ECLI:NL:RBMAA:2006:AV2512

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
100854 - HA ZA 05-400
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering door gemeente in verband met eigendomsrecht en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de openbare rechtspersoon Gemeente Stein de gedaagde, wonende te Elsloo, gedagvaard voor de Rechtbank Maastricht. De gemeente vorderde ontruiming van een stuk grond dat door de gedaagde in gebruik was genomen, met de mogelijkheid om de ontruiming zelf uit te voeren indien de gedaagde hieraan geen gehoor zou geven. De gemeente stelde dat de gedaagde inbreuk maakte op haar eigendomsrecht, terwijl de gedaagde zich beriep op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat de gemeente in andere gevallen gedoogde dat burgers gemeentelijke eigendommen gebruikten zonder toestemming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente haar vordering baseerde op artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de eigenaar het recht geeft om zijn eigendom op te eisen van iemand die deze zonder recht houdt. De rechtbank heeft ook het verweer van de gedaagde beoordeeld, dat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde door in dit geval wel op te treden, terwijl in andere gevallen geen actie werd ondernomen.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat haar beleid, zoals gepubliceerd in het gemeentelijk informatieblad, was om onrechtmatige inbreuken op haar eigendommen aan te pakken. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat zijn situatie gelijk was aan die van andere gevallen waarin de gemeente niet handhavend optrad. De rechtbank wees de vordering van de gemeente toe en veroordeelde de gedaagde in de kosten van de procedure. De uitspraak werd gedaan door rechter A.S. Arnold op 15 februari 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 15 februari 2006
Zaaknummer : 100854 / HA ZA 05-400
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de openbare rechtspersoon GEMEENTE STEIN,
gevestigd te Stein,
eiseres,
procureur mr. J.F.E. Kikken;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te Elsloo,
gedaagde,
procureur mr. G.A.J.M. Niederer (toevoeging).
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna ook te noemen “de gemeente”, heeft gedaagde, hierna te noemen “[Gedaagde]”, gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding met aangehechte situatieschets vermeld. Op de eerstdienende dag heeft de gemeente bij akte producties in het geding gebracht. [Gedaagde] heeft daarna geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Partijen hebben elk op voorhand stukken toegestuurd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Zoals ter comparitie afgesproken, heeft daarna eerst [Gedaagde] een akte houdende overlegging en toelichting producties genomen. De gemeente heeft daar onder overlegging van producties bij akte op gereageerd, waarna [Gedaagde] nog een antwoordakte heeft genomen. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 De gemeente vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [Gedaagde] tot, kort gezegd, ontruiming van een stuk grond (zoals aangeduid op de aan de dagvaarding gehechte situatieschets), met machtiging om wanneer [Gedaagde] die ontruiming niet verricht zelf die ontruiming op zijn kosten te bewerken, desnoods met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie, en met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van de procedure. Zij voert daartoe aan, kort gezegd, dat [Gedaagde] door gebruik van dat stuk grond inbreuk maakt op haar eigendomsrecht.
2.2 [Gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, althans ontzegging van de vordering, zulks - na intrekking ter comparitie van de overige verweren - met een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, stelt de rechtbank de navolgende feiten vast.
3.2 [Gedaagde] huurt van de woningstichting Maaskant Wonen de woning met tuin [adres]. De gemeente is eigenaresse van het naastgelegen perceel grond, kadastraal bekend als gemeente Stein sectie A nummer 4174. [Gedaagde] heeft sedert november 2004 een gedeelte van dat perceel - groot circa 237 m² - in gebruik.
3.3 Bij brief van 14 februari 2005 is [Gedaagde] gesommeerd tot ontruiming. [Gedaagde] heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft d.d. 22 maart 2005 tot de onderhavige procedure besloten. Bij brief van 23 maart 2005 is [Gedaagde] nogmaals tevergeefs tot ontruiming gesommeerd.
3.4 Grondslag van de vordering is het tussen partijen niet in geschil zijnde eigendomsrecht van de gemeente. Krachtens art. 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Tot zover is de vordering van de gemeente als gebaseerd op de wet toewijsbaar.
3.5 Vervolgens is het de vraag, of het door [Gedaagde] ingeroepen gelijkheidsbeginsel tot een ander oordeel leidt. Vooropgesteld wordt dat de gemeente bij de uitoefening van haar aan art. 5:2 BW ontleende bevoegdheid, krachtens art. 3:14 BW mede gebonden is aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Het door [Gedaagde] gevoerde verweer vergt dus een inhoudelijke beoordeling.
