RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700091-05
Datum uitspraak: 27 december 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in [detentieplaats verdachte].
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht een of meermalen (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht een kussen, althans een soortgelijk voorwerp, op het gezicht en/of op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [slachtoffer] met haar gezicht en/of mond op een bed heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht een of meermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht een kussen, althans een soortgelijk voorwerp, op het gezicht en/of op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [slachtoffer] met haar gezicht en/of mond op een bed heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht een of meermalen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur van de woning [adres slachtoffer 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres slachtoffer 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte een of meermalen (telkens) opzettelijk dreigend een mes gepakt en/of (daarbij) deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je" en/of "Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 05 februari 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte een of meermalen (telkens) opzettelijk dreigend een mes gepakt en/of (daarbij) deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek mijn vader kapot." en/of "Ik ga mijn vader neersteken" en/of "Ik ga jou nu steken", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 februari 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij op 5 februari 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur van de woning [adres slachtoffer 2], toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd;
hij op 5 februari 2005 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2];
hij op 5 februari 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gepakt en deze [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je" en/of "Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op 5 februari 2005 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gepakt en deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek mijn vader kapot." en/of "Ik ga mijn vader neersteken" en/of "Ik ga jou nu steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd.
Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
t.a.v. feit 2:
mishandeling;
t.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen;
t.a.v. feit 4:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
t.a.v. de feiten 5 en 6 telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door H.J.Th.M. Corstens, psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek is een rapport, gedateerd
29 oktober 2005, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:
Onderzochte (in casu verdachte) lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling die in diagnostische zin omschreven kan worden als chronische paranoïde schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er tevens sprake van genoemde diagnoses. Paranoïde waanovertuigingen en de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, passend bij de schizofrene stoornis en de gebrekkige impulsbeheersing en het onvermogen zich in te kunnen leven in een ander behorend bij de antisociale persoonlijkheids-stoornis hebben gezamenlijk het plegen van het ten laste gelegde in hoge mate beïnvloed.
Onderzochte had op de betreffende dag een sterke zucht naar de middelen waaraan hij verslaafd is. Hij had zelf geen middelen om drugs te kopen. Zijn echtgenote, die het geld in beheer heeft, wilde hem geen geld geven, ondanks dreigementen van zijn kant. Dit activeerde zijn paranoïde waanovertuigingen ten aanzien van zijn echtgenote. Waanovertuigingen die inhouden dat de echtgenote samen met haar familie een complot tegen hem heeft gesmeed om hem financieel uit te kleden. Haar weigering zette hem aan zijn toevlucht te nemen tot buitenproportioneel geweld ten aanzien van haar om zijn doel, het verkrijgen van geld om drugs te kunnen kopen, te kunnen verwezenlijken. In de loop van de dag is hij naar het ouderlijk huis gegaan, waar zijn zoontje en echtgenote inmiddels verbleven, waar hem de toegang werd ontzegd omdat men bang voor zijn agressie was. Hij is daar binnengedrongen en heeft zijn daar aanwezige familie, die zich opgesloten had in de woonkamer, bedreigd met de dood. Tussenkomst van een te hulp geroepen vriend heeft hem gekalmeerd en deze vriend heeft hem meegenomen uit het ouderlijk huis. De dreigementen naar zijn familieleden waren waarschijnlijk eveneens ingegeven vanuit zijn paranoïde waanovertuigingen, namelijk dat ook zijn familie hem moedwillig alles wil ontzeggen en tegen hem samenspant.
De mate waarin dit geschiedde wordt als heftig ingeschat. Onderzochte hield geen enkele rekening met de zwangerschap van echtgenote. Hij liet zich, in de situatie met zijn echtgenote, helemaal gaan en werd pas tot stoppen gebracht toen zijn zoontje binnenkwam. Slechts een vriend kon hem tot bedaren brengen in de situatie met zijn hele familie. De relatie met zijn naasten wordt gekenmerkt door aan de ene kant het zich laten verzorgen en geen verantwoordelijkheid nemen en anderzijds door paranoïde overtuigingen ten aanzien van hen.
Op grond van het bovenstaande acht ik onderzochte volledig ontoerekeningsvatbaar.
Ten aanzien van verdachte is door drs. P.C. Braun, psycholoog en psychotherapeut, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog/psychotherapeut een rapport, gedateerd 28 oktober 2005, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:
De klinische risicotaxatie en de resultaten van de risicotaxatie instrumenten wijzen allen in dezelfde richting, namelijk dat betrokkene (in casu verdachte) een groot risico vormt (zowel op korte maar ook op de lange termijn) voor zichzelf en zijn omgeving indien hij niet behandeld en begeleid wordt.
(...)
Betrokkene is lijdende aan een complexe combinatie van schizofrenie van het paranoïde type met een chronisch beloop, een meervoudige verslaving / middelen misbruik (cannabis, cocaïne en amfetamine) en heeft daarnaast een antisociale persoonlijkheidsstoornis met duidelijke psychopathische gedragskenmerken (waardoor de “leerbaarheid” van betrokkene als uiterst somber moet worden ingeschat). Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene staat geheel onder invloed van deze stoornis.
