RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700379-05
Datum uitspraak: 30 november 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 september 2003 tot en met 30 september 2003, in elk geval in of omstreeks het jaar 2003 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de loop van een pistool gedrukt op de kin van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Als je het nog een keer zegt, schiet ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of de loop van een pistool gericht op die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2005 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend
- een persoon te weten [slachtoffer 1], zijnde verdachtes, echtgenote, met kracht aan haar haren heeft getrokken en/of
- een persoon te weten [slachtoffer 2], meermalen met gebalde vuist en met kracht heeft geslagen,
waardoor voornoemde persoon/personen letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2005 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"jullie gaan eraan" en/of "ik steek de tent in de fik" en/of "ik blaas de boel op" en/of "Ik heb benzine in de gang gegoten, ik steek de boel in de fik" en/of "Ik heb de gaskraan opengedraaid en als de politie komt dan blaas ik de boel op" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 31 mei 2005 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1], (onder meer) in gebruik bij [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in het jaar 2003 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte de loop van een pistool gericht op die [slachtoffer 1] en;
hij in het jaar 2003 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de loop van een pistool gedrukt op de kin van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je het nog een keer zegt, schiet ik je kapot";
2.
hij op 19 maart 2005 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] meermalen met gebalde vuist en met kracht heeft geslagen, waardoor voornoemde persoon letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 31 mei 2005 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"jullie gaan eraan" en "ik steek de tent in de fik" en "ik blaas de boel op" en "Ik heb benzine in de gang gegoten, ik steek de boel in de fik" en "Ik heb de gaskraan opengedraaid en als de politie komt dan blaas ik de boel op";
4.
hij op 31 mei 2005 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1], onder meer in gebruik bij [slachtoffer 1].
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit
De raadsman heeft ter terechtzitting ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer en het verweer onderbouwd zoals in de door hem overgelegde pleitnota is omschreven, welke pleitnota aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2005 is gehecht.
De rechtbank stelt voorop dat, noch uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit hetgeen door de raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht, de feitelijke gang van zaken die tot een eventuele noodweersituatie zou kunnen leiden, is komen vast te staan. Zo kon de verdachte zich niet herinneren wie als eerste zou hebben geslagen.
De rechtbank overweegt derhalve dat aan een beroep op noodweer niet kan worden toegekomen.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 4:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door mevrouw drs. S. Labrijn, psycholoog, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 19 september 2005, opgemaakt, welk rapport naar aanleiding van de door de Rechtbank gestelde vragen onder andere vermeldt:
1. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, borderline en theatrale kenmerken. Er is bovendien sprake van een chronische afhankelijkheid van meerdere middelen (heroïne, cocaïne en methadon, slaapmedicatie).
2. Als hierboven omschreven (Er is sprake van een verband tussen stoornis en het tenlastegelegde).
3. De stoornis beïnvloedde betrokkenes keuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
4. De betrokkene hanteerde vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek zelfzuchtige normen; dat wil zeggen hij gaat primair uit van wat voor hem goed uitpakt. Hij accepteerde dan ook geen grenzen van zijn ex-echtgenote. Er is bovendien bij de betrokkene vanwege de persoonlijkheidsstoornis sprake van een lijdensdruk, een verhoogde mate van spanning en agressie, die nog eens gevoed worden door paranoïde gekleurde betrekkingsideeën. De betrokkene neigt ertoe deze spanning en agressie uit te ageren in agressieve acting out. Hij neemt eveneens vanwege de persoonlijkheidsproblematiek weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven. (...) Onderzoekster adviseert op grond hiervan een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Voorts is ten aanzien van verdachte door de heer dr. C.E.P. Dillen, psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd 19 september 2005, opgemaakt, welk rapport naar aanleiding van de door de Rechtbank gestelde vragen onder andere vermeldt:
1. Psychiatrisch diagnostisch weerhouden wij bij onderzochte een persoonlijkheidsstoornis NAO (volgens DSM-IV), met in de kern trachten naar afhankelijkheid (binnen een borderline persoonlijkheidsstoornis) vanuit gebrek aan psychologische maturiteit, maar naar buiten toe met de andere B-cluster kenmerken (eigengereidheid, eisend, impulsief). Daarnaast is er een harddrugs afhankelijkheid en abusus tot afhankelijkheid aan zware slaapmedicatie
2. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren de kenmerken van hoger genoemde stoornissen ook aanwezig.
3. De ziekelijke stoornis / gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van onderzochte beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, in die mate dat het tenlastegelegde deels vanuit pathologie verantwoord kan worden.
4. De aanwezigheid van de persoonlijkheidsstoornis heeft in grote mate een rol gespeeld ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. De harddrugs en slaapmedicatie afhankelijkheid hebben een kleinere invloed gehad, vooral in ontremmende zin. Op grond hiervan is, op basis van de factor gemengde stoornis, een verminderde toerekeningsvatbaarheid te adviseren.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in voornoemde rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde bepleit. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en met het gestelde in de rapporten van mevrouw drs. S. Labrijn en de heer dr. C.E.P. Dillen, onder meer inhoudende dat zijn cliënt verminderd toerekeningsvatbaar was.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed en psychische schade teweeg heeft gebracht, waarbij met name wordt gewezen op de omstandigheid dat verdachte de woning van [slachtoffer 1] is binnengedrongen, terwijl [slachtoffer 1] daar aanwezig was.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsstraf, met na te noemen bijzondere voorwaarde, wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
In de omstandigheid dat zulks in de psychologische rapportage van mevrouw drs. S. Labrijn en in de psychiatrische rapportage van de heer dr. C.E.P. Dillen wordt geadviseerd en gegeven de bereidverklaring ter terechtzitting van verdachte daar aan mee te zullen werken, zal tevens verplicht reclasseringscontact worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk gedeelte van na te melden straf.
De rechtbank zal de proeftijd daarbij stellen op een termijn van 3 jaar, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en de noodzaak van een langdurige behandeling, zoals overwogen in bovengenoemde rapporten van de gedragsdeskundigen.
Het beslag
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvoor de verdachte is vervolgd, zijn de in de beslissing als zodanig te noemen voorwerpen te weten de munitie en een patroon, in beslag genomen. Zij behoren aan de verdachte toe, nu verdachte de feitelijke beschikkingsmacht over deze voorwerpen had. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Uit de aard van de voorwerpen volgt dat zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
Ten aanzien van de resterende in beslag genomen goederen zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbenden gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 138, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- beveelt dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten:
200534386 3 46 stuks munitie
KOPP TWC 9MM luger 671 56
200534386 4 1 patroon
patroonhuls;
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 2],[adres slachtoffer 2], van het inbeslaggenomene, te weten:
200534386 1 1 zakmes kleur: zilver;
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], van het inbeslaggenomene, te weten:
200534386 5 3 messen kleur: grijs
VICTORINOX fibrox:
3 roestvrij vleesmessen lengte 30cm handvat zwart
200534386 6 5 messen kleur: grijs
VICTORINOX fibrox:
4 kleine messen 15cm, 1 groot broodmes 30cm;
- gelast de teruggave aan [verdachte] [adres verdachte] van het inbeslaggenomene, te weten:
200534386 7 2 cassettebanden,
MAXWELL
Tara (bespeeld).
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. B. Damen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2005.