ECLI:NL:RBMAA:2005:AU9018
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Maastricht op 23 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 september 2005 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk 5 hennepplanten aanwezig had. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vervolging, ondanks het verweer van de raadsman dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard op basis van het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De politierechter oordeelde dat, hoewel de aanwijzing Opiumwet van 2 november 2000 stelt dat bij 5 of minder hennepplanten sepot kan volgen, er een duidelijke grens van 30 gram hennep is, waarboven vervolging plaatsvindt. Dit werd bevestigd door eerdere richtlijnen en jurisprudentie, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 31 mei 1994. De politierechter concludeerde dat de verdachte meer dan 30 gram hennep had, wat de vervolging rechtvaardigde.
De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De politierechter hield rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de Opiumwet en de noodzaak voor verdachten om zich bewust te zijn van de wettelijke grenzen met betrekking tot het bezit van hennep.