ECLI:NL:RBMAA:2004:AS3562

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-008504-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • I. Becker-Hartenhof
  • P.E.C.M. Dahmen
  • R. Niessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale wapenhandel en drugshandel met amfetamine

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 januari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere overtredingen van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De verdachte had in de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen opzettelijk ongeveer 25 kilo amfetamine vervoerd, en was daarnaast betrokken bij de internationale wapenhandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vele wapens voorhanden had en deze aan derden had overgedragen, waarbij hij een initiërende rol speelde. Bij zijn aanhouding had hij een geladen vuurwapen en twee patroonhouders onder handbereik. De verdachte was ook betrokken bij het vervoer van een grote hoeveelheid amfetamine, wat leidde tot ernstige maatschappelijke onrust en criminaliteit. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlasteleggingen, maar achtte de bewezenverklaring van de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De beslissing werd genomen na een grondige beoordeling van de bewijsmiddelen en de omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging nam.

Uitspraak

Parketnummer: 03/008504-02
Datum uitspraak: 26 januari 2004
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - Gev. ‘De Geerhorst’ te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2003 en 9 en 12 januari 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, opzettelijk die 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om die 25 kilo amfetamine naar het buitenland (Noorwegen) te vervoeren; (zaak 3)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25 kilo amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (zaak 3)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2001 tot en met 12 september 2002 in de gemeente Heerlen en/of Brunssum, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) en/of munitie van de categorie II en/of III, te weten:
a. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer J-302998);
b. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer C-266609);
c.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding M 57., serienummer 4385);
d.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/93., serienummer 51966);
e.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/92., serienummer 46819);
f.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een (sein)pistool (merk en model: onbekend, serienummer 5151);
g een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren van de categorie II onder 2, te weten een machinepistool (merk Ingram, modelaanduiding M 11., serienummer 3-3 002367);
h.(een) onderde(e)l(en) en/of een hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd was/waren voor een wapen van de categorie III, te weten:
- 6, in elk geval een aantal, geluiddemper(s);
- 2, in elk geval een aantal, patroonhouder(s);
i.(een) onderde(e)l(en) en/of een hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd was/waren voor een wapen van de categorie II, te weten 1 patroonhouder;
j.munitie van de categorie III, te weten 38, in elk geval een aantal, patro(o)n(en);
k.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) kogelgeweer (merk Armi Jager, modelaanduiding AP-74., serienummer 44557);
l. ((een) onderde(e)l(en) en/of hulpstuk(ken) van) (een) wapen(s) van de categorie II onder 7, te weten 6, in elk geval een aantal, (elektrische) slagpijpjes, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, op welk(e) voorwerp(en) de uitzondering(en) genoemd in categorie II onder 7 niet van toepassing waren/was,
heeft overgedragen aan [X.], althans (een) ander(en), zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) in strijd met de Wet wapens en munitie van het uitwisselen en/of anderzins ter beschikking stellen en/of verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie;
(zaak 1)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2001 tot en met 12 september 2002 in de gemeente Heerlen en/of Brunssum, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, voorhanden heeft gehad:
a.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer J-302998);
b.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer C-266609);
c.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding M 57., serienummer 4385);
d.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/93., serienummer 51966);
e.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/92., serienummer 46819);
f. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een (sein)pistool (merk en model: onbekend, serienummer 5151);
g.een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren van de categorie II onder 2, te weten een machinepistool (merk Ingram, modelaanduiding M 11., serienummer 3-3 002367)
h.(een) onderde(e)l(en) en/of een hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd was/waren voor een wapen van de categorie III, te weten:
- 6, in elk geval een aantal, geluiddemper(s);
- 2, in elk geval een aantal, patroonhouder(s);
i. (een) onderde(e)l(en) en/of een hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd was/waren voor een wapen van de categorie II, te weten 1 patroonhouder;
j. munitie van de categorie III, te weten 38, in elk geval een aantal, patro(o)n(en);
k.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een (enkelloops) kogelgeweer (merk Armi Jager, modelaanduiding AP-74., serienummer 44557);
l. ((een) onderde(e)l(en) en/of hulpstuk(ken) van) (een) wapen(s) van de categorie II onder 7, te weten 6, in elk geval een aantal, (elektrische) slagpijpjes, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, op welk(e) voorwerp(en) de uitzondering(en) genoemd in categorie II onder 7 niet van toepassing waren/was,
zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) in strijd met de Wet wapens en munitie van het uitwisselen en/of anderzins ter beschikking stellen en/of verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie;
(zaak 1)
3.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 november 2001 tot en met 31 december 2002 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine (telkens) een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst I, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, naar het buitenland gebracht en/of (telkens) die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden, zulks met de bestemming om (telkens) die hoeveelheid MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine naar het buitenland te vervoeren; (zaak 6)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 november 2001 tot en met 31 december 2002 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (zaak 6)
4.
hij op of omstreeks 03 september 2003 in de gemeente Brunssum voorhanden heeft gehad:
a.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk FN, model 22.);
b.munitie van de categorie III, te weten 83, in elk geval een aantal, patronen;