Betrokkene heeft als gevolg van de achterdocht waandenkbeelden over zijn familie. Hij meent dat hem allerlei onrecht wordt aangedaan en verzet zich tegen dit vermeende onrecht. Daarnaast wil hij (onmiddellijk) zijn zin krijgen en kan zich als gevolg van de stoornissen niet verzetten of die behoefte voldoende uitstellen. Als gevolg van die verlaagde frustratietolerantie gaat betrokkene over tot agressief handelen, zoals tegen zijn vrouw en vader. (...)
Dit gebeurde volledig onder invloed van de stoornis. Betrokkene kon zich daar onvoldoende tegen verzetten. Betrokkene heeft weliswaar weet van de noodzaak van medicatie en de noodzaak van het vermijden van het gebruiken van middelen maar kon de consequenties van het gebruik op zijn psychiatrisch toestandsbeeld onvoldoende overzien.
Betrokkene is te beschouwen als ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
De verdachte is derhalve niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De redengeving van de op te leggen maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, dat verdachte ter zake van de, bewezen te achten, feiten onder 2 tot en met 6 volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar. De officier van justitie heeft voorts verzocht daarbij op te nemen het advies dat verdachte wordt geplaatst in een Forensisch Psychiatrische Kliniek.
De raadsman heeft terzake van het onder 1 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat verdachte ter zake van de bewezen te achten feiten volledig ontoerekeningsvatbaar is en hij zich wat betreft een eventueel op te leggen maatregel - hoewel hij zich kan vinden in de door de officier van justitie gedane eis - refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen maatregel het volgende.
Het voormelde rapport van psychiater H.J.Th.M. Corstens d.d. 29 oktober 2005 houdt voorts in -zakelijk weergegeven-:
De waanovertuigingen ten aanzien van zijn naasten die hij presenteert, zijn volledige gebrek aan spijt- of schuldgevoelens, zijn gebrekkige gewetensfuncties, de ernstige oordeels- en kritiekfunctiestoornissen, het volledige tekortschietende inzicht en onmogelijkheid te reflecteren op hetgeen hij heeft aangericht maken herhaling, dat wil zeggen ernstige agressie jegens echtgenote en familie, uiterst waarschijnlijk wanneer onderzochte in dezelfde context, namelijk verzorging door familie en echtgenote, wordt geplaatst. Onderzochte is niet in staat het al lang bestaande patroon van agressie naar zijn naasten te veranderen. De familie is niet in staat hem adequaat op te vangen, dat wil zeggen agressie te voorkomen. Psychiatrische behandeling, zowel klinisch als ambulant, is evenmin succesvol geweest in het verleden.
Langdurige klinische behandeling in een restrictieve setting waarin hem duidelijke grenzen opgelegd kunnen worden, acht ik noodzakelijk. (...) Dit zou gerealiseerd kunnen worden middels plaatsing ex artikel 37/39 van het Wetboek van Strafrecht in een forensisch psychiatrische kliniek. Op een afdeling voor mensen met een chronisch psychotische aandoening, waarbij ook aandacht is voor zijn, secundaire, verslaving. Het is duidelijk uit de ervaring die daarmee bestaat dat plaatsing in een gewoon Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis (APZ) onvoldoende garanties biedt voor herstel of verandering.
Het voormelde rapport van psycholoog en psychotherapeut drs. P.C. Braun d.d. 28 oktober 2005 houdt voorts in -zakelijk weergegeven-:
Het advies luidt dat een langdurige klinische forensisch-psychiatrische opname noodzakelijk is om het risico op herhaling van geweld te beteugelen. Een dergelijke opname zou kunnen geschieden in het kader van een (...) opname in een psychiatrische kliniek (...). Een terbeschikkingstelling van de regering lijkt een wel erg zware maatregel voor deze zieke man wiens behandeling en begeleiding en daarmee het vormgeven aan een veilige situatie, ook op een lichtere wijze gerealiseerd kan worden. Een opname in een reguliere psychiatrische afdeling biedt, zo wijst het verleden uit, te weinig structuur voor deze persoon. Een opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek lijkt het meest aangewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil meewerken aan een behandeling, ook als dat een opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van een jaar zou inhouden.
Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig de adviezen - inhoudende oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis - op te volgen.
De rechtbank is, op grond van het vorenoverwogene, van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank zal derhalve gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van een jaar.
De rechtbank zal, gelet op de inhoud van genoemde rapporten, bovendien adviseren verdachte in een Forensisch Psychiatrische Kliniek te plaatsen.
Het verweer t.a.v. voortgezette handeling
De rechtbank overweegt dat - nu het door de raadsman gevoerde verweer dat de feiten 3 en 4 alsmede de feiten 5 en 6 telkens in een voortgezette handeling zijn gepleegd, een beroep op een strafverminderingsgrond is - op dit verweer niet meer behoeft te worden beslist, aangezien aan verdachte geen straf zal worden opgelegd.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 138, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart verdachte deswege niet strafbaar en ontslaat hem dientengevolge van alle rechtsvervolging;
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van een jaar;
- adviseert verdachte in een Forensisch Psychiatrische Kliniek te plaatsen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. Eijck, voorzitter, mr. Van Binnebeke en mr. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2005.