ECLI:NL:RBMAA:2005:AT9915

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-008493-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 25 juli 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [Naam verdachte7], die werd beschuldigd van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 29 juli 2004 in Maastricht, waar de verdachte samen met anderen opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven beroofde door hem met een honkbalknuppel, een mes en met vuisten te slaan en te trappen. Dit geweld leidde tot de dood van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte verweten dat zij in de periode van 29 juli tot 1 november 2004 voordeel had getrokken uit door misdrijf verkregen geld, door in een hotel te overnachten en maaltijden te genieten, bekostigd met dat geld.

De rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte gericht was op diefstal met geweld en in voorwaardelijke zin op het medeplegen van doodslag. De rol van de verdachte werd als relatief beperkt beschouwd, wat invloed had op de hoogte van de opgelegde straf. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van driehonderdvijftig dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van tweehonderdveertig uren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer.

De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde zwaar wogen, maar dat de relatief beperkte rol van de verdachte in het geheel ook meegewogen diende te worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige strafmaat, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/008493-04
Datum uitspraak: 25 juli 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2005, 20 april 2005, 6 juli 2005, 8 juli 2005 en 11 juli 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[NAAM VERDACHTE7],
geboren te [Geboorteplaats verdachte7] op [Geboortedatum verdachte7],
wonende te [Woonplaats verdachte7], [Woonadres verdachte7].
De tenlastelegging
Aan de [Naam verdachte7] is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar, verdachte en/of aan haar, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft schoppen en/of trappen en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen,
welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
A.
[Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, door die [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten te slaan en/of te stompen
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto merk Volvo type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] met haar, verdachtes, personenauto naar de plaats des misdrijfs te vervoeren en/of in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] bij onraad te kunnen waarschuwen;
en
B.
zij in of omstreeks de periode van 29 juli 2004 tot en met 1 november 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen bedrag aan geld voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen althans eenmaal in een hotel overnacht en/of een of meer maaltijden genoten, bekostigd met dat door misdrijf verkregen geld;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
A.
[Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8], op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een personenauto van het merk Volvo, type XC 90 en/of een horloge van het merk Breitling en/of een beurs met inhoud en/of een GSM en/of een halskettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar verdachte en/of aan die [Naam verdachte2] en/of die [Naam verdachte5] en/of die [Naam verdachte3] en/of die [Naam verdachte4] en/of die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte8], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf/henzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond in het voornoemde [Naam slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam steken en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam schoppen en/of trappen en/of
- meermalen althans eenmaal met kracht met vuisten slaan en/of stompen,
welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [Naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht en/of in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] met haar, verdachtes, personenauto naar de plaats des misdrijfs te vervoeren en/of in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op te uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [Naam verdachte2] en/of [Naam verdachte5] en/of [Naam verdachte3] en/of [Naam verdachte4] en/of [Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte8] bij onraad te kunnen waarschuwen;
en
B.
zij in of omstreeks de periode van 29 juli 2004 tot en met 1 november 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen bedrag aan geld voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen althans eenmaal in een hotel overnacht en/of een of meer maaltijden genoten, bekostigd met dat door misdrijf verkregen geld;
2.
zij op of omstreeks 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een autoverhuurbedrijf, gelegen aan de Duitse Poort 15 weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen zich met voornoemd oogmerk naar dat pand heeft/hebben begeven en een ruit van dat pand heeft/hebben verbroken en/of vervolgens dat pand is/zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[Naam verdachte1] en/of [Naam verdachte6] en/of [Naam verdachte3] op of omstreeks 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een autoverhuurbedrijf, gelegen aan de Duitse Poort 15 weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte6] en/of die [Naam verdachte3] en/of aan haar, verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun/zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich met voornoemd oogmerk naar dat pand heeft/hebben begeven en/of een ruit van dat pand heeft/hebben verbroken en/of vervolgens dat pand is/zijn binnengegaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en aldaar opzettelijk die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte6] en/of die [Naam verdachte3] met haar personenauto naar de plaats van het voorgenomen misdrijf te vervoeren en/of in de nabijheid van de plaats van het voorgenomen misdrijf op de uitkijk te verblijven teneinde die [Naam verdachte1] en/of die [Naam verdachte6] en/of die [Naam verdachte3] bij onraad te kunnen waarschuwen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Door de raadsman is aangevoerd dat [Naam verdachte7] ter zake de tenlastegelegde doodslag dient te worden vrijgesproken, nu er geen opzet op de dood van het slachtoffer - feitelijk of in voorwaardelijke zin - bij [Naam verdachte7] heeft bestaan.