c.(een) onderde(e)l(en) en/of een hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd was/waren voor een wapen van de categorie III, te weten 12, in elk geval een aantal, patroonhouders;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie;
(zaak 1).
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 3 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair en het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 subsidiair
hij in de periode van 1 februari 2003 tot en met 11 februari 2003 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 primair
hij in de periode van 1 november 2001 tot en met 12 september 2002 in het arrondissement Maastricht wapens en munitie van de categorie II en III, te weten:
a.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer J-302998);
b.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding 70., serienummer C-266609);
c.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Zastava, modelaanduiding M 57., serienummer 4385);
d.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/93., serienummer 51966);
e.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver (merk Zastava, modelaanduiding M 83/92., serienummer 46819);
f.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een (sein)pistool (merk en model: onbekend, serienummer 5151);
g.een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren van de categorie II onder 2, te weten een machinepistool (merk Ingram, modelaanduiding M 11., serienummer 3-3 002367);
h.onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd waren voor een wapen van de categorie III, te weten:
- 6 geluiddempers;
- 2 patroonhouders;
i. een onderdeel dat specifiek bestemd was voor een wapen van de categorie II, te weten 1 patroonhouder;
j. munitie van de categorie III, te weten een aantal patronen;
k.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een enkelloops kogelgeweer (merk Armi Jager, modelaanduiding AP-74., serienummer 44557);
l. hulpstukken van wapens van de categorie II onder 7, te weten een aantal elektrische slagpijpjes, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
heeft overgedragen aan [X.].
3 subsidiair
hij in de periode van 1 november 2001 tot en met 31 december 2002 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA of MDMA of N-ethyl MDA (=MDEA) of amfetamine, zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 3 september 2003 in de gemeente Brunssum voorhanden heeft gehad:
a.een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk FN, model 22.);
b. munitie van de categorie III, te weten 83 patronen;
c. onderdelen die specifiek bestemd waren voor een wapen van de categorie III, te weten 12 patroonhouders.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 primair en onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft gesteld dat het openbaar ministerie dwangmiddelen (telefoontaps en observatie) heeft uitgeoefend jegens verdachte in een stadium dat er nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en dat de resultaten van die dwangmiddelen dan ook van bewijs dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende.
Op 8 januari 2003 heeft de rechter-commissaris in de onderhavige zaak een bevel gegeven tot onderzoek van telecommunicatie. Aan dit bevel lag het proces-verbaal [BOB X] d.d. 7 januari 2003 ten grondslag. Eveneens op 7 januari 2003 is een aanvraag tot stelselmatige observatie gedaan bij de officier van justitie met als grondslag het proces-verbaal “[[verdachte]”. Beide processen-verbaal, alsmede het C.I.E.-proces-verbaal d.d. 17 juli 2002 dat wordt genoemd, bevinden zich bij de BOB-stukken van het dossier. In voornoemde processen-verbaal, die woordelijk dezelfde verdenking ten aanzien van verdachte vermelden, wordt weergegeven dat de C.I.E. van de Regiopolitie Limburg-Zuid informatie heeft ontvangen dat in de periode oktober 2001 tot 17 juli 2002 bij het bedrijf S. (doorgaans nieuwe) vuurwapens kunnen worden besteld, dat verdachte eigenaar van dit bedrijf is en dat hij vuurwapens koopt en verkoopt. Voorts maken de processen-verbaal melding van het aantreffen op 11 september 2002 van een hoeveelheid wapens in een Mitsubishi-personenauto, die vermoedelijk afkomstig waren van dan wel bestemd waren voor verdachte.
Uit genoemde processen-verbaal blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een zodanig vermoeden van schuld van verdachte met betrekking tot overtreding van de Wet wapens en munitie, dat het geven van bevelen tot afluisteren van telefoongesprekken en stelselmatige observatie hierdoor gerechtvaardigd werd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inhoud van de tapgesprekken en de getuigenverklaringen die naar aanleiding daarvan zijn afgelegd tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten, welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2 primair:
ten aanzien van het onder a, b, c, d, e, f, h en k bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het onder g, i en l bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a, van de Wet wapens en munitie.
ten aanzien van het onder j bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
feit 3 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
feit 4:
ten aanzien van het onder a bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het onder b en c bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen
gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft vele wapens voorhanden gehad en aan derden overgedragen. Ten opzichte van deze derden heeft verdachte een initiërende rol gespeeld. Daarnaast had verdachte ten tijde van zijn aanhouding een geladen vuurwapen en twee patroonhouders gevuld met patronen onder handbereik. Gebleken is dat verdachte (zijdelings) betrokken is bij internationale wapenhandel waarbij op grote schaal wapens uit het buitenland in Nederland worden ingevoerd en hier verder worden verspreid. Door aldus te handelen heeft verdachte de Wet wapens en munitie veelvuldig overtreden, waardoor de maatschappelijke veiligheid ernstig is aangetast en in de samenleving onrust is teweeggebracht.
Voorts is verdachte betrokken geweest bij het vervoer van een voor verdere verspreiding geschikte zeer grote hoeveelheid amfetamine. Het is een feit van algemene bekendheid dat de verspreiding van verdovende middelen allerlei vormen van overlast en criminaliteit meebrengt.
Op deze bijzonder ernstige feiten dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 4 bewezenverklaarde is begaan. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
De op te leggen straf en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op artikel 13 van de Opiumwet en artikel 56 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair en het onder 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 primair en onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten:
? 1 pistool FN M 22 7.65 mm;
? 12 patroonhouders;
? 83 patronen 7.65 mm;
? 1 pompstok;
? 1 spuitbus BROWNING wapenspray;
? 3 pompstokborstels;
? 1 wapen, katapult, kleur: blauw/zwart;
? 1 doos MEGA-LINE, inh. onderhoudsgereedschap voor vuurwapen;
? 1 wapen, speelgoedpistool PANTHER.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.H.A. Bijl, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2004.