3. De beoordeling
3.1
In conventie
3.1.1
Naar het oordeel van de rechtbank moet er op grond van de door de vrouw aangehaalde (hierboven vermelde) jurisprudentie alsmede het bepaalde in artikel 1 lid 2 sub c WVP in deze zaak in beginsel vanuit gegaan worden dat op een invaliditeitspensioen de WVP niet van toepassing is, nu de Hoge Raad in zijn arrest van 23 december 1988 heeft bepaald – kort gezegd - dat een invaliditeitspensioen, anders dan een ouderdomspensioen niet pleegt te worden opgebouwd met periodieke inhoudingen op salaris, waardoor een invaliditeitspensioen moet worden gezien als een risicoverzekering zonder premievrije waarde, welke in geval van invaliditeit tot uitkering komt in de periode voordat de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.
3.1.2
In genoemd arrest van 23 december 1988 heeft de Hoge Raad verwezen naar zijn op 27 november 1981 gewezen arrest gepubliceerd in NJ 1982,503 (het zogeheten Boon/van Loonarrest) en ter zake naar aanleiding van de in dit arrest aanvaarde opvatting dat rechten op ouderdomspensioen, voor zover vóór de ontbinding van de gemeenschap opgebouwd, in beginsel bij de verdeling van de gemeenschap door middel van verrekening in aanmerking moeten worden genomen, gesteld dat deze opvatting reeds aanleiding is geweest tot het openbaar gemaakte regeringsvoornemen een wettelijke regeling voor de verevening van rechten op ouderdomspensioen voor te stellen. De Hoge Raad zegt in dit verband nog: ’Boven een rechterlijke ingreep in de bestaande praktijk – waarin invaliditeitspensioenen bij de verdeling van de gemeenschap niet plegen te worden verrekend – verdient het, mede ter vermijding van rechtsonzekerheid, de voorkeur dat de wetgever in het kader van het tot stand brengen van evenbedoelde wettelijke regeling beziet of, en zo ja, op welke wijze invaliditeitspensioenen moeten worden verrekend of verevend’.
Hierna is met ingang van 1 mei 1995 de WVP ingevoerd. In deze wet is met betrekking tot invaliditeitspensioenen in artikel 1 lid 2 sub c bepaald dat een herberekend invaliditeitspensioen moet worden aangemerkt als (ouderdoms)pensioen in de zin van de WVP, nu een dergelijk pensioen in dat geval wordt (her)berekend naar diensttijd en vervolgens tot uitkering komt vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen tot uitkering komt, waardoor – naar de strekking van HR 22.6.1990, NJ 1991,760 - een dergelijk invaliditeitspensioen materieel overeenkomt met een ouderdomspensioen.
3.1.3
In het onderhavige geval is de man vóór het einde van het huwelijk (9 april 2001) per 1 januari 2000 arbeidsongeschikt geworden. Hierdoor is zijn arbeidscontract met Eurocontrol beëindigd en zijn de via Eurocontrol ontvangen looninkomsten vervangen door invaliditeitsuitkeringen die Eurocontrol op grond van haar pensioenreglement aan de man dient te voldoen. Ingevolge het bepaalde in artikel 78 van dat reglement zijn die uitkeringen gelijk aan het ouderdomspensioen dat de man zou hebben gekregen als hij tot aan zijn 65ste levensjaar bij Eurocontrol in dienst had kunnen blijven. Op grond van het bepaalde in artikel 77 van het pensioenreglement bedraagt de uitkering 70% van zijn laatst genoten salaris omdat voor de man, gezien zijn leeftijd en de tijd die hij al bij Eurocontrol in dienst is geweest, geldt dat, indien hij tot zijn 65ste jaar zijn functie had kunnen uitoefenen, hij in dat geval meer dan 35 jaar zou hebben gewerkt en dan ook 70% van zijn salaris als ouderdomspensioen zou hebben ontvangen.
3.1.4
Op grond van de reeds vermelde jurisprudentie en de ten aanzien daarvan door partijen ingenomen standpunten en de naar aanleiding daarvan door de vrouw geformuleerde vordering is zonder meer duidelijk dat de door de man tijdens de huwelijksperiode ontvangen invaliditeitsuitkeringen alsmede de tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd te ontvangen invaliditeitsuitkeringen tussen partijen niet kunnen worden verrekend of verevend.
