ECLI:NL:RBMAA:2006:AV2985

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/005713-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens innerlijke tegenstrijdigheden in ontuchtzaken met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige kinderen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich zouden hebben voorgedaan in de periode van 1 januari 1998 tot en met 20 oktober 2003 en van 1 maart 2001 tot en met 31 mei 2004. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die innerlijke tegenstrijdigheden vertoonden met betrekking tot tijd, plaats, frequentie en wijze van de gepleegde feiten, niet als wettig en overtuigend bewijs kunnen aanmerken. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

De beslissing van de rechtbank omvatte ook de veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten, die door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen waren gemaakt, begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de vrijspraak van de verdachte en de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen heeft bevestigd.

Uitspraak

Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005713-04
Datum uitspraak: 14 februari 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [geboorte plaats verdachte],
wonende te [woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 20 oktober 2003 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [Naam slachtoffer 1], zijnde zijn, verdachtes, minderjarig kind, geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], bestaande die ontucht (telkens) uit het
- met zijn, verdachtes, handen wrijven over de borsten van die [Naam slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, tong likken van de vagina van die [Naam slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, handen betasten van en/of wrijven over de vagina, althans de schaamstreek van die [Naam slachtoffer 1] en/of
- trachten zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [Naam slachtoffer 1] te brengen en/of
- in de directe nabijheid van die [Naam slachtoffer 1] in de hand nemen van zijn, verdachtes, penis door hem, verdachte en het vervolgens daarmee maken van op en neer gaande bewegingen (aftrekken);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2001 tot en met 31 mei 2004 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,ontucht heeft gepleegd met [Slachtoffer 2], zijnde zijn, verdachtes, minderjarig kind, geboren op [geboortedatum slachtoffer 2], bestaande die ontucht (telkens) uit het
- met zijn, verdachtes, tong likken van de vagina van die [Slachtoffer 2] en/of
- met zijn, verdachtes, handen betasten van en/of wrijven over de vagina, althans de schaamstreek van die [Slachtoffer 2] en/of
- trachten zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [Slachtoffer 2] te brengen.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak van de feiten onder 1 en 2. Subsidiair heeft hij gepleit voor een taakstraf of een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevatten, zowel op zichzelf beschouwd, als in onderlinge samenhang bezien, innerlijke tegenstrijdigheden met betrekking tot de tijd, de plaats, de frequentie en de wijze waarop de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zouden zijn gepleegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat voornoemde verklaringen van dien aard zijn dat zij niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de overige onderliggende processtukken en het verhandelde ter zitting geen bewijs naar voren is gekomen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting hebben [slachtoffer 2], wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder, en [slachtoffer 1] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding, onder opgave van de inhoud daarvan en van de gronden waarop deze berusten, als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet in hun vorderingen worden ontvangen.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], [woonadres slachtoffer 1], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1], in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], [woonadres slachtoffer 2], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2], in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
- Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. A.C.A. Schreinemakers en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M.L.C. Limpens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2006.