RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700262-05; 03/700691-05; 03/005082-02 VTVV; 03/050227-04 VTVV
Datum uitspraak: 29 december 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [adres].
De bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aangebrachte zaken zijn ter terechtzitting gevoegd.
De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 april 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een GSM-telefoon (merk Sharp), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 18 april 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een of meer afstandsbedieningen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 april 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], weg te nemen een televisie en/of een tas en/of een of meer fototoestellen en/of een digitale camera en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met voornoemd oogmerk
- een steen door een raam (van de voordeur) heeft gegooid en/of
- (vervolgens) het (daardoor ontstane) gat groter heeft gemaakt en/of
- (vervolgens) naar binnen is gekropen en/of de woning heeft betreden en/of
- (vervolgens) een televisie heeft klaargezet (teneinde die mee te nemen) en/of
- (vervolgens) een tas (uit de berging) heeft gepakt en/of
- (vervolgens) een of meer fototoestellen en/of een digitale camera in die tas heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met zijn mededader(s), althans alleen, met voornoemd oogmerk
- een winkel, gelegen aan de [adres], heeft betreden en/of
- een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) de loop van dat (op een) pistool (gelijkend voorwerp) heeft gericht op die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (de) woorden (van de strekking) heeft toegevoegd "je geld hier" en/of
- die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 januari 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen vier, in elk geval een of meer, armband(en) en/of acht, in elk geval een of meer, ketting(en) en/of twee paar oorbellen en/of een bedrag aan geld (1370 gulden), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 2 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 1, 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 18 april 2005 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een GSM-telefoon (merk Sharp) toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2. (subsidiair)
hij op 18 april 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres], weg te nemen een televisie en een tas en fototoestellen en een digitale camera toebehorende aan [benadeelde partij] en [benadeelde partij], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met voornoemd oogmerk
- een steen door een raam van de voordeur heeft gegooid en
- vervolgens het daardoor ontstane gat groter heeft gemaakt en
- vervolgens naar binnen is gekropen en de woning heeft betreden en
- vervolgens een televisie heeft klaargezet teneinde die mee te nemen en
- vervolgens een tas uit de berging heeft gepakt en
- vervolgens fototoestellen en een digitale camera in die tas heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 16 maart 2005 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan die [slachtoffer], met zijn mededader met voornoemd oogmerk
- een winkel, gelegen aan de [adres], heeft betreden en/of
- een op een pistool gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- vervolgens de loop van dat op een pistool gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer] en
- meermalen die [slachtoffer] de woorden van de strekking heeft toegevoegd "je geld hier" en/of
- die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 januari 2002 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen armbanden en kettingen en oorbellen toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten die moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Feit 2 subsidiair:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 3:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 bewezen verklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt.
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door de psycholoog/neuropsycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers en door de kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Van dat onderzoek hebben genoemde psycholoog en psychiater ieder voor zich een rapport gemaakt, respectievelijk gedateerd op 7 december 2005 en 9 november 2005. Deze rapporten vermelden -zakelijk weergegeven- als conclusie dat het bewezenverklaarde de verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 1, 2 primair en onder 3 en het feit in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 ten last gelegd, zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van negen maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en voorts, dat de verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor jeugdigen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, en het gewelddadig karakter van de bewezen verklaarde poging tot afpersing in het bijzonder. De rechtbank heeft te dien aanzien het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Bij deze poging hebben de verdachte en zijn mededader een op een pistool gelijkend voorwerp aan het slachtoffer getoond en de loop van dit voorwerp gericht op het slachtoffer. Deze poging tot afpersing is door het slachtoffer als buitengewoon bedreigend ervaren. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hun is overkomen. Daarnaast brengen feiten als het onderhavige bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De verdachte en zijn mededader zijn bij deze poging tot afpersing volledig voorbij gegaan aan de psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer en hebben kennelijk slechts aan eigen geldelijk gewin gedacht.
De redengeving van de op te leggen maatregel in het bijzonder
Voormeld rapport van de psycholoog/neuroloog drs. A.F.J.M. Zwegers houdt tevens het volgende in:
“.... Betrokkene functioneert op zwakbegaafd niveau. .... In betrokkene’s persoonlijkheidsontwikkeling worden enkele afwijkingen gezien die .... hem gemakkelijk tot grensoverschrijdend gedrag kunnen bewegen. Betrokkene is voortdurend op zoek naar nieuwe en spannende ervaringen. Hierdoor wordt er een bovenmatig beroep op zijn beheersing gedaan. Omdat betrokkene niet goed tot inleving komt is het intrinsieke motief om zich te beheersen niet optimaal. Als de externe begrenzing ontbreekt, zal hij gemakkelijk aan zijn spanningsbehoefte toegeven.