In reeds meer genoemd artikel 1 lid 2 sub c WVP is – kort gezegd - bepaald dat een herberekend invaliditeitspensioen moet worden aangemerkt als een ouderdomspensioen met ingang van de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar is bereikt. Daarnaast is in lid 8 van artikel 1 WVP nog bepaald dat indien Nederlands recht het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten beheerst en dus de WVP van toepassing is, deze wet dan ook van toepassing is op pensioenen ingevolge een buitenlandse pensioenregeling.
3.1.5
De vrouw is van mening dat in het licht van dit alles haar vordering toegewezen moet worden.
De man betwist dit. Hij voert aan dat, nu het invaliditeitspensioen dat hij sedert januari 2000 geniet en blijkens de verklaring van Eurocontrol niet voor herziening vatbaar is en daardoor ook niet kan worden omgezet naar een ouderdomspensioen op het moment dat hij de 65-jarige leeftijd bereikt, zijn invaliditeitspensioen niet gelijk gesteld kan worden met een herberekend invaliditeitspensioen als omschreven in artikel 1 lid 2 sub c WVP.
3.2
De rechtbank gaat er vanuit dat partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat ten aanzien van hun huwelijksvermogensregime Nederlands recht geldt.
Partijen zelf hebben te dien aanzien niets gesteld. Doch nu de man met het oog op het bepaalde in lid 8 van artikel 1 WVP in zijn verweer tegen de vordering niet heeft gesteld dat de vordering van de vrouw al moet stranden vanwege het feit dat hun huwelijksvermogensregime in elk geval niet wordt beheerst door Nederlands recht, ligt het voor de hand aan te nemen dat de reeds plaatsgevonden hebbende verdeling van de gemeenschap naar Nederlands recht is gebeurd en dus ook dit geschil naar Nederlands recht moet worden afgewikkeld.
3.2.1
Zoals hier boven reeds aangegeven heeft Eurocontrol haar hoofdzetel in Brussel. Uit de stukken is op te maken dat ook haar pensioenafdeling haar hoofdzetel in Brussel heeft. Hieruit volgt dat het in deze zaak om een buitenlands pensioen gaat waarop in beginsel het bepaalde van het zojuist ter sprake gebrachte lid 8 van artikel 1 WVP van toepassing is. Restricties hierbij zijn evenwel dat de rechtspositie van de vereveningsgerechtigde echtgenoot (in casu de vrouw) zwakker is omdat zij in elk geval geen recht kan krijgen op uitbetaling van een deel van het pensioen jegens het buitenlands uitvoeringsorgaan en dus slechts een recht kan verkrijgen jegens haar ex-echtgenoot op uitbetaling van het door haar te claimen deel van het pensioen. Dit recht kan ook via deze procedure niet afgedwongen worden vanwege het feit dat het buitenlands uitvoeringsorgaan geen partij in dit geding is.
3.2.2
In de ogen van de man moet de vordering van de vrouw worden afgewezen. De man heeft die visie onder meer gegrond op de verklaring van het Hoofd van de Direction Human Resources-Sectie Sociale en financiële diensten en informatiesysteembeheer van Eurocontrol, die als uitvoeringsorgaan in het kader van haar Administratief Statuut, bij schrijven van 22 augustus 2001 met betrekking tot de thans in dit geding aan de orde zijnde materie heeft gesteld dat het invaliditeitspensioen dat de man ontvangt niet vatbaar is voor herziening en ook niet kan worden omgezet naar een ouderdomspensioen.
De rechtbank volgt de man niet in deze visie.
3.2.3
Uit hetgeen door partijen met betrekking tot het invaliditeitspensioen van de man naar voren is gebracht, alsmede uit de daartoe overgelegde producties, heeft de rechtbank opgemaakt dat het invaliditeitspensioen van de man niet meer wijzigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit omdat, gezien de leeftijd van de man en het aantal door hem bij Eurocontrol volbrachte dienstjaren, voor de man op grond van het bepaalde in artikel 78 van het van toepassing zijnde pensioenreglement van Eurocontrol, geldt dat het invaliditeitspensioen tot het 65ste levensjaar van de man gelijk is aan de hoogte van het ouderdomspensioen dat hij vanaf zijn 65ste levensjaar zou genieten. De rechtbank begrijpt dat het invaliditeitspensioen tot het 65ste levensjaar dient te gelden als vervanging van de inkomsten die de man - de arbeidsongeschiktheid weggedacht - zou hebben ontvangen, doch na zijn 65ste levensjaar als vervanging van het ouderdomspensioen dat de man - de arbeidsongeschiktheid weggedacht - zou hebben genoten. Met andere woorden, en naar de strekking van HR 22.6.1990, NJ 1991, 760, moet het er in casu daarom voor worden gehouden dat het invaliditeitspensioen dat de man vanaf zijn 65ste zal ontvangen de functie zal hebben van een ouderdomspensioen.
