RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005727-04
Datum uitspraak: 25 juli 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2005, 20 april 2005, 6 juli 2005, 8 juli 2005 en 11 juli 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[NAAM VERDACHTE8],
geboren te [Geboorteplaats verdachte8] op [Geboortedatum verdachte8],
wonende te [Woonplaats verdachte8], [Woonadres verdachte8].
Aan [Naam verdachte8] is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te slaan
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen,
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar, verdachte en/of aan haar, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het die [Naam slachtoffer] - meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen,
welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
A.
[Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte7] op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene meeverzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] met haar, verdachtes, personenauto naar de plaats des misdrijfs te vervoeren en/of in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte7] bij onraad te kunnen waarschuwen;
B.
zij in of omstreeks de periode van 29 juli 2004 tot en met 20 oktober 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland een bedrag aan geld, als vergoeding voor benzine heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd bedrag aan geld wist dat het door misdrijf verkregen was;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
A.
[Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte7], op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar, verdachte en/of aan die [Naam verdachte2] en/of die [Naam verdachte5] en/of die [Naam verdachte3] en/of die [Naam verdachte4] en/of die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte7], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf/henzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen,
welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] met haar, verdachtes, personenauto naar de plaats des misdrijfs te vervoeren en/of in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte7] bij onraad te kunnen waarschuwen;
B.
zij in of omstreeks de periode van 29 juli 2004 tot en met 20 oktober 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland een bedrag aan geld, alsvergoeding voor benzine heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd bedrag aan geld wist dat het door misdrijf verkregen was.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Door de raadsman is aangevoerd dat [Naam verdachte8] ter zake de tenlastegelegde doodslag dient te worden vrijgesproken, nu er geen opzet op de dood van het slachtoffer -feitelijk of in voorwaardelijke zin- bij [Naam verdachte8] heeft bestaan.
Ter zake dit verweer overweegt de rechtbank eerst met betrekking tot het opzet in feitelijke zin het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat haar mededaders het plan hadden opgevat te gaan car-jacken. [Naam verdachte8] was echter niet bij de planning van dit feit betrokken. Evenmin was zij aanwezig in de kapperszaak van [Naam verdachte5], toen daar de knuppel en het mes werden getoond. Pas op een later moment heeft [Naam verdachte8], die was benaderd om voor vervoer te zorgen, zich bij de groep aangesloten. Zij heeft gezorgd voor vervoer met haar auto naar het Keelbos en aansluitend naar de Sint Pietersberg.
[Naam verdachte8] was wel op de hoogte van het plan van de groep, namelijk car-jacken. [Naam verdachte5] verklaart dat met zoveel woorden (blz. 2922) en overigens komt het de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig voor dat een persoon gedurende een hele avond deel uitmaakt van een groep en uit vrije wil betrokken is op de wijze zoals [Naam verdachte8] dat is, zonder te weten wat de bedoeling was.
Uit de verklaringen van de verdachten volgt dat er geen vooropgezet plan was om het slachtoffer te doden. [Naam verdachte8] is boven op de Sint Pietersberg geweest. Zij heeft haar auto echter niet verlaten en heeft ook niet deelgenomen aan het geweld dat tegen het slachtoffer is uitgeoefend. [Naam verdachte8] maakte dus geen deel uit van de groep die boven op de Sint Pietersberg was en daar [Naam slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht. Van zuiver opzet bij [Naam verdachte8] kan dan ook geen sprake zijn.
Vervolgens heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of er dan sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang.
Boven op de Sint Pietersberg parkeert [Naam verdachte8] haar auto in de nabijheid van die van het slachtoffer. Als [Naam verdachte3] door [Naam verdachte2] naar het slachtoffer wordt geroepen, ziet zij dat [Naam verdachte3] een knuppel bij zich heeft. Toch distantieert [Naam verdachte8] zich op dat moment niet, maar belt één van de groepsleden die zich in de auto halverwege de berg bevindt, om haar gezelschap te komen houden.
Kortom, [Naam verdachte8] wist van het plan om te gaan car-jacken en van de aanwezigheid van de knuppel. Het slachtoffer zou met geweld van zijn auto worden beroofd en er waren middelen beschikbaar om zeer ernstig geweld te gebruiken als het slachtoffer niet direct zou toegeven. Aldus heeft [Naam verdachte8] zich willens en wetens in een situatie begeven waarin zij ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat het slachtoffer niet direct medewerking zou verlenen aan de beroving maar zich zou verzetten, waarna de geplande diefstal zou kunnen escaleren. Daarbij bestond met name het aanmerkelijke risico dat het gehanteerde geweld veel verder zou gaan en dat het slachtoffer onder invloed van dat geweld zou komen te overlijden.
Door onder die omstandigheden toch deel uit te maken van de groep heeft [Naam verdachte8] de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden op de koop toe genomen.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van [Naam verdachte8] was gericht op diefstal met geweld en -in voorwaardelijke zin- op het medeplegen van doodslag, zoals omschreven in de tenlastelegging.
