ECLI:NL:RBMAA:2004:AQ1078
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van holding en verdachte in zaak rondom dodelijk ongeval met lift
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht, stond de holding terecht voor het niet buiten gebruik stellen van een lift die door het Liftinstituut was afgekeurd. Op 7 september 2002 vond er een tragisch ongeval plaats waarbij een rolcontainer vastraakte in de liftkoker, wat leidde tot het overlijden van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtstreeks verband kon worden aangetoond tussen het nalaten van de holding en het overlijden van het slachtoffer. Dit kwam voort uit het feit dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld hoe de rolcontainer precies vastraakte in de liftkoker. Hierdoor kon niet worden geoordeeld dat het nalaten van de holding in een rechtens relevante mate heeft bijgedragen aan het overlijden van het slachtoffer.
De rechtbank sprak de holding vrij van de tenlastelegging en oordeelde dat de verdachte, die werd verweten opdracht te hebben gegeven tot of leiding te hebben gegeven aan het door de holding gepleegde strafbare feit, eveneens vrijgesproken moest worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het dodelijke ongeval, aangezien er onvoldoende bewijs was om de schuld aan te tonen.
Daarnaast werd de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak van de verdachte, de benadeelde partij niet in haar vordering kon worden ontvangen. De kosten die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering waren gemaakt, werden begroot op nihil. Dit vonnis werd uitgesproken op 13 juli 2004.