ECLI:NL:RBMAA:2005:AU4854

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
005464-03
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 oktober 2005 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde was op 1 december 2003 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich zou houden aan de richtlijnen van de reclassering. Echter, de reclassering kreeg pas meer dan drie maanden na het vonnis de opdracht om de veroordeelde te begeleiden, waardoor het beoogde doel van de begeleiding niet meer te realiseren was. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in de uitvoering van het vonnis te wijten was aan het Openbaar Ministerie, wat leidde tot de beslissing om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

Tijdens de zitting op 28 september 2005 werd de vordering behandeld, waarbij de rechtbank kennisnam van het afloopbericht toezicht van de reclasseringswerker, mevrouw M. Benschop. Dit rapport gaf aan dat de veroordeelde niet had gereageerd op uitnodigingen voor begeleiding en dat er gedurende een jaar geen contact was geweest. De rechtbank concludeerde dat de bijzondere voorwaarden niet waren nageleefd, maar dat er geen reden was om de niet tenuitvoergelegde straf alsnog ten uitvoer te leggen, gezien de omstandigheden en de vertraging die was opgetreden.

De rechtbank benadrukte dat de vertraging in de uitvoering van het vonnis het gevolg was van het optreden van het Openbaar Ministerie en dat het doel van de voorwaardelijke straf niet meer te realiseren was. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hadden overwogen en de belangen van de veroordeelde in acht hadden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005464-03
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht d.d. 15-07-2005, ingekomen ter griffie op 19-07-2005, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 01-12-2003 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank.
Bij dit vonnis is [veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats en -datum ],
wonende te [adres],
hierna te noemen: de veroordeelde,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met het bevel dat een deel van deze straf, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel op grond van het niet-naleven van de bijzondere voorwaarde. De bijzondere voorwaarde hield in dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, ressort ’s-Hertogenbosch, arrondissement Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, en
- zich zal laten opnemen in de forensische verslavingskliniek “Piet Roorda” te Apeldoorn of een vergelijkbare kliniek teneinde daar een behandeling te ondergaan zo spoedig als dat -gelet op de executie van de op te leggen straf en de capaciteit van de kliniek- mogelijk is.
Behandeling ter terechtzitting
De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van 28 september 2005.
De veroordeelde is daar, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen teneinde te worden gehoord.
Wel verschenen is mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te ’s-Hertogenbosch, raadsman van veroordeelde. Hij verklaart niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
Ook verschenen is de getuige-deskundige mevrouw M. Benschop, werkzaam als reclasseringswerker bij de Mondriaan Zorggroep te Heerlen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van:
voormeld vonnis, waarbij de bijzondere voorwaarde is opgelegd;
het afloopbericht toezicht d.d. 13-07-2005, opgemaakt door mevrouw M. Benschop, reclasseringswerker;
de overige stukken.
De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie omtrent haar vordering, strekkende tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank heeft voorts gehoord mevrouw M. Benschop, reclasseringswerker.
Overweging
In voornoemd afloopbericht toezicht wordt in verband met de naleving van de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de aan veroordeelde bij voornoemd vonnis opgelegde straf, vermeld dat veroordeelde op 17 mei 2005 en 28 juni 2005 uitgenodigd werd. Het adres werd op 17 juni 2005 geverifieerd en bleek juist te zijn. Betrokkene reageerde niet op de uitnodigingen. Ter zitting heeft de reclasseringswerker daar aan toegevoegd dat de officier van justitie hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis van 1 december 2003.
Veroordeelde kon zich derhalve niet in het kader van de bijzondere voorwaarde laten opnemen in de Piet Roorda kliniek. In 2004 is veroordeelde op vrijwillige basis naar de Piet Roorda kliniek gegaan. Hij heeft een week in de kliniek verbleven. De officier van justitie heeft op 17 januari 2005 het hoger beroep ingetrokken. Op 16 maart 2005 heeft de reclassering de opdracht ontvangen veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Nu mevr. Benschop gedurende een jaar geen contact meer heeft gehad met veroordeelde, kan zij niet vertellen hoe het nu met hem gaat.
De rechtbank is op grond van voornoemd afloopbericht, de overige stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank acht echter geen termen aanwezig te gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt: op 1 december 2003 is [veroordeelde] veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde inhoudende -onder andere - dat [veroordeelde] zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland te stellen richtlijnen, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt. De officier van justitie stelt tegen dit vonnis hoger beroep in, dat hij pas op 17 januari 2005 intrekt. De Reclassering krijgt vervolgens eerst op 16 maart 2005 de opdracht [veroordeelde] bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Het doel dat met het vonnis van 1 december 2003 werd beoogd is dan door tijdsverloop in feite niet of nauwelijks meer te realiseren. Vast staat dat de vertraging bij het executeren van het vonnis te wijten is aan het optreden van het Openbaar Ministerie. De rechtbank is van oordeel dat daarom thans in redelijkheid niet meer tot omzetting kan worden overgegaan.
Gelet hierop zal de rechtbank beslissen zoals hierna te vermelden.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af.
Aldus gegeven door mr. Th.J.M. Oostdijk, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op12 oktober 2005.