ECLI:NL:RBMAA:2004:AR5662

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85165 - HA ZA 03-657
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van den Acker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijk recht bij echtscheiding van Macedonische partijen met huwelijksdomicilie in Nederland

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, gaat het om de echtscheiding van een echtpaar met de Macedonische nationaliteit, dat in Nederland woont. De man en de vrouw zijn voor de tweede keer in Macedonië met elkaar gehuwd en zijn inmiddels gescheiden. De man heeft de vrouw gedagvaard om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te regelen, waarbij hij stelt dat het Nederlandse recht van toepassing is, omdat zij in Nederland wonen en hun eerste huwelijksdomicilie daar was. De vrouw daarentegen betoogt dat het Macedonische recht van toepassing is, omdat beide partijen de Macedonische nationaliteit hebben en het recht van het nationaliteitsland prevaleert.

De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld: de conventie en de voorwaardelijke reconventie. De vrouw heeft in reconventie gevorderd dat de verdeling van de roerende zaken en de belastingteruggave volgens haar voorstel moet plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn stellingen omtrent het toepasselijke huwelijksvermogensregime moet bewijzen, en dat de vrouw niet aansprakelijk is voor de schulden van de man die niet ten behoeve van de gemeenschap zijn aangegaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het Macedonische recht van toepassing is op de gevolgen van het huwelijk, op basis van de nationaliteit van de partijen en de verwijzingsregels van het Haags Huwelijksvermogensverdrag. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de man de gelegenheid krijgt om zijn standpunt verder toe te lichten. De rechtbank heeft bepaald dat hoger beroep mogelijk is tegen dit vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 6 oktober 2004
Zaaknummer : 85165 / HA ZA 03-657
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[De man],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
procureur mr. J.H.J. Köhlen (toevoeging);
tegen:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
procureur mr. J.L.M. Martens (toevoeging).
1. Het verloop van de procedure
Eiser in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie, hierna te noemen "de man", heeft gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie, hierna te noemen “de vrouw”, gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. De vrouw heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord in conventie en een eis in voorwaardelijke reconventie ingesteld waarop de man een conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie heeft genomen onder het overleggen van producties.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een compari-tie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
De rechter ten overstaan van wie de comparitie na antwoord is gehouden is niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen wegens een herverdeling van zaken.
2. Het geschil
2.1 Partijen zijn op 26 juni 1997 voor de eerste maal in Macedonië met elkaar gehuwd. Het eerste huwelijksdomicilie toen was in Macedonië. Op 20 maart 1998 zijn partijen van echt gescheiden. Op 6 juli 2000 zijn partijen wederom in Macedonië met elkaar gehuwd en zijn vervolgens in Nederland komen wonen. Beide partijen hebben de nationaliteit van Macedonië.
Op verzoek of op vordering van de vrouw is van het tweede huwelijk in Macedonië de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en deze beslissing is op 13 mei 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aldaar. De man heeft een klaagschrift ingediend en verzocht de echtscheidingsbeschikking nietig te verklaren. De bezwaren zijn ongegrond verklaard op 13 september 2002 zodat de echtscheiding in stand is gebleven.
De vrouw is intussen weer naar Nederland gekomen en hier in het huwelijk getreden met een zekere [D.] en is thans met haar nieuwe echtgenoot woonachtig in [woonplaats].
2.2 Volgens de man moet nog verdeling van de tussen partijen bestaand hebbende huwelijksgoederengemeenschap plaatsvinden. Volgens de man is de Nederlandse rechter daartoe bevoegd nu beide partijen in Nederland woonachtig zijn, en is Nederlands recht daarop van toepassing aangezien de eerste huwelijksdomicilie na de huwelijkssluiting Nederland was. Dat betekent volgens de man dat de inboedel en de schulden van de gemeenschap nog moeten worden verdeeld.
Volgens de vrouw is, als niet al op grond van het nationaliteitsbeginsel Macedonisch recht van toepassing is, op grond van het feit dat partijen reeds eerder met elkaar gehuwd waren in verband met artikel 1:166 BW het recht van Macedonië op de tussen partijen bestaand hebbende gemeenschap van goederen van toepassing. Concreet betekent dat volgens de vrouw dat zij voor schulden, aangegaan door de man vóór of tijdens het huwelijk, niet aansprakelijk is. Zij wenst eveneens verdeling van de inboedel maar acht zich – kort gezegd – niet aansprakelijk voor de schulden nu deze volgens haar door de man zijn aangegaan niet ten behoeve van de gemeenschap.