3.6 Als feitelijke onderbouwing van zijn verweer heeft [Gedaagde] - onder verwijzing naar foto’s van de desbetreffende locaties - gesteld dat op diverse andere locaties ongeoorloofd gebruik van gemeentegrond wordt gedoogd, welk gedogen in één geval is aangevangen midden jaren ’80 en in een tweetal gevallen begin jaren ’90.
3.7 De gemeente heeft zich daar tegenover beroepen op haar beleidsrichtlijn handhaving, die op 3 september 2003 in het gemeentelijk informatieblad is gepubliceerd en waarvan paragraaf 1.6 onder meer bepaalt:
“Indien burgers en/of bedrijven zich gemeentelijke eigendommen toeëigenen (bijv. gemeentegronden) zullen revindicatoire en andere juridische acties worden ingesteld.”
Volgens de gemeente wordt die beleidsrichtlijn in de praktijk ook gevolgd, ter onderbouwing waarvan zij bij akte een aantal stukken heeft overgelegd, waaronder sommatiebrieven en een tweetal uitspraken van deze rechtbank.
3.8 [Gedaagde] heeft daar vervolgens tegen in gebracht, dat uit de door de gemeente overgelegde stukken niet blijkt dat is opgetreden tegen de door hem ingeroepen gedoogsituaties. Voor zover dat wel het geval mocht zijn, aldus [Gedaagde], blijkt uit de door hem overgelegde foto’s (die alle dateren van na juli 2005) dat aan dat optreden geen gevolg is gegeven, zodat ook in dat geval de gemeente met haar onderhavige vordering het gelijkheidsbeginsel schendt.
3.9 Vooropgesteld wordt, dat het verbod op schending van het gelijkheidsbeginsel inhoudt, dat de gemeente in individuele gevallen optreedt in overeenstemming met het door haar gevoerde beleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente voldoende aannemelijk gemaakt, dat in ieder geval na 3 september 2003 haar beleid inhoudt, dat zij voor zover het haar eigendommen betreft, tegen onrechtmatige inbreuken ageert. Dit oordeel is gebaseerd op de hiervoor onder 3.7 bedoelde stukken die door de gemeente zijn overgelegd. Nu de tegen [Gedaagde] ingestelde vordering in overeenstemming is met dat beleid, is van een schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake.
3.10 Dat de gemeente in een aantal gevallen (nog) geen (volledige) uitvoering heeft gegeven aan haar beleid, leidt niet tot een ander oordeel. Hetgeen [Gedaagde] in dat verband heeft aangevoerd, is voor zo’n andersluidend oordeel in ieder geval onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat het telkens gaat om gevallen die onderling en aan die van hemzelf gelijk zijn. Behalve dat telkens ongeoorloofd gebruik van gemeentegrond in het geding is, zijn ook andere factoren van belang, niet in de laatste plaats de voorgeschiedenis van die gevallen. Dat een aantal gevallen dateren van ruim vóór de bekendmaking van de beleidsrichtlijn, maakt die gevallen al wezenlijk anders dan het geval van [Gedaagde], waarin de ingebruikneming dateert van nauwelijks een jaar daarna. Reeds op grond van een lange(re) voorgeschiedenis van gedogen, kan een andere aanpak door de gemeente gerechtvaardigd zijn. Los daarvan is gesteld noch gebleken, dat de gemeente in de andere gevallen niet alsnog uitvoering aan haar beleid zal geven. De rechtbank begrijpt de stellingen van de gemeente aldus, dat zij dat weldegelijk van plan is. Zij heeft in dat verband echter gesteld dat zij niet alle betrokken zaken tegelijk kan aanpakken en dat in een aantal gevallen sprake is van feitelijke en juridische complicaties die handhavend optreden bemoeilijken.
3.11 Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie, dat het verweer van [Gedaagde] faalt en de vordering van de gemeente toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt [Gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het door hem in gebruik genomen gedeelte van perceel Gemeente Elsloo, sectie A, nummer 4174 met alwie en alwat zich daarop vanwege [Gedaagde] mocht bevinden, te ontruimen, te verlaten en in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van de gemeente te stellen;
machtigt de gemeente om - wanneer [Gedaagde] de ontruiming niet verricht - zelf die ontruiming op kosten van [Gedaagde] te bewerken, desnoods met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie;
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van de gemeente gevallen, tot op heden begroot op
€ 85,60 kosten dagvaarding, € 244,-- vast recht en € 1.130,-- salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Arnold, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
AS