ECLI:NL:RBMAA:2006:AV2985
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens innerlijke tegenstrijdigheden in ontuchtzaken met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige kinderen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich zouden hebben voorgedaan in de periode van 1 januari 1998 tot en met 20 oktober 2003 en van 1 maart 2001 tot en met 31 mei 2004. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die innerlijke tegenstrijdigheden vertoonden met betrekking tot tijd, plaats, frequentie en wijze van de gepleegde feiten, niet als wettig en overtuigend bewijs kunnen aanmerken. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank omvatte ook de veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten, die door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen waren gemaakt, begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de vrijspraak van de verdachte en de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen heeft bevestigd.