Ter zake dit verweer overweegt de rechtbank eerst ter zake het opzet in feitelijke zin het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [Naam verdachte7] en haar medeverdachten het plan hadden opgevat te gaan car-jacken. [Naam verdachte7] was echter niet bij de planning van het feit betrokken. Evenmin was zij aanwezig bij het tonen van de knuppel en het mes in de kapperszaak van [Naam verdachte5]. Zij stelt geen wapens gezien te hebben vóór het plegen van het feit en uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting is het de rechtbank niet gebleken dat zulks anders zou zijn.
Uit de verklaringen van de verdachten volgt dat er geen vooropgezet plan was om het slachtoffer te doden. [Naam verdachte7] is niet boven op de Sint Pietersberg geweest. Met [Naam verdachte5] heeft zij halverwege de berg gewacht op de medeverdachten die met het slachtoffer naar de top van de Sint Pietersberg zijn gereden. [Naam verdachte7] maakte dus geen deel uit van de groep die boven op de Sint Pietersberg was en daar [Naam slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht. Van zuiver opzet bij [Naam verdachte7] kan dan ook geen sprake zijn.
Vervolgens heeft de rechtbank de vraag onder ogen gezien of er dan sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. [Naam verdachte7] wist van de intentie geweld te gaan gebruiken. Zij verklaart immers dat het slachtoffer bewusteloos geslagen zou worden. Gelet op de mate en aard van het geweld die nodig zijn om een persoon bewusteloos te krijgen, heeft [Naam verdachte7] zich willens en wetens in een situatie begeven waarin zij ernstig rekening moest houden met escalatie van dat geweld. Er bestond derhalve een aanmerkelijk risico dat het gehanteerde geweld veel verder zou gaan dan was beoogd en dat het slachtoffer door dat geweld zou komen te overlijden. Door ondanks haar wetenschap toch deel uit te maken van de groep en haar rol met betrekking tot het ten laste gelegde binnen de groep te vervullen, heeft [Naam verdachte7] de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden op de koop toe genomen.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van [Naam verdachte7] was gericht op diefstal met geweld en – in voorwaardelijke zin – op het medeplegen van doodslag, zoals omschreven in de tenlastelegging.
Nu er in de ogen van de rechtbank sprake is van bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde hoeft de rechtbank niet meer in te gaan op het verweer van de raadsman met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [Naam verdachte7] het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair.
zij op of omstreeks 29 juli 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [Naam slachtoffer]
- meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd te slaan en
- meermalen met een mes in het lichaam te steken en
- meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen en
- meermalen met kracht met vuisten te slaan,
tengevolge waarvan voornoemde [Naam slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd door enig strafbaar feit, te weten diefstal van een personenauto, merk Volvo, type XC 90, en een horloge van het merk Breitling en een beurs met inhoud en een GSM, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
feit 2 primair
zij op 25 juli 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een autoverhuurbedrijf, gelegen aan de Duitse Poort 15, weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [Naam slachtoffer5], en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een van haar mededaders met voornoemd oogmerk zich naar dat pand heeft begeven en een ruit van dat pand heeft verbroken en vervolgens dat pand is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan [Naam verdachte7] onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd. [Naam verdachte7] moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door [Naam verdachte7] is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1 primair:
medeplegen van doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2 primair:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. [Naam verdachte7] is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat [Naam verdachte7] ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft betoogd [Naam verdachte7] vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meest subsidiair onder B en 2 primair ten laste gelegde.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens [Naam verdachte7] ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van [Naam verdachte7], zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
[Naam verdachte7] heeft zich samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan doodslag op [Naam slachtoffer]. Tevens is vast komen te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde [Naam slachtoffer] te kunnen beroven van het door hem bestuurde voertuig. Crimineel gedrag als het onderhavige behoort tot de ernstigste delicten. De wetgever heeft de buitengewone ernst van dit soort criminaliteit tot uitdrukking gebracht door daarop levenslange gevangenisstraf als strafmaximum te stellen.
