit jurisprudentie blijkt dat niet van vrijwillige terugtred gesproken kan worden als weliswaar het gewenste effect niet is ingetreden, maar de verdachte daartoe wel alles wat in zijn vermogen ligt heeft gedaan. De rechtbank heeft onderzocht of genoemde uitsluitingsgrond zich in onderhavige zaak heeft voorgedaan en overweegt daaromtrent het volgende.
Bewezen verklaard is dat verdachte geprobeerd heeft zijn toenmalige vriendin van het leven te beroven door haar keel dicht te houden. Het delict is niet voltooid omdat verdachte op enig moment haar keel heeft losgelaten.
De rechtbank overweegt dat er - gelet op de verklaring van verdachte - te weinig informatie beschikbaar is om uit te kunnen sluiten dat het delict niet is voltooid doordat verdachte vrijwillig is teruggetreden. Niet zeker is derhalve of het onder 2 bewezen verklaarde feit gekwalificeerd kan worden als een strafbaar feit, wat er toe dient te leiden dat verdachte ter zake van dit feit wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
verkrachting;
Feit 3:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4:
Verduistering;
Feit 5:
valsheid in geschrift.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4, en 5 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouwe gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk staat aan de voorlopige hechtenis.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens zijn relatie zijn toenmalige vriendin verkracht. Verdachte heeft het slachtoffer hierbij onder meer aan de haren getrokken, haar op het bed gegooid en haar armen stevig tegen het bed gedrukt gehouden.
De rechtbank rekent verdachte het onder 1 bewezenverklaarde zwaar aan. Naast de algemene aard en ernst van het delict verkrachting rekent de rechtbank verdachte ook aan dat hij tijdens zijn handelen geen oog gehad voor de gevoelens en de belangen van het slachtoffer. Verdachte heeft aldus de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer op flagrante wijze geschonden.
Ofschoon verdachte ter zake feit 2 zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging acht de rechtbank toch een straf gelijk aan die welke door de officier van justitie is gevorderd, gerechtvaardigd gelet op de ernst, de aard van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van verdachte.
Daarbij is voorts rekening gehouden met het belang van een juiste normhandhaving en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder, met betrekking tot het onder 5 bewezenverklaarde, terzake fraudedelicten is veroordeeld.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bij gebrek van empathie in zijn relaties met anderen psychiatrische hulp behoeft.
De rechtbank acht termen aanwezig de volgende bijzondere voorwaarden te stellen aan het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf ten behoeve van het reguleren van en werken aan verdachtes empathisch vermogen.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 2500,00 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
De raadsvrouwe heeft subsidiair gesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de verkrachting en de psychische schade, weshalve de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, althans de vordering dient te worden afgewezen.
De rechtbank verwerpt het door de raadsvrouwe aangevoerde verweer. De rechtbank stelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke delicten grote en langdurige psychische schade van een zodanige aard zoals ook in het onderhavige geval is aangegeven bij slachtoffers aanrichten.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en zij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 46b, 225, 242, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde in het onder 2 ten laste gelegde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezenverklaarde onder 1, 3, 4 en 5 de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIERENTWINTIG MAANDEN;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ACHT MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen, ook indien zulks inhoudt behandeling bij de GGzE te Maastricht, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [[naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 2500,00 (zegge: tweeduizendenvijfhonderd Euro), vermeerderd met de wettelijke rente van 22 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2500,00 (zegge: tweeduizendenvijfhonderd Euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 2500,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 2500,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2006.