ECLI:NL:RBMAA:2005:AU7718

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/005259-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring bezwaar tegen omzetting werkstraf in gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 23 november 2005 uitspraak gedaan over het bezwaar van de veroordeelde tegen de omzetting van zijn werkstraf in gevangenisstraf. De veroordeelde had eerder een werkstraf van 240 uren opgelegd gekregen, maar kwam zijn afspraken niet na. Hij had driemaal een ander werkstrafproject aangeboden gekregen, maar telkens liep dit spaak door zijn eigen toedoen. De rechtbank heeft de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 9 november 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde na een moeizame start met zijn werkstraf, waarbij hij diverse afspraken niet nakwam, uiteindelijk op 22 januari 2004 begon met zijn werkstraf. Echter, hij verscheen vaak te laat of kwam helemaal niet opdagen. Ondanks herhaalde kansen om zijn werkstraf uit te voeren, heeft hij slechts 62 uren van de opgelegde werkstraf verricht. De officier van justitie heeft daarop de tenuitvoerlegging bevolen van 81 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet naar behoren had voldaan aan de opgelegde werkstraf en verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank overwoog dat de wet geen schorsende werking toekent aan het indienen van een bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, en dat de reeds uitgevoerde vervangende hechtenis niet ter zake doende was voor de beoordeling van het bezwaar. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005259-02
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, naar aanleiding van het op 23 augustus 2004 ter griffie van deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift tegen de kennisgeving bevel tenuitvoerlegging vervangende hechtenis d.d. 16 juli 2004 van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught - Nieuw Vosseveld 1 Huis van Bewaring te Vught,
hierna te noemen: de veroordeelde.
De procedure
Bij bezwaarschrift van 23 augustus 2004 is door griffier bij deze rechtbank namens de veroordeelde bezwaar gemaakt tegen de aan de veroordeelde betekende kennisgeving ex artikel 22g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft de veroordeelde, diens raadsman en de officier van justitie gehoord tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 9 november 2005.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de stukken in de onderhavige zaak.
De feiten
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 11 juni 2003 is aan de veroordeelde opgelegd een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag in verzekering doorgebracht.
De veroordeelde heeft 62 uren van deze werkstraf verricht en daarna de verdere verrichting gestaakt.
De officier van justitie heeft, van oordeel zijnde dat de veroordeelde aldus de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, de tenuitvoerlegging bevolen van –na aftrek van de dagen in voorarrest doorgebracht, naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag- 81 dagen vervangende hechtenis.
Overwegingen omtrent het bezwaar
Uit het verslag van de Reclassering d.d. 22 juni 2004, blijkt dat de veroordeelde na een moeizame start, waarin hij diverse afspraken niet nakwam, uiteindelijk op 22 januari 2004 startte met zijn werkstraf bij groepsproject Pollux. Hij was hierbij één uur te laat aanwezig. Een dag later verscheen veroordeelde niet op het project. Nadat aan hem op 26 januari 2004 een waarschuwing werd verzonden kwam hij op 27 januari 2004 wederom te laat op het project aan. Zijn werkmeester sprak hem hierop aan en hij verliet boos het project.
Daarna werd een ander project voor hem gezocht, hetgeen gevonden werd bij een bedrijf te Eindhoven. Op 18 februari 2004 hervatte veroordeelde zijn werkstraf. Op 23 maart 2004 vertelde hij bij de reclassering niet overweg te kunnen met de andere mensen die er werkten.
Wederom werd er een andere plaats gevonden waar veroordeelde zijn werkstraf zou kunnen uitvoeren, enwel in het Catharinaziekenhuis te Eindhoven. Hij verscheen niet op het kennismakingsgesprek. Dit gesprek werd aldus verschoven naar een later tijdstip, zijnde 26 april 2004. Afgesproken werd dat veroordeelde zou beginnen met werken op 11 mei 2004. Hij verscheen echter niet op het project en meldde zich ook niet af. Ook een dag later werd er niets van hem vernomen. Om die reden werd op 13 mei 2004 een mededeling stopzetting aan veroordeelde gezonden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde ondanks dat hij herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld om zijn werkstraf uit te voeren en tot driemaal toe een ander project kreeg toebedeeld, zijn werkstraf niet naar behoren uitgevoerd. Elk project is door zijn toedoen spaakgelopen.
Het feit dat ten aanzien van veroordeelde de vervangende hechtenis van 81 dagen reeds is geëxecuteerd, wordt door de rechtbank niet betrokken bij het vormen van haar oordeel. De rechtbank acht dit niet ter zake doende, nu de wet geen schorsende werking aan het indienen van een bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht toekent.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar van de veroordeelde ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING:
Verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is aldus genomen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. A.M.A. Eijck en mr. J.H. Klifman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2005.