ECLI:NL:RBMAA:2005:BB2639
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen
Op 11 maart 2005 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van een groot aantal sigaretten zonder dat deze overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. De tenlastelegging betrof een periode van 1 januari 2000 tot en met 11 maart 2004, waarbij de verdachte in de gemeente Kerkrade, althans in het arrondissement Maastricht, sigaretten voorhanden had gehad. De politierechter achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op meer dan één tijdstip in de genoemde periode, tezamen met anderen, accijnsgoederen voorhanden had gehad. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De politierechter baseerde zijn beslissing op de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een geldboete van € 36.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechter hield rekening met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting op 27 april 2005, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren brachten. De politierechter overwoog dat de opgelegde straffen en maatregelen in verhouding moesten staan tot de gepleegde feiten en de rol van de verdachte in het geheel.