ECLI:NL:RBMAA:2006:AV0820
Rechtbank Maastricht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de executie van een verstekvonnis in een strafzaak met betrekking tot verzoeker uit Suriname
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op 31 januari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de executie van een verstekvonnis. Verzoeker, die in Suriname woont en in Nederland is aangehouden, had verzocht om de executie van een vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 december 2003 te schorsen totdat er onherroepelijk op zijn hoger beroep was beslist. Het verzoekschrift was ingediend op 27 december 2005, en de voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 25 januari 2006.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 12 november 2004 is een mededeling van het verstekvonnis aan de huisgenote en echtgenote van verzoeker, mevrouw [X], uitgereikt. Verzoeker betwist echter dat hij op de hoogte was van het vonnis voordat hij op 25 oktober 2005 werd aangehouden. De officier van justitie stelde dat het vonnis onherroepelijk was sinds 27 november 2004 en dat verzoeker te laat hoger beroep had ingesteld. De voorzieningenrechter heeft de vraag beoordeeld of verzoeker na het verstrijken van de termijn een rechtsmiddel heeft ingesteld.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er gerede twijfel bestond over de vraag of de mededeling van het verstekvonnis daadwerkelijk op of omstreeks 12 november 2004 aan verzoeker was uitgereikt. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het rechtsmiddel na de daarvoor geldende termijn was aangewend. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek van verzoeker toe te wijzen en de executie van het vonnis te schorsen totdat er onherroepelijk op het hoger beroep is beslist.