Deze dynamiek leidt al lange tijd tot gedragsproblemen. .... Om te voorkomen dat betrokkene vanuit zijn spanningsbehoefte opnieuw tot (ernstig) grensoverschrijdend gedrag bewogen wordt, zou hij langere tijd in een professionele pedagogische structuur moeten verblijven. ....
Volgens de gangbare diagnostische criteria is er sprake van een ernstige gedragsstoornis, die zich lijkt te ontwikkelen in de richting van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was er eveneens sprake van deze ziekelijk stoornis van betrokkene’s geestvermogens. Het ten laste gelegde .... kan verklaard worden vanuit deze ziekelijke stoornis. ....
Ondergetekende ziet geen andere mogelijkheid, in het belang van delictpreventie en van betrokkene’s verdere ontwikkeling, dan te adviseren om de maatregel van PIJ (onvoorwaardelijk) op te leggen. ....”.
Voormeld rapport van de kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.B. Broekman houdt tevens het volgende in:
“.... Onderzochte is een intellectueel op laaggemiddeld niveau functionerende adolescent, die onvoldoende zicht heeft op zijn functioneren en problematiek... Bij onderzochte is sprake van een antisociale gedragsstoornis (conduct disorder) waaraan pedagogische verwaarlozing en familiaire belasting voor antisociaal gedrag ten grondslag liggen, met als belangrijkste kenmerken sociale en emotionele ontwikkelingsachterstanden, verstoorde agressieregulatie en lacunaire gewetensvorming. Er is aldus sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het onderhavige onderzoek is gebleken dat bovengenoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van invloed was op het gedragspatroon van onderzochte ten tijde van de tenlastelegging.
.... In combinatie met de gestoorde agressieregulatie, zijn lacunaire gewetensfunctie en zijn reactiestijl, toont onderzochte een handelingspatroon waarbij de gevoelens en impulsen niet afdoende kunnen worden afgeweerd en vervolgens worden uitgeleefd in de buitenwereld. Omdat zijn gedrag impulsgestuurd wordt en onderzochte van zichzelf te weinig structuur en remming kent, ontstaat er controleverlies en neemt hij het recht in handen de ander onheus te bejegenen met het onderhavige ten laste gelegde tot gevolg.
.... De onderhavige gedragsproblematiek vloeit voort uit het gebrekkige pedagogische klimaat en uit aanlegfactoren. .... Tijdens de hem ten laste gelegde delicten toont onderzochte geen tot onvoldoende belangstelling te hebben voor de (eventuele) gevoelens van een ander en/of de impact van zijn daden. Rapporteur gaat uit van het standpunt dat het ten laste gelegde .... tenslotte voortvloeit uit impulsieve drijfveren en uit de dadendrang .... Dieperliggend bestaat onvermogen op adequate wijze met primaire (agressieve) impulsen om te gaan en zijn eigen ontwikkeling op dit punt gunstig te beïnvloeden, gebaseerd op chronische en structurele incompetentie.
.... Bij onveranderde omstandigheden is de recidivekans derhalve zeer groot.
De antisociale gedragsproblemen van onderzochte blijken ernstig en hardnekkig van aard te zijn en recidiverend. Onderzochte zou in een omgeving moeten verkeren waarin hij voortdurend wordt gestructureerd en gestimuleerd tot een positieve ontwikkeling, teneinde de recidivekans te minimaliseren. ....
Rapporteur is van mening dat onderzochte onvoorwaardelijk middels een PIJ-maatregel dient te worden behandeld. ....”.
Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen, acht de rechtbank termen aanwezig voormelde adviezen op te volgen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 57, 77i, 77s, 77gg, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting zijn gelijktijdig behandeld de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van jeugddetentie voor de duur van één maand, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2002, gewezen onder parketnummer [nummer], en van jeugddetentie voor de duur van twee weken, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 2 juli 2004, gewezen onder parketnummer [nummer]. De vorderingen voldoen aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de beide gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 1, 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700262-05 onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 en in de zaak met het parketnummer 03/700691-05 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geldend voor de tijd van twee jaar;
- adviseert deze maatregel ten uitvoer te leggen in “Het Keerpunt” te Cadier en Keer dan wel in een andere Rijksinrichting of daartoe aangewezen particuliere inrichting voor jeugdigen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf, opgelegd in de zaak met het parketnummer [nummer], te weten een jeugddetentie voor de duur van een maand, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- gelast dat de voorwaardelijke straf opgelegd in de zaak met het parketnummer [nummer], te weten een jeugddetentie voor de duur van twee weken, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.A.M. van Uum, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. W.E. Elzinga en mr. P.E.C.M. Dahmen, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2005.