2.3 De man heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
De verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen vast te stellen, in dier voege dat:
I. de gehele inboedel zal worden toebedeeld aan de man, zonder enige onderlinge verrekening ter zake met de vrouw, dan wel subsidiair, op een wijze als de rechtbank in goede justitie moge vermenen te bepalen;
II Primair
- de gehele schuldenlast van partijen zal worden toebedeeld aan de man, onder oplegging van de gelijktijdige verplichting: om voor aflossing van deze schulden zorg te dragen, de vrouw te vrijwaren en zoveel mogelijk mee te werken aan ontslag uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake, en:
- de vrouw tegelijkertijd zal worden veroordeeld om aan de man te voldoen een bedrag van € 10.187,83 ineens ter zake van de onder sub 10 en 11 van de dagvaarding bedoelde overbedeling, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie moge vermenen te moeten bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2002, zijnde de datum van het feitelijk uiteengaan, dan wel subsidiair vanaf 13 mei 2002, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, althans meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, en/of:
- indien de vrouw dit bedrag niet ineens aan de man voldoet: de vrouw voorts zal worden veroordeeld om in dat geval met terugwerkende kracht vanaf 13 januari 2002 maandelijks de helft van de verschuldigde reguliere maandtermijnen (bestaande uit een aflossingsdeel en een rentedeel) aan de man te vodoen, dan wel rechtstreeks aan de ABN AMRO bank en Visa, totdat deze schulden volledig zullen zijn afgelost, onder gelijktijdige veroordeling van de vrouw om aan de man te voldoen de helft van de reeds door hem betaalde schulden (te weten de lening aan de Rabobank en de eindafrekening van Essent, alsmede van feitelijk uiteengaan door de man tot de dag van de uitspraak reeds betaalde rente over de schulden aan de ABN AMRO bank en Visa);
Subsidiair
- de genoemde schuld bij de ABN AMRO bank van partijen zal worden toebedeeld aan de vrouw, onder oplegging van de gelijktijdige verplichting: om voor aflossing van deze schuld zorg te dragen, de man te vrijwaren en zoveel mogelijk mee te werken aan ontslag uit diens hoofdelijke aansprakelijkheid, en:
- de vrouw voorts zal worden veroordeeld om aan de man te voldoen een bedrag van € 1.799,90, ter zake van de onder punt 10 en 11 van deze dagvaarding bedoelde overbedeling van de vrouw, althans zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie moge vermenen te moeten bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 200, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, en;
- de genoemde schuld bij Visa van partijen zal worden toebedeeld aan de man, onder oplegging van de gelijktijdige verplichtingen: om voor aflossing van deze schuld zorg te dragen, de vrouw terzake te vrijwaren en zoveel mogelijk mee te werken aan ontslag uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid;
Meer subsidiair
- de rechtbank de verdeling van de gezamenlijke schuldenlast tussen partijen vaststelt, zoals de rechtbank in goede justitie moge vermenen te bepalen;
III. de rechtbank de vrouw zal veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van de advocaat en procureur van de man, alsmede de door hem verschuldigde verschotten.
2.4 De vordering wordt door de vrouw weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord.
2.5 De vrouw heeft op grond van het vorenstaande gevorderd in voorwaardelijke reconventie:
- bij toepasselijk Macedonisch recht is de vrouw van mening dat de verdeling van de roerende zaken en de belastingteruggave en de helft van het saldo van de privé-rekening van de man dient plaats te vinden zoals door haar voorgesteld onder ad 9, en
- de man aan de vrouw dient te voldoen € 1.500,-- terzake de Peugeot (punt 11 dagvaarding) en
- subsidiair indien de rechtbank met de man van oordeel zou zijn dat er bij toepasselijk Nederlands recht sprake zou zijn van te verdelen gemeenschapsgoederen de verdeling vast te stellen door toedeling van de schulden door de man opgevoerd aan hem onder nader vast te stellen verplichting voor de vrouw om bij te dragen in de schulden onder verrekening van een nog vast te stellen bedrag ter zake de genoemde verbeurdverklaring van de niet door de man genoemde gemeenschapsgoederen aan de vrouw ter zake benadeling van de gemeenschap met bepaling dat – de vrouw heeft geen eigen inkomsten – indien door de vrouw een bedrag aan de man zou moeten worden betaald de vrouw het alsdan vast te stellen bedrag zal kunnen voldoen in termijnen
met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
2.6 De vordering wordt door de man weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord in voorwaardelijke reconventie.