De ernst van het onderhavige feit wordt nog versterkt door de brute en gruwelijke wijze waarop [Naam slachtoffer] om het leven is gebracht. Nadat [Naam verdachte1] en [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] hadden voorgespiegeld seksueel contact met hem te willen hebben, zijn zij met [Naam slachtoffer] in diens voertuig naar de Sint Pietersberg gereden. Aldaar voegde [Naam verdachte3] zich bij dit drietal, waarna [Naam verdachte1] de ‘verleiding’ voortzette. Kort daarop werd [Naam slachtoffer] door [Naam verdachte1] geslagen in de hoop hem te kunnen overmeesteren. Toen [Naam slachtoffer] trachtte te vluchten, escaleerde het geweld onmiddellijk en werd hij door [Naam verdachte3] verschillende malen met een honkbalknuppel op het lichaam geslagen. De op de grond liggende en inmiddels weerloze [Naam slachtoffer] werd geslagen en, mede door de inmiddels gearriveerde [Naam verdachte4], met geschoeide voeten tegen het hoofd getrapt. [Naam verdachte1] duwde met zijn voet tegen de keel van [Naam slachtoffer] en [Naam verdachte2] ging vervolgens op [Naam slachtoffer]’s keel staan en toen het gewenste effect - te weten de dood van [Naam slachtoffer] - kennelijk nog niet was bereikt, heeft [Naam verdachte2] [Naam slachtoffer] twee maal met een mes in de borststreek gestoken en daarbij diens long geraakt.
De mate waarin deze gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [Naam slachtoffer] persoonlijk leed voor diens familie en naaste omgeving teweeg hebben gebracht, is onbeschrijfelijk. Daar komt nog bij dat ook de rechtsorde door feiten als het onderhavige extra ernstig wordt geschokt en dat gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving (nog verder) worden gevoed.
In beginsel brengt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank dan ook mee dat een lange vrijheidsbenemende straf voor de daders van dit feit op zijn plaats is. Dat is echter anders waar het [Naam verdachte7] betreft. Weliswaar heeft zij naar het oordeel van de rechtbank in juridische zin opzet gehad op de dood van [Naam slachtoffer], maar dit opzet is louter voorwaardelijk van aard. De rol van [Naam verdachte7] in hetgeen is voorgevallen, is als relatief beperkt te kwalificeren. Deze relatief beperkte rol zal haar weerslag vinden in de straf die de rechtbank aan [Naam verdachte7] zal opleggen.
Voorts neemt de rechtbank in haar oordeelsvorming over de hoogte van de straf mee dat [Naam verdachte7] nog niet eerder is veroordeeld. Daar staat echter tegenover dat zij zich nog heeft schuldig gemaakt aan een ander strafbaar feit, zoals hierboven bewezen verklaard.
Alle bovenstaande factoren in haar oordeel betrokken hebbend, komt de rechtbank tot de hierna te noemen straffen. Deze straffen liggen aanmerkelijk lager dan de gevangenisstraf die door het Openbaar Ministerie is geëist. Dat hangt samen met het Nederlandse strafklimaat, waarnaar de rechtbank eveneens heeft gekeken. Meer concreet heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straffen de ernst van de bewezen verklaarde feiten gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten in den lande plegen te worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, zoals bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij de nabestaanden van het slachtoffer zich ter zake van hun vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, gelet op hetgeen bewezen is verklaard onder 1 primair en nu aan [Naam verdachte7] ter zake van dat feit straffen zullen worden opgelegd, rechtstreeks schade heeft geleden. De kosten van lijkbezorging zijn immers ten laste van de nabestaanden gekomen. Gevorderd zijn de kosten van de koffietafel ter hoogte van € 977,80. Op grond van het bepaalde in artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal tevens toewijzen de vordering voorschot in de advocaatkosten van € 1.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de overige materiële kosten, te weten de kosten publicaties, monument en posters, de reiskosten, de overnachtingskosten en de telefoonkosten, niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent en zal de benadeelde partij voor wat betreft deze kosten niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en verwijzen naar de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij heeft voorts een voorschot smartengeld van € 5.000,- gevorderd. Gesteld is dat op grond van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Belgisch recht op dit deel van de vordering van toepassing is en dat de vordering naar Belgisch recht dient te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en naar de burgerlijke rechter verwijzen. Gelet op de rechtsvragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft dit onderdeel niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent.
Nu [Naam verdachte7] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van nader te noemen maatregel.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 287, 288, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van driehonderdvijftig dagen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, honderdtachtig dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van tweehonderdveertig uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent);
- bepaalt dat de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer], in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 1.000,00 (duizend euro), alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer nabestaanden [Naam slachtoffer], hierbij vertegenwoordigd door mr. A.J.L.J. Pfeil, Het Bat 16, 6211 EZ Maastricht, te betalen een bedrag van € 977,80 (negenhonderdzevenenzeventig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negentien dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] voormeld bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 977,80 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij nabestaanden [Naam slachtoffer] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2005.