RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Zaak/rolnr. 160110 CV EXPL 04-2811
Vonnis van de kantonrechter d.d. 16 februari 2005
DE STICHTING STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Brunssum,
eiseres,
gemachtigde mr. J.M.G.A. Sengers te Best,
verschijnende bij G.J.B.M. Oude Nijhuis, gerechtsdeurwaarder,
[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] [adres],
gedaagden,
gemachtigde mr. L.C.A.M. Bouts te Margraten,
verschijnende bij G.J.B.M. Oude Nijhuis, gerechtsdeurwaarder.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Ter comparitie van 21 juli 2004 is aan eiseres (verhuurder) opgedragen om de door haar gestelde bedrijfsmatige handel in softdrugs door gedaagden (huurders) te bewijzen.
1.2. Eiseres heeft in enquête politieagent [naam] als getuige doen horen.
1.3. Gedaagden hebben daarop bij brief van 25 oktober 2004 het zogenaamde strafdossier ingezonden.
1.4. Daarna hebben gedaagden in contra-enquête als getuigen de heren [getuige 1 in contra-enquete] en [getuige 2 in contra-enquete] doen horen.
1.5. De processen-verbaal van de getuigenverhoren en het strafdossier bevinden zich in het procesdossier.
1.6. Bij brief van 18 januari 2005 heeft de gemachtigde van gedaagden meegedeeld dat [gedaagde sub 2] op diezelfde datum door de politierechter te Maastricht is veroordeeld voor de verkoop van hennep (drie keer circa 2,5 gram) op 18 februari 2004, tot een voorwaardelijke taakstraf van 3 maal 10 uren, met een proeftijd van 2 jaar.
1.7. Bij brief van 17 (?) januari 2005 heeft de gemachtigde van eiseres hierop nog gereageerd.
1.8. Daarna hebben beide partijen geconcludeerd na de getuigenverhoren, gedaagden onder overlegging van producties.
1.9. Tenslotte is vonnis bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1. Uit artikel 5 van de tussen partijen geldende huurovereenkomst valt af te leiden dat gedaagden als huurders verplicht zijn om het gehuurde uitsluitend te gebruiken als woonruimte, dat gedaagden het gehuurde als een goed huisvader zullen (moeten) gebruiken en dat gedaagden zich als huurders zullen onthouden van gedragingen, waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen dat zij schade veroorzaken aan het gehuurde, dan wel als hinderlijk en storend worden ervaren door, of overlast bezorgen aan, medebewoners of derden, aanwezig in naburige percelen.
2.2. Volgens de kantonrechter is in civielrechtelijke zin voldoende aannemelijk geworden dat gedaagden betrokken zijn geweest bij de verkoop van softdrugs vanuit de door hen van eiseres gehuurde woonruimte [adres] te [woonplaats].
2.3. Uit de getuigenverklaring van politieagent [naam] blijkt dat er al enige tijd bij de politie aanwijzingen waren, op basis van “afgevangen kopers”, dat vanuit het pand van gedaagden werd gedeald in softdrugs.
2.4. Uit het strafdossier blijkt dat de politie vervolgens op een willekeurige dag, 18 februari 2004, het betreffende pand is gaan observeren.
2.5. Dat onderzoek is toen kennelijk gedaan naar aanleiding van klachten van omwonenden van het perceel, waarbij melding werd gemaakt van een grote toeloop van jongeren in relatie tot mogelijke softdrugshandel, zoals eerdergenoemde politieagent [naam] op 18 februari 2004 aan eiseres schrijft (productie 2 bij dagvaarding).
2.6. Op die willekeurige dag, 18 februari 2004, blijkt uit de bevindingen van verbalisant [naam] (zie strafdossier) dat tussen het aanvangstijdstip van de observatie (15.00 uur) en het tijdstip van de huiszoeking (20.35 uur) het huurpand van gedaagden frequent en steeds kort wordt bezocht op een voor deze handel karakteristieke wijze. Uit de verklaringen van de op die dag “afgevangen” [getuige 1 in contra-enquete], [naam] en Augenbroe valt af te leiden dat zij softdrugs hebben gekocht in het huurpand van gedaagden en dat al vaker deden. Volgens de “afgevangen” [naam] zouden er zelfs tussen de 50 en 100 mensen per dag weed komen halen op dat adres.
2.7. Dat eerste getal lijkt de kantonrechter niet eens bijster overdreven, als gekeken wordt naar de korte duur van de observatie door de politie op zo maar een dag, en naar alle bewegingen rondom het pand die de politie in die korte tijd constateert.
2.8. [getuige 1 in contra-enquete] is weliswaar in contra-enquête op zijn bij de politie afgelegde en voor gedaagden belastende verklaring teruggekomen, maar die veranderde opstelling acht de kantonrechter volkomen ongeloofwaardig. De getuigenverklaring van [getuige 2 in contra-enquete] werpt ook geen ander en voor gedaagden voordelig licht op de zaak. [getuige 2 in contra-enquete] is overigens de ex-overbuurman van gedaagden die eerder ook strafrechtelijk is veroordeeld voor handel in softdrugs vanuit zijn eigen huurpand van eiseres. De kantonrechter heeft eerder vanwege die softdrugshandel vanuit het huurpand, [getuige 2 in contra-enquete]’ huurovereenkomst met eiseres ontbonden en de ontruiming van het gehuurde bevolen.
2.9. Uit de eerdergenoemde brief van politieagent [naam] aan eiseres valt verder af te leiden dat het bezoek van kopers aan het pand van gedaagden leidde tot verkeersdrukte in de buurt en tot aantasting van het woon- of leefklimaat ter plekke. Verder schrijft hij dat in de directe omgeving een duidelijke toename van het openbare drugsgebruik waarneembaar was, voordat de politie ingreep op 18 februari 2004.
2.10. De overlast voor de buurt, veroorzaakt door gedaagden, is met een en ander voldoende aannemelijk geworden. Het kost weinig moeite om voor te stellen dat alles wat politieagent [naam] beschrijft, de gemiddelde bewoner in de betreffende buurt in meer of mindere mate een unheimisch gevoel zal hebben gegeven.
2.11. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn gedaagden dus ernstig toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun huurdersverplichtingen, die hiervoor onder 2.1 werden omschreven. De daarop gebaseerde vordering tot ontbinding en ontruiming is dan ook toewijsbaar. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen van de procedure.
Ontbindt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende de woning, staande en gelegen te [woonplaats] [adres].
Veroordeelt gedaagden om binnen 4 weken na betekening van dit vonnis de woning te [woonplaats] [adres] te ontruimen en te verlaten onder overgifte van de sleutels, met al het hunne en al de personen die zijdens gedaagden in vermeld pand verblijven, en dit pand ter vrije beschikking te stellen.
Machtigt eiseres om, indien gedaagden in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen, zelf de ontruiming te bewerkstelligen op kosten van gedaagden, desnoods met behulp van de sterke arm.
Veroordeelt gedaagden in de kosten van de procedure, aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op:
- € 83,78 aan kosten dagvaarding;
- € 273,00 aan griffierecht;
- € 540,00 voor salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de grififer.