RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/008242-04
Datum uitspraak: 27 oktober 2004
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2004 gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Behandelcentrum te Cadier en Keer.
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bankpas en/of van een pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voornoemd oogmerk toen aldaar voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben omvergeduwd, althans heeft/hebben geduwd en/of met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens lichaam (onder meer in borst en/of hals) heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 80 Euro, in elk geval geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben omvergeduwd, althans heeft/hebben geduwd en/of met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens lichaam (onder meer in borst en/of hals) heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, ter uitvoering van het door voornoemde [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte2], voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bankpas en/of van een pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of aan voornoemde [medeverdachte 2] en/of aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), met voornoemd oogmerk toen aldaar voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben omvergeduwd, althans heeft/hebben geduwd en/of met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens lichaam (onder meer in borst en/of hals) heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte2] bij onraad te kunnen waarschuwen;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen 80 Euro, in elk geval geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of aan voornoemde [medeverdachte2] en/of aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte2] toen aldaar voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben omvergeduwd, althans heeft/hebben geduwd en/of met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens lichaam (onder meer in borst en/of hals) heeft/hebben gestoken en/of gesneden welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar opzettelijk in de nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te verblijven teneinde voornoemde [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte2] bij onraad te kunnen waarschuwen;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 5 maart 2004 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een videorecorder en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De kennelijke misslagen in de tenlastelegging
Tengevolge van kennelijke misslagen in de tenlastelegging van feit 1. staat in de regels 1 en 2 van het primair ten laste gelegde vermeld "verdachte" in plaats van "verdachte, en/of een van verdachtes mededaders" en is in regel 16 van het subsidiair ten laste gelegde blijkbaar abusievelijk opgenomen "terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid".
De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
een van verdachtes mededaders, op 9 maart 2004 in de gemeente Brunssum, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en verdachtes mededaders, voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een bankpas en van een pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], voornoemde [slachtoffer] opzettelijk heeft geduwd en met een mes in diens lichaam heeft gestoken of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk vorenomschreven feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte, onder toepassing van de bevoegdheid uit artikel 77b van het Wetboek van Strafvordering, ter zake van het feit onder 1. primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Subsidiair, in geval de rechtbank niet zal besluiten tot de toepassing van het sanctierecht voor volwassenen, heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt ter zake het onder feit 1. tenlastegelegde wordt vrijgesproken of althans partieel wordt vrijgesproken in dier voege dat alleen een bewezenverklaring wordt uitgesproken terzake medeplegen van diefstal. Met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit.
De rechtbank vindt onvoldoende grond in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, om op de verdachte het sanctierecht voor volwassenen toe te passen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is. Verdachte heeft immers met drie anderen getracht een minder valide 77-jarige man in diens eigen huis zijn bankpas met bijbehorende pincode te ontfutselen. Daarbij is een worsteling ontstaan en is de man door een of meer messteken, toegebracht door een medeverdachte, om het leven gekomen;
- de omstandigheid dat aan de nabestaanden van het slachtoffer door diens gewelddadige dood zeer veel leed is toegebracht.
De gewijzigde wetgeving
Artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd nadat het bewezenverklaarde was begaan, en wel bij wet van 24 juni 2004 (Stb. 290), welke wet in werking is getreden op 10 augustus 2004.
Deze wijziging berust evenwel niet op een gewijzigd inzicht van de wetgever betreffende de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, zodat het recht wordt toegepast dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [nabestaande slachtoffer] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] door het hiervoor onder 1. primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Verdachte heeft de vordering niet betwist. Zij komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal de vordering daarom tot het totaalbedrag van € 3.501,25 worden toegewezen.
Nu verdachte ter zake van het hiervoor onder 1. primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [nabestaande slachtoffer], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
36f, 45, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 312(oud) en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor duur van 12 maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde jeugddetentie een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de algemene voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen, zolang deze reclasserings- instelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt het volgen van het "ITB Harde Kern"-traject voor jongeren;
- geeft aan voornoemde instelling opdracht aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer], [adres nabestaande slachtoffer], te betalen een bedrag van € 3.501,25 (drieduizend vijfhonderd en één euro en vijf en twintig cent);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de nabestaande van het [slachtoffer], zijnde [nabestaande slachtoffer], [adres nabestaande slachtoffer], te betalen een bedrag van € 3.501,25 (drieduizend vijfhonderd en één euro en vijf en twintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] voormeld bedrag van € 3.501,25 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 3.501,25 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, kinderrechter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.A. Vinken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 oktober 2004.