RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700271-05, 03/005389-04 VTVV
Datum uitspraak: 10 augustus 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Woonplaats verdachte], [Woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. “Overmaze” te Maastricht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Einighausen, in de gemeente Sittard-Geleen, in een woning gelegen aan de Heistraat 21, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1347,6 gram, althans 1083,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Einighausen, in de gemeente Sittard-Geleen, in een woning gelegen aan de Heistraat 21, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1316 gram hennep en/of ongeveer 310 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2005 tot en met 14 april 2005 te Einighausen, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukwapen in de vorm van een pistool van het merk Walther, type CP 99, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 14 april 2005 te Einighausen, in de gemeente Sittard-Geleen, in een woning gelegen aan de Heistraat 21, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1083,6 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 14 april 2005 te Einighausen, in de gemeente Sittard-Geleen, in een woning gelegen aan de Heistraat 21, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1316 gram hennep en 310 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 14 april 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukwapen in de vorm van een pistool van het merk Walther, type CP 99, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Zijdens de verdediging is -kort gezegd- betoogd dat de verdachte niet in de door hem gehuurde woning heeft gewoond of verbleven en dat hij, ook tijdens diens bezoeken aan die woning, de door de verbalisanten op de keukentafel aangetroffen heroïne niet heeft gezien en ook niet heeft kunnen zien en daarmee niet op de hoogte was of kon zijn van de aanwezigheid van dit verdovend middel in bedoelde woning. De verdachte heeft nog verklaard dat hij, de woonkamer betredend via de hal bij de voordeur, vanuit die positie geen zicht heeft gehad op de keuken en keukentafel omdat tussen de kamer en de keuken een scheidingswand aanwezig is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdachte is akkoord gegaan met de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning Heistraat 21 te Einighausen. Hij heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook andere overtredingen van de Opiumwet in zijn woning zouden plaatsvinden.
De rechtbank overweegt voorts dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat
- gedurende langere tijd harddrugs in bedoelde woning aanwezig zijn geweest, hetgeen blijkt uit de verklaring van de medeverdachte Zaaboune op 25 april 2005 tegenover de verbalisanten Konings en Medenbach afgelegd, voorzover inhoudende:
(blz 77) De laatste vijf weken voor de inval van de politie, op 14 april 2005, heb ik daar permanent verbleven in die woning. Ik sliep daar dus elke dag. In de periode daarvoor sliep ik ook regelmatig bij mijn vriendin. (blz 81) Ja, toen ik in die woning kwam en er nog niet vast sliep heb ik dat spul wel eens zien liggen en dat werd ook opgeruimd. Maar later werd dat spul niet meer opgeruimd en bleef dat gewoon op tafel liggen. Ja, dat was beige/bruin poeder. Ik dacht aan heroïne en speed.
- de verdachte de litigieuze verdovende middelen bij het betreden van de woonkamer wel degelijk moet hebben zien liggen op de keukentafel, hetgeen blijkt uit de bij de stukken gevoegde fotografische opname nummer 5 (blz 147) die genomen is vanuit de hal bij de voordeur en waarop bedoelde keukentafel te zien is.
De rechtbank overweegt in dit verband tenslotte dat
- de verdachte ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij de litigieuze woning regelmatig heeft bezocht en daarin regelmatig oppervlakkig heeft “gesnuffeld”;
- de verdachte, gelet op de omstandigheden waaronder hij zijn woning aan anderen ter beschikking stelde, als huurder medeverantwoordelijkheid droeg voor hetgeen in die woning werd opgeslagen, zoals de in de keuken van die woning aangetroffen verdovende middelen.
Ten aanzien van het door de verdachte aanwezig hebben van in het hiervoor in de bewezenverklaring onder 4 bedoelde wapen overweegt de rechtbank nog als volgt. In de hiervoor aangaande diens voorwaardelijke opzet geschetste omstandigheden, had het tevens op de weg van de verdachte gelegen een behoorlijk onderzoek in te stellen naar mogelijk andere onrechtmatigheden in zijn woning. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij de teelt en aanwezigheid van hennep en de aanwezigheid van handelshoeveelheden heroïne tevens ernstig met de aanwezigheid van wapens rekening moet worden gehouden. Derhalve kan aan de verdachte de aanwezigheid van in een die woning aanwezig ladekastje opgeborgen wapen eveneens worden toegerekend.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 3 en 4 vrijspraak gevorderd.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de feiten 1, 3 en 4. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman, voor wat betreft de bewezenverklaring, zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman gevraagd ook bij een bewezenverklaring, zoals door de officier van justitie gevorderd, de op te leggen vrijheidsstraf te matigen tot een duur van twaalf maanden en daarbij een voorwaardelijk deel op te leggen, met de bijzondere voorwaarde, dat de verdachte, ten behoeve van zijn resocialiseren, hulp en steun van de reclassering zal aanvaarden.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake het voorhanden hebben van verdovende middelen is veroordeeld;
- de omstandigheid dat heroïne, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers oplevert, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een wapen, Walther CP99, is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp is met betrekking tot welk het onder 4 bewezen verklaarde is begaan. Dit voorwerp zal aan het verkeer worden onttrokken.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel en zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een gevangenisstraf voor de duur van honderd tachtig dagen, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 12 augustus 2004, gewezen onder parketnummer 03/005389-04. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- verklaart onttrokken aan verkeer het in beslag genomen, nog niet teruggegeven wapen, een Walther CP99 met het registratienummer J31791420.
- gelast, in de zaak met het parketnummer 03/005389-04, dat het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van honderd tachtig dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2005.