ECLI:NL:RBMAA:2005:AZ6002

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 december 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700075-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van verdovende middelen in Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 5 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 februari 2006 in Maastricht, samen met anderen, opzettelijk ongeveer 9,4 gram heroïne, 11 gram cocaïne, en 76 MDMA-tabletten heeft verkocht. Daarnaast had hij ook een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen in zijn bezit, waaronder 495,7 gram heroïne, 207,8 gram cocaïne, en 1443,7 gram MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze middelen in zijn woning, wat leidde tot de conclusie dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij in het bezit was van een handelsvoorraad van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact van harddrugs op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700075-06
Datum uitspraak: 5 december 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 9,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 76 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde heroïne, cocaïne, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 495,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 207,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 938 tabletten en/of 1443,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde heroïne, cocaïne, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I gram;
3.
hij op of omstreeks 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2374,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft verkocht ongeveer 9,4 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 5 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 76 tabletten van een materiaal bevattende MDMA, zijnde heroïne, cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 486 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 200 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 903 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 1443 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde heroïne, cocaïne, MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 4 februari 2006 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2354 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Nadere overweging ten aanzien van het bewijs van het onder 2 en 3 tenlastegelegde
De raadsvrouwe heeft met betrekking tot het onder 2 en 3 tenlastegelegde bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden voor wat betreft alle verdovende middelen die niet in de woonkamer werden aangetroffen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte geweten heeft dat zich ook elders in het pand drugs bevonden.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Voor “opzettelijk aanwezig hebben” van verdovende middelen is een bepaalde bewustheid bij verdachte vereist. De rechtbank heeft het bewijs daarvoor mede doen steunen op het onder feit 1 bewezenverklaarde. De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte verdovende middelen vanuit het pand aan de [adres] heeft verkocht, hij er zich van bewust moet zijn geweest -en derhalve willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard- dat in voornoemd pand een handelsvoorraad verdovende middelen voorhanden was.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de aanwezigheid van een behoorlijke hoeveelheid verdovende middelen op de salontafel in de woning aan de [adres] en de verklaring van -de als verdachte gehoorde- [S.]. Deze verklaart dat er, nadat hij de woning was binnengegaan, nog twee mannen in de woning aanwezig waren die bij hun vertrek een zakje met, naar zijn schatting, 200 XTC-pillen meenamen. De verdachte heeft [S.] voornoemd verteld dat deze twee mannen ook nog 45 gram heroïne en 50 gram cocaïne hadden gekocht en dat zij hiervoor elke week terug kwamen.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verweer van de raadsvrouwe verwerpen.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een geldboete van € 1960,00 zal worden opgelegd.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 partiële vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsvrouwe bepleit dat de rechtbank rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft zij aangevoerd dat verdachte bereid is tot het verrichten van een taakstraf.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde, te weten de verkoop van een hoeveelheid verdovende middelen en het aanwezig hebben van een aanzienlijke handelsvoorraad verdovende middelen, in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het passend een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden op te leggen. Een gedeelte daarvan, te weten 6 maanden, behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd, doch dient als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en heeft de rechtbank gelet op het feit dat de strafbare feiten binnen relatief korte tijd door verdachte zijn begaan.
Het beslag
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven GSM’s en de acculader (vermeld onder de nrs. 8, 9 en 11 op de beslaglijst) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voornoemde voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat het voorwerpen betreft met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen, de mixer met heroïneresten en het stuk papier (vermeld onder de nrs. 10 en 12 tot en met 52 op de beslaglijst) heeft de rechtbank opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan of dat deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DERTIG maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten de GSM’s en de acculader, vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst d.d. 25 oktober 2006 onder de nrs. 8, 9 en 11;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten de verdovende middelen, de mixer met heroïneresten en het stuk papier, vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst d.d. 25 oktober 2006 onder de nrs. 10 en 12 tot en met 52.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. I.M.T. Wijnands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2006.