RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Zaak/rolnr. 163467 CV EXPL 04-3754
Vonnis van de kantonrechter d.d. 15 december 2004
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP UNIGARANT N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogeveen,
eiseres
gemachtigde F.G.C. Vaessen, gerechtsdeurwaarder,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats, adres],
gedaagde,
verschijnende in persoon.
Er heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan procesverbaal is opgemaakt.
De inhoud daarvan geldt als hier herhaald.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist alsmede op grond van onweersproken producties staat tussen partijen vast:
Een reisbureau heeft omstreeks december 2002 een actie gevoerd, waarbij men bij het boeken van een reis kosteloos een reisverzekering voor een jaar kon sluiten.
In dit kader heeft [gedaagde] een aanvraagformulier met de aanhef "UNIGARANT VERZEKERINGEN DOORLOPENDE REISVERZEKERING/ANNULERINGSVERZEKERING" ingevuld, ondertekend en geretourneerd, waarin op de voorzijde onder meer is voorgedrukt
"De verzekering wordt aangegaan voor één jaar met een stilzwijgende verlenging van steeds één jaar. Premiebetaling per jaar". [gedaagde] heeft hierop met de hand bijgeschreven "gratis reisverzekering" en is niet accoord gegaan met automatische premie-incasso.
Verder wordt daarop verwezen naar de achterzijde van het formulier, waarop onder ander is vermeld "U verklaart voorts dat u deze verzekering conform het premietarief en de verzekeringsvoorwaarden van Unigarant N.V. wenst aan te gaan. De verschuldigde premies en kosten dient u op tijd te betalen, bij gebreke waarvan u aansprakelijk zult zijn voor alle ge-rechtelijke en buitengerechtelijke kosten." De hoogte van de premie wordt niet vermeld.
[gedaagde] heeft vóór de reis een rekening van Unigarant ontvangen ter zake premie 2003 ad € 135,- die hij onder protest heeft betaald, omdat de reis anders niet doorging. Het reisbureau heeft op grond hiervan € 90,- in mindering op de reissom gebracht.
2. Unigarant vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 135,- premie 2004 met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2004 en € 40,46 incassokosten, zulks tot een maximum van € 5.000,-, alsmede proceskosten waaraan zij in hoofdlijnen on-der verwijzing naar het aanvraagformulier, een onvolledig polisblad en zoals ter comparitie met partijen is vastgesteld onleesbare polisvoorwaarden ten grondslag legt:
Het betreft een doorlopende reisverzekering, die bij gebreke van een schriftelijke opzegging stilzwijgend is verlengd. Het is juist dat over het eerste jaar hiervan geen premie behoeft te worden betaald, maar over de volgende jaren is wel premie verschuldigd.
Zij heeft nimmer een opzeggingsbrief van [gedaagde] ontvangen. De verzekering is dan ook niet beëindigd en [gedaagde] is daarom de premie 2004 ad € 135,- aan haar verschuldigd.
3. [gedaagde] wijst de vordering van de hand en maakt aanspraak op vergoeding van zijn noodzakelijke verletkosten van € 100,- per bijgewoonde zitting, waartoe hij in hoofdlijnen aanvoert:
Eerst na herhaalde aanmaning heeft hij na terugkomst van vakantie een polis van Unigarant ontvangen. Op het polisblad stond geen premie en er waren geen voorwaarden bijgevoegd. Hij heeft bij Unigarant geprotesteerd en de verzekering zowel telefonisch als schriftelijk in december 2003 opgezegd, toen hij een rekening voor 2004 ontving.
Hij betwist dat tussen partijen de gestelde verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, want hij heeft zich nimmer tot betaling van € 135,- per jaar jegens Unigarant verplicht.
4. Partijen houdt verdeeld of tussen Unigarant als assuradeur en [gedaagde] als verzekeringnemer door aanbod en aanvaarding daarvan als bedoeld in artikel 6:217 lid 1 BW een over-eenkomst tot stand is gekomen, die behoudens tijdige opzegging van jaar tot jaar doorloopt en waarbij gedurende de looptijd hiervan Unigarant zich tot het geven van dekking en [gedaagde] zich behoudens het eerste jaar tot betaling van € 135,- premie per jaar heeft verplicht.
Of daarvan sprake is, hangt conform artikelen 3:33-35 BW af van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid.
Daarbij is uitgangspunt dat [gedaagde] bij het boeken van een reis een kosteloze reisverzekering voor één jaar in het vooruitzicht is gesteld, zijnerzijds door zijn aantekening daarop "gratis reisverzekering" tot uitdrukking gebracht, zodat hij niet erop bedacht behoefde te zijn zich voor een langere periode tegen betaling van € 135,- per jaar vast te leggen. Dat klemt temeer nu op het aanvraagformulier noch op het door Unigarant als polisblad overgelegde gedeelte hiervan de hoogte van de premie is vermeld en kennelijk worden de polisvoorwaarden door haar niet van belang geacht want deze worden onleesbaar in het geding gebracht.
Niettemin wordt in het aanvraagformulier en (het gedeelte van) het polisblad wel gewag gemaakt van een doorlopende reisverzekering en een per jaar verschuldigde premie. Dat mag Unigarant echter niet baten, omdat het onder de gegeven omstandigheden niet op de weg van [gedaagde] lag om hierover inlichtingen te vragen doch op haar weg als professionele partij om over de consequenties daarvan duidelijker te zijn. Tegen bovenomschreven achtergrond mocht [gedaagde] daarom ervan uitgaan dat in zijn geval hieraan geen betekenis was toe te kennen.
Bovenstaand leidt tot de slotsom dat tussen partijen geen overeenkomst als door Unigarant aan haar vordering ten grondslag is gelegd tot stand is gekomen, zodat de vordering behoort te worden afgewezen met haar veroordeling als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
Veroordeelt Unigarant in de aan de zijde van [gedaagde] gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 200,- noodzakelijke verletkosten.
Aldus gewezen door mr. B.A.J. Broekman, kantonrechter en uitgesproken ter openbare ci-viele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.