Nu er in de ogen van de rechtbank sprake is van bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde hoeft de rechtbank niet meer in te gaan op het verweer van de raadsman met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte8] het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer]
- meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd en het lichaam te slaan en
- meermalen met een mes in het lichaam te steken en
- meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en
- meermalen met kracht met vuisten te slaan,
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto, merk Volvo, type XC 90, en een horloge van het merk Breitling en een beurs met inhoud, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte8] primair meer of anders is ten laste gelegd. [Naam verdachte8] moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door [Naam verdachte8] is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
primair:
medeplegen van doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. [Naam verdachte8] is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat [Naam verdachte8] ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft betoogd dat [Naam verdachte8] vrijgesproken dient te worden van het haar tenlastegelegde.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens [Naam verdachte8] ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van [Naam verdachte8], zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
[Naam verdachte8] heeft zich samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer in deze zaak, [Naam slachtoffer]. Tevens is vast komen te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde [Naam slachtoffer] te kunnen beroven van het door hem bestuurde voertuig. Crimineel gedrag als het onderhavige behoort tot de ernstigste delicten. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit soort criminaliteit tot uitdrukking gebracht door daarop levenslange gevangenisstraf als strafmaximum te stellen.
De ernst van het onderhavige feit wordt nog versterkt door de brute en gruwelijke wijze waarop [Naam slachtoffer] om het leven is gebracht. Nadat [Naam verdachte1] en [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] hadden voorgespiegeld seksueel contact met hem te willen hebben, zijn zij met [Naam slachtoffer] in diens voertuig naar de Sint Pietersberg gereden. Aldaar voegde [Naam verdachte3] zich bij dit drietal, waarna [Naam verdachte1] de ‘verleiding’ voortzette. Kort daarop werd [Naam slachtoffer] door [Naam verdachte1] geslagen in de hoop hem te kunnen overmeesteren. Toen [Naam slachtoffer] trachtte te vluchten, escaleerde het geweld onmiddellijk en werd hij door [Naam verdachte3] verschillende malen met een honkbalknuppel op het lichaam en het hoofd geslagen. De op de grond liggende en inmiddels weerloze [Naam slachtoffer] werd geslagen en, mede door de inmiddels gearriveerde [Naam verdachte4], met geschoeide voeten tegen het hoofd getrapt. [Naam verdachte1] duwde met zijn voet tegen de keel van [Naam slachtoffer] en [Naam verdachte2] ging vervolgens op [Naam slachtoffer]’s keel staan en toen het gewenste effect - te weten de dood van [Naam slachtoffer] - kennelijk nog niet was bereikt, heeft [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] twee maal met een mes in de borststreek gestoken en daarbij diens long geraakt.
De mate waarin deze gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [Naam slachtoffer] persoonlijk leed voor diens familie en naaste omgeving teweeg hebben gebracht, is onbeschrijfelijk. Daar komt nog bij dat ook de rechtsorde door feiten als het onderhavige extra ernstig wordt geschokt en dat gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving (nog verder) worden gevoed.
In beginsel brengt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank dan ook mee dat een lange vrijheidsbenemende straf voor de daders van dit feit op zijn plaats is. Dat is echter anders waar het [Naam verdachte8] betreft. Weliswaar heeft zij naar het oordeel van de rechtbank in juridische zin opzet gehad op de dood van [Naam slachtoffer], maar dit opzet ligt tegen de ondergrens van het voorwaardelijke opzet aan. De rol van [Naam verdachte8] in hetgeen is voorgevallen, is eveneens als uiterst beperkt te kwalificeren. Deze beperkte rol zal haar weerslag vinden in de aanmerkelijk lagere straf die de rechtbank aan [Naam verdachte8] zal opleggen. Daar komt bij dat de rechtbank rekening houdt met het gegeven dat zij niet eerder is veroordeeld.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, zoals bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij de nabestaanden van het slachtoffer zich ter zake van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, gelet op hetgeen primair bewezen is verklaard en nu aan [Naam verdachte8] ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, rechtstreeks schade heeft geleden. De kosten van lijkbezorging zijn immers ten laste van de nabestaanden gekomen. Gevorderd zijn de kosten van de koffietafel ter hoogte van € 977,80. Op grond van het bepaalde in artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal tevens toewijzen de vordering voorschot in de advocaatkosten van € 1.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de overige materiële kosten, te weten de kosten publicaties, monument en posters, de reiskosten, de overnachtingskosten en de telefoonkosten, niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent en zal de benadeelde partij voor wat betreft deze kosten niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en verwijzen naar de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij heeft voorts een voorschot smartengeld van € 5.000,- gevorderd. Gesteld is dat op grond van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Belgisch recht op dit deel van de vordering van toepassing is en dat de vordering naar Belgisch recht dient te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en naar de burgerlijke rechter verwijzen. Gelet op de rechtsvragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit onderdeel niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent.
Nu [Naam verdachte8] ter zake van het primair bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van nader te noemen maatregel.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdvijftig dagen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt dat een deel van de opgelegde gevangenisstraf, groot honderdtachtig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van honderdtwintig uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent);
- bepaalt dat de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 1.000,00 (duizend euro), alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negentien dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voormeld bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2005.