ECLI:NL:RBMAA:2005:AU5957

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-700208-05
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 28 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord, brandstichting en bedreiging. De verdachte heeft verklaard dat hij de beslissing om [slachtoffer 1] te schieten al had genomen vanaf het moment dat hij deze in de flat aantrof. De rechtbank oordeelt dat het tijdsverloop tussen de beslissing en de uitvoering van de daad wijst op kalm overleg en bedaard nadenken. De tenlastelegging omvat onder andere het schieten op [slachtoffer 1] met voorbedachten rade, brandstichting aan een Opel Astra en bedreiging van [slachtoffer 2] met een vuurwapen. De rechtbank acht de verdachte schuldig aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappelijke onrust die het geweld heeft veroorzaakt. De verdachte is eerder niet veroordeeld en de rechtbank heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700208-05
Datum uitspraak: 28 oktober 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - HvB Overmaze, Willem Alexanderweg 21 te Maastricht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een (personen)auto, te weten een Opel Astra, gekentekend [X], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, welke benzine door verdachte over genoemde auto was uitgegoten, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor omliggende woningen en/of straatmeubilair (te weten (een) verkeersbord(en) en/of (een) straatnaambord(en) en/of een lantaarnpaal), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en/of personen in voornoemde omliggende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2004, althans in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004, in de gemeente Heerlen, [slachto[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (vuist)vuurwapen gepakt en/of vervolgens die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of (vervolgens) het vuurwapen (met kracht) op het hoofd (boven het linkeroog) van die [slachtoffer 2] geduwd en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik je niet kan krijgen,
dan krijgt niemand je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (met afgezaagde loop), merk V. Bernadelli Gardone V.T., en/of munitie van categorie III, te weten 311 (scherpe) patronen, voorhanden heeft gehad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair.
hij op 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, te weten een Opel Astra, gekentekend [X], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met benzine, welke benzine door verdachte over genoemde auto was uitgegoten, ten gevolge waarvan voornoemde auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omliggende woningen en straatmeubilair, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en/of personen in voornoemde omliggende woningen te duchten was;
3.
hij in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Heerlen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuistvuurwapen gepakt en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Als ik je niet kan krijgen, dan krijgt niemand je”;
4.
hij op 21 maart 2005 in de gemeente Landgraaf een wapen van categorie III, te weten een revolver met afgezaagde loop, merk Bernardelli Gardone V.B., en munitie van categorie III, te weten 311 patronen, voorhanden heeft gehad.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder 1 primair overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat de beslissing om [slachtoffer 1] kapot te maken steeds door zijn hoofd heeft gespeeld vanaf het moment dat hij [slachtoffer 1] in de flat in de kast aantrof en dat hij, achteraf bezien, daadwerkelijk heeft beslist om op [slachtoffer 1] te schieten, op het moment dat hij [slachtoffer 1] weer tegenkwam toen hij op weg was naar de brandende auto.
De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop, gelegen tussen het moment waarop verdachte besloot om op [slachtoffer 1] te schieten en de daadwerkelijke uitvoering hiervan wijst op een moment (zelfs méér dan een moment) van kalm overleg en van bedaard nadenken, voorafgaand aan het meermalen schieten op [slachtoffer 1], zoals bewezenverklaard.
De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat de verdachte na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen op het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geschoten.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1 primair
poging tot moord;
Feit 2
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog en dr. L.H. Jacobs-Dams, forensisch psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psycholoog en psychiater elk een rapport, gedateerd respectievelijk 12 juli 2005 en 21 september 2005, opgemaakt, welke rapporten vermelden -zakelijk weergegeven- als conclusie dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit (onder 1) lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en hem dit feit in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak. Ter zake de overige feiten heeft de raadsman gepleit voor het opleggen van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen gevangenisstraf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen gevangenisstraf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde, de diepgaande gevolgen die dit geweld moet hebben gehad voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp van het onder 2 bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 157, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES jaren;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten een jerrycan, ESSO, kleur rood.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. W.J.J. Beurskens en
mr. J.H. Klifman, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2005.