3. De beoordeling
3.1 Gezien de verwevenheid van de stellingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
3.2 Met partijen is de rechtbank van oordeel dat zij bevoegd is van het geschil tussen partijen kennis te nemen en daarover te oordelen.
3.3 De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is welk recht van toepassing is op dit geschil.
Volgens de man is Nederlands recht van toepassing omdat partijen, nadat zij in Macedonië in het huwelijk zijn getreden, in Nederland zijn gaan wonen en het eerste huwelijksdomicilie in Nederland was gelegen.
Volgens de vrouw is Macedonische recht van toepassing nu Macedonië een nationaliteitsland is en de nationaliteit van beide partijen dan uitmaakt welk recht van toepassing is, in dit geval Macedonisch recht. Zelfs indien sprake is van Macedonië als een domicilieland geldt dat, als gevolg van artikel 1:166 BW, Macedonisch recht op de gevolgen van het tweede huwelijk van toepassing is omdat de gevolgen uit het eerste huwelijk van rechtswege herleven.
De rechtbank is, met de vrouw, van oordeel dat op de gevolgen van het huwelijk Macedonisch recht van toepassing is. Ingevolge de verwijzingsregel in artikel 4 juncto 15 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978 [Trb. 1988, 130], is, nu de rechtbank ambtshalve bekend is dat Macedonië een nationaliteitsland is, op het huwelijk het recht van Macedonië van toepassing.
3.4 Dit zo zijnde komt de inhoud van het Macedonische recht aan de orde.
Volgens de man komt dit recht overeen met de algehele gemeenschap van goederen zoals we die in Nederland kennen. Volgens de man is de vrouw deze mening ook toegedaan blijkens de tekst van het zijdens de vrouw opgestelde echtscheidingsconvenant waarin met zoveel woorden staat dat voor wat betreft de aard van het Macedonisch huwelijksvermogensrecht, de rechtsverhouding tussen hen vergelijkbaar is met de naar Nederlands recht bekende gemeenschap van goederen.
Volgens de vrouw is zij, naar Macedonisch recht, niet aansprakelijk voor de schulden door de man aangegaan vóór en tijdens het huwelijk voor zover deze niet aantoonbaar zijn aangegaan ten behoeve van de gemeenschap. Zij verwijst hiertoe naar artikel 216 van Hoofdstuk 1, paragraaf 4 van de (Macedonische) Gezinswet of Gemeenschapswet.
De rechtbank is voorshands van oordeel dat uit de haar ter beschikking staande informatie blijkt dat er geen sprake is van een gemeenschap van goederen in Macedonië naar Nederlands model. Dat partijen mogelijkerwijs in een eerder stadium wel op die manier de gevolgen van de echtscheiding wilden regelen, doet daaraan niet af nu het convenant waarnaar door de man wordt verwezen, door geen der partijen is ondertekend en de vrouw thans niet meer naar Nederlands recht wenst te verdelen.
De rechtbank gaat dan ook voorshands uit van de juistheid van de stellingen van de vrouw omtrent de gemeenschap van goederen naar Macedonisch recht.
De betwisting van de man omtrent de inhoud van het Macedonische recht leidt ertoe dat hij zijn stellingen omtrent het volgens hem van toepassing zijnde huwelijksvermogensregime zal dienen te bewijzen waartoe hij zal worden toegelaten. Hem wordt verzocht zich bij akte hierover uit te laten.
3.5 In afwachting van deze akte houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. De rechtbank zal bepalen dat van dit tussenvonnis thans reeds hoger beroep mogelijk is.
4. De beslissing
De rechtbank:
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
verwijst de zaak naar de rol van 3 november 2004 teneinde de man in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten als in dit vonnis is bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan;
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep mogelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Acker, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.