3.2.4
Kennelijk heeft Eurocontrol er in situaties als die van de man voor gekozen om de hoogte van het invaliditeitspensioen niet afhankelijk te stellen van de mate van arbeidsongeschiktheid - volgens de man komt hij ook slechts in aanmerking voor een dergelijk pensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid -, maar door de hoogte van het door de man anders te bereiken ouderdomspensioen, waarbij feitelijk gewerkte diensttijd en, in verband met de leeftijd van de man op het moment van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, de diensttijd die de man - de arbeidsongeschiktheid weggedacht - tot aan zijn 65ste had kunnen hebben (onvoltooide diensttijd) een rol spelen. De mate van arbeidsongeschiktheid is ook vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet van belang voor de hoogte van de uitkering. Feitelijk heeft dit tot gevolg dat er voor de man op de dag dat hij 65 zal zijn niets verandert. Dit kan echter niet tot de conclusie leiden dat daarmee het invaliditeitspensioen niet als herberekend pensioen mag gelden. Immers de herberekening die bij een dergelijk pensioen plaatsvindt, en waarbij de hoogte van het pensioen niet langer beïnvloed wordt door de individueel gebonden arbeidsongeschiktheid, maar door het aantal jaren dat de gerechtigde heeft gewerkt en diens onvoltooide diensttijd, heeft bij de man reeds bij de vaststelling van de hoogte van het invaliditeitspensioen plaatsgevonden. Om die reden verschilt het door de man na zijn 65ste levensjaar te genieten invaliditeitspensioen in karakter niet van een "in normale gevallen" op grond van artikel 1 lid 2 sub c WVP beschreven herberekend invaliditeitspensioen. Dat de situatie van de man voor zijn 65ste levensjaar verschilt van de situatie van anderen waarbij sprake is van een invaliditeitspensioen maakt dit niet anders.
3.2.5
Dit alles bijeengenomen en in onderling verband gezien leidt er toe dat de vordering van de vrouw toegewezen moet worden. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de stelling van de man dat hij ook bij het bereiken van de vijfenzestig jarige leeftijd de voor hem gelden alimentatieverplichting jegens de vrouw zal blijven voldoen, waardoor de vrouw volgens de man geen belang heeft bij haar vordering.
Deze stelling van de man strookt naar het oordeel van de rechtbank alleen al niet met het bepaalde in lid 4 van artikel 1:157 BW. Op grond van deze bepaling moet er immers vanuit gegaan worden dat de op 9 april 2001 ingegane alimentatieverplichting van de man na twaalf jaar van rechtswege eindigt.
3.3
In voorwaardelijke reconventie
3.3.1
De door de man voorwaardelijk ingestelde vordering in reconventie om voor recht te verklaren dat bij verevening van het invaliditeitspensioen van de man herberekening van zijn pensioen dient plaats te vinden alsof er sprake is van een ouderdomspensioen conform het reglement van Eurocontrol, is naar het oordeel van de rechtbank niet toewijsbaar, nu in dat reglement is vastgelegd dat het vastgestelde invaliditeitspensioen niet voor herziening vatbaar is en dit niet kan worden omgezet naar een ouderdomspensioen.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat het op de weg van de man ligt zodra er tussen partijen een gewijzigde financiële situatie ontstaat er sprake kan zijn van veranderde omstandigheden in de zin van het bepaalde in artikel 1:401 BW en er uit dien hoofde dan aanpassing kan plaatsvinden van de alimentatieverplichting die de man jegens de vrouw heeft.
3.3.2
De vrouw heeft aangegeven en met bescheiden gedocumenteerd dat zij zelf gedurende het huwelijk van partijen een klein pensioen heeft opgebouwd. Er is weinig betoog nodig om tot het inzicht te geraken dat dit, zodra dit pensioen tot uitkering komt met de man moet worden verevend op de wijze als in de WVP is aangegeven. Het tweede deel van de vordering van de man dient derhalve te worden toegewezen.
3.4
In conventie en in reconventie
Op grond van het feit dat partijen ex-echtelieden zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren op de wijze als hierna in het dictum te bepalen.