ECLI:NL:RBMAA:2004:AQ1076
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van nalatigheid bij gebruik van een afgekeurde lift met dodelijke afloop
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 juli 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van nalatigheid met fatale gevolgen. De verdachte werd verweten dat zij op 7 september 2002 een lift, die door het Liftinstituut was afgekeurd, niet buiten gebruik had gesteld. Hierdoor zou een rolcontainer zijn vastgehaakt in de liftkoker, wat leidde tot het overlijden van het slachtoffer door verstikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lift niet voldeed aan de veiligheidsnormen en dat de verdachte de gebruikers niet had geïnformeerd over het niet-gebruik van de lift.
Tijdens de zittingen op 23 april en 29 juni 2004 is het bewijs onderzocht. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtstreeks verband kon worden aangetoond tussen het nalaten van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld waardoor de rolcontainer was vastgehaakt, en dat het nalaten van de verdachte niet in een rechtens relevante mate had bijgedragen aan het overlijden van het slachtoffer. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet in haar vordering kon worden ontvangen, en veroordeelde haar in de kosten, die door de verdachte ter verdediging tegen de vordering waren gemaakt, begroot op nihil.