ECLI:NL:RBMAA:2004:AR4363

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-008146-04 en 04-050348-03 (TUL)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor tasjesroof met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 oktober 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere tasjesroven. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een aantal personen beroofd, waarbij de slachtoffers over het algemeen een hoge leeftijd hadden of gehandicapt waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het veiligheidsgevoel op de openbare weg door deze daden ernstig is aangetast. De verdachte is veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf, wat hoger is dan de straf van zijn medeverdachte, vanwege zijn grotere rol in de feiten en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van de slachtoffers en het bewijs dat tijdens de zitting is gepresenteerd. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de daden van de verdachte. De hoogte van deze schade is vastgesteld op € 250,--. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf van 8 maanden ook toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen.

Uitspraak

Parketnummers: 03/008146-04 en 04/050348-03 (TUL)
Datum uitspraak: 14 oktober 2004
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 7 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg de Stanleystraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s);
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 11 januari 2004 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn, verdachtes, mededaders een verstikkende en/of weerloosmakende stof in het gezicht van voornoemd [slachtoffer 2] heeft/hebben gespoten;
3.
hij, verdachte, op of omstreeks 13 januari 2004 in de gemeente Brunssum, op de openbare weg, de Pinksterbloem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn, verdachtes, mededaders voornoemde tas met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 3] heeft/hebben getrokken;
4.
hij, verdachte, op of omstreeks 14 januari 2004 in de gemeente Brunssum, op de openbare weg, de Wijenweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn, verdachtes, mededaders voornoemde tas met inhoud met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 4] heeft/hebben getrokken;
5.
hij, verdachte, op of omstreeks 14 januari 2004 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, Maria Gewandenstraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededaders voornoemde tas met inhoud met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 5] heeft/hebben getrokken;
6.
hij, verdachte, op of omstreeks 16 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, het Corneliusplein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde tas met inhoud met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 6] heeft/hebben getrokken;
7.
hij, verdachte, op of omstreeks 16 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg de Schaesbergerweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornoemde tas met inhoud met kracht van een fiets, waarop voornoemd [slachtoffer 7] was gezeten, heeft/hebben getrokken;
8.
hij, verdachte, op of omstreeks 26 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, Ganzeweide, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte en/of aan zijn, verdachtes, mededader(s);
9.
hij op of omstreeks 16 februari 2004 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een meer van zijn, verdachtes, mededaders voornoemde tas met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 9] heeft/hebben getrokken.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
Tijdens de verhoren bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de tas van de schouder van slachtoffer 9 heeft getrokken. Ook uit de aangifte van de tasjesroof door het slachtoffer blijkt, dat zij de tas over haar schouder droeg op het moment dat deze gestolen werd. Gezien eerdergenoemde verklaring van verdachte en de aangifte van het slachtoffer, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat het slachtoffer de tas niet in haar handen, doch over haar schouder droeg. De rechtbank is van oordeel dat, nu het in casu een tasjesroof betreft, waarbij het slachtoffer haar tas onder de oksel geklemd hield, onder de passage “uit de hand(en).... getrokken” mede begrepen kan worden het van de schouder trekken van het voorwerp.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 7 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg de Stanleystraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 11 januari 2004 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een verstikkende en/of weerloosmakende stof in het gezicht van voornoemd [slachtoffer 2] heeft gespoten;
3.
hij op 13 januari 2004 in de gemeente Brunssum, op de openbare weg, de Pinksterbloem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met kracht uit de hand van voornoemd [slachtoffer 3] heeft getrokken;
4.
hij op 14 januari 2004 in de gemeente Brunssum, op de openbare weg, de Wijenweg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met inhoud met kracht uit de handen van voornoemd [slachtoffer 4] heeft getrokken;
5.
hij op 14 januari 2004 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, Maria Gewandenstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met inhoud met kracht uit de hand van voornoemd [slachtoffer 5] heeft getrokken;
6.
hij op 16 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, het Corneliusplein, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met inhoud met kracht uit de hand van voornoemd [slachtoffer 6] heeft getrokken;
7.
hij op 16 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg de Schaesbergerweg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud toebehorende aan [slachtoffer 7], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met inhoud met kracht van een fiets, waarop voornoemd [slachtoffer 7] was gezeten, heeft getrokken;
8.
hij op 26 januari 2004 in de gemeente Heerlen, op de openbare weg, Ganzeweide, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 8];
9.
hij op 16 februari 2004 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 9], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemd [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde tas met kracht uit de hand(en) van voornoemd [slachtoffer 9] heeft getrokken.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
ten aanzien van 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen,
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van de feiten 3, 4, 5, 6, en 7:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 8:
diefstal;
ten aanzien van feit 9:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouwe heeft gepleit de helft van deze straf voorwaardelijke op te leggen, waarbij zij verzoekt hieraan de opname in de Piet Roordakliniek te Apeldoorn te verbinden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de mate waarin het bewezen verklaarde leed teweeg heeft gebracht bij de veelal weerloze slachtoffers, waarvan de meeste reeds een hoge leeftijd hadden bereikt en waarvan er één gehandicapt was. Verdachte speelde gedurende een korte periode een belangrijke rol bij het beroven van een groot aantal mensen. Hij deed dit uitsluitend om heroïnegebruik van hemzelf en zijn partner te kunnen bekostigen. Hij heeft geen rekening gehouden met de impact die zijn gedragingen hebben op de slachtoffers, bij wie onder andere het veiligheidsgevoel op de openbare weg ernstig is aangetast.
Tenslotte is rekening gehouden met het gewelddadig karakter van het onder 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf niet in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde feiten. Zij acht een lange vrijheidsstraf passend. Dit laat onverlet de mogelijkheid van hulpverlening ex artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [benadeelde partij] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 9 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht ter zake van een handtas en een identiteitsbewijs. Deze schade wordt door de rechtbank begroot op een bedrag van € 45,50.
Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, omdat [benadeelde partij] ter terechtzitting heeft verklaard dat de betreffende tas geen € 30,-- maar ongeveer € 15,-- heeft gekost.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het hiervoor onder 9 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 250,--.
Nu verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 9 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een gevangenisstraf van 8 maanden, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank te Roermond d.d. 16 juli 2003, gewezen onder parketnummer 04/050348-03.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DERTIG maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 295,50 (zegge: TWEEHONDERDVIJFENNEGENTIG euro en VIJFTIG eurocent);
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij, gemaakt in het kader van deze procedure, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, te betalen een bedrag van € 295,50, (zegge: TWEEHONDERDVIJFENNEGENTIG euro en VIJFTIG eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij voormeld het bedrag van € 295,50, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 295,50 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij komt te vervallen;
- gelast dat de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, te weten gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2004.