ECLI:NL:RBMAA:2004:AO2181
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.J. de Kerpel - van de Poel
- P.E. de Kort
- L.M.I.A. Bregonje
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van een geldlening met verjaring en tegenbewijs
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht, hebben eisers, [H. en G.], gedaagde, [H.], gedagvaard met de stelling dat zij in 1996 en 1997 diverse bedragen aan gedaagde hebben geleend, in totaal f 48.700,-. Eisers beweren dat gedaagde zich verplicht heeft om het geleende bedrag terug te betalen in termijnen van f 300,- per maand, maar dat zij slechts f 2.134,97 heeft terugbetaald. Gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat het ontvangen bedrag van f 25.000,- een schenking was, niet een lening. Daarnaast heeft gedaagde aangevoerd dat de vordering van eisers is verjaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het aan eisers is om te bewijzen dat er sprake was van een lening, conform artikel 150 Rv. De rechtbank oordeelt dat eisers voorshands voldoende bewijs hebben geleverd, onder andere door aantekeningen uit de administratie van gedaagde, die door gedaagde zijn erkend. Gedaagde is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De rechtbank heeft ook overwogen dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de vordering is verjaard, aangezien er geen mededeling van opeising was gedaan voor oktober 2002.
De rechtbank heeft besloten dat gedaagde getuigen mag voorbrengen om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van eisers dat zij in 1996 een geldlening hebben verstrekt. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 21 januari 2004 door de meervoudige kamer van de rechtbank.