ECLI:NL:RBMAA:2003:AN9485

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
77267 / HA ZA 02-768
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door leilinden en stankoverlast door GFT-container

In deze zaak, die op 22 oktober 2003 door de Rechtbank Maastricht is behandeld, gaat het om een burenruzie waarbij de eisers in conventie, gedaagden in reconventie, vorderden dat de leilinden in de tuin van de gedaagden in conventie, eisers in reconventie, zouden worden verwijderd. De eisers stelden dat de bomen hinder veroorzaakten door het ontnemen van licht en uitzicht, en dat ze schade aan de scheidsmuur zouden veroorzaken. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er op dat moment geen sprake was van hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek. De deskundige en de rechter ter plekke concludeerden dat de leilinden geen ontneming van licht of uitzicht veroorzaakten en dat er geen gevaar voor de scheidsmuur was.

Daarnaast werd in reconventie een vordering tot beëindiging van hinder door stank van een openstaande GFT-container behandeld. Ook deze vordering werd afgewezen, omdat de rechtbank geen hinder vaststelde. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eisers in conventie en gedaagden in reconventie niet konden worden toegewezen, en dat de proceskosten dienden te worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in burenruzies en de noodzaak om feitelijke situaties zorgvuldig te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 22 oktober 2003
Zaaknummer : 77267 / HA ZA 02-768
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie sub 1]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie sub 1,
procureur mr. M.P.M. Hogervorst;
[Eiser in conventie, gedaagde in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, gedaagde in reconventie sub 2,
procureur mr. M.P.M. Hogervorst;
tegen:
[Gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1],
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, sub 1,
procureur mr. D.F.G.A.M. Tripels;
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, sub 2,
procureur mr. D.F.G.A.M. Tripels.
1. Het verdere verloop van de procedure
In conventie en in reconventie:
Ter voldoening aan het tussenvonnis van 16 april 2003 heeft op 24 april 2003 een gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging plaatsgevonden waarbij de rechtbank zich heeft laten vergezellen door een deskundige. Aansluitend vond een comparitie van partijen plaats.
Bij brief van 17 april 2003 waren nog door [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] stukken overgelegd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde tijdens de descente en de comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
De rechter voor wie voornoemde gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging heeft plaatsgevonden, is niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen, omdat hij in een andere sector binnen deze rechtbank werkzaam is.
Ten slotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
In conventie:
2.1. Ter beoordeling ligt de gewijzigde vordering van [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] voor, ertoe strekkende dat de drie onderwerpelijke leilinden, zich bevindend in de tuin van [Gedaagden in conventie, eisers in reconventie], worden verwijderd. Ter fundering van de vordering hebben [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] gewezen op artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek.
2.2. Artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] hebben gesteld dat de leilinden het (zon)licht en ruimtelijk (uit)zicht ontnemen, de plantengroei belemmeren en dat er op termijn schade zal ontstaan aan de scheidsmuur doordat de leilinden de scheidsmuur zullen wegduwen.
2.3. Uit de bevindingen van de rechter ter plekke en de conclusie van de deskundige volgt echter overduidelijk dat er thans geen sprake is van ontneming van licht of uitzicht. Ook is er geen gevaar voor de scheidsmuur en geen belemmering van de plantengroei op een zodanige wijze dat er hinder is in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek.
2.4. Wat betreft artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek kan aan [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] worden toegegeven dat de onderwerpelijke leilinden zich bevinden binnen een afstand van twee meter, gemeten vanaf de voet van de bomen tot aan de grenslijn van het erf van [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie]. De rechtbank is echter van oordeel dat een beroep op dit artikel in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] hebben immers anderhalf jaar niet gereageerd op de uitgebreide brief van [Gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van 17 september 2000 aan hun advocaat, waarin [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te kennen geeft dat en waarom hij niet wenst te voldoen aan de sommatie om de leilinden te verwijderen of te verplaatsen. In de voornoemde brief vermeldt [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook al dat de leilinden op dat moment 3.46 meter hoog waren. Gelet op de bevindingen van de rechter ter plekke is die hoogte niet wezenlijk gewijzigd, terwijl uit de conclusies van de deskundige verder volgt dat de leilinden ook niet hoger zullen worden, indien ze geleid worden zoals tot op heden is gebeurd. Er is geen reden om aan te nemen dat zulks zal veranderen. Onder die omstandigheden thans verwijdering vorderen van de leilinden is in strijd met redelijkheid en billijkheid.
2.5. De laatste volzin van overweging 2.4. sluit niet uit dat [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] in de toekomst wel verwijdering van de leilinden kunnen vorderen indien deze wezenlijk hoger/breder zullen worden dan thans het geval is. Dan kan de feitelijke situatie -en mogelijk de juridische kant van de zaak- anders komen te liggen. De rechtbank dient echter nu de huidige situatie te beoordelen en dat heeft ze bij deze gedaan.
2.6. Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden afgewezen.
In reconventie:
2.7. Ter beoordeling ligt de vordering tot beëindiging van de hinder/overlast door stank als gevolg van het openstaan van de GFT container. [Gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verwijzen ter fundering van hun vordering naar artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek.
2.8. [Eisers in conventie, gedaagden in reconventie] hebben gemotiveerd verweer gevoerd hetgeen vervolgens op geen enkele wijze, althans onvoldoende, door [Gedaagden in conventie, eisers in reconventie] is weerlegd. Ook door de rechter ter plekke is geen hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek vastgesteld. Deze vordering lijkt er met de haren bijgetrokken en verdient (ook) geen succes.
2.9. Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden afgewezen.
In conventie en in reconventie:
2.10. Gelet op de uitkomst van de procedures worden de proceskosten van deze procedures aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
In conventie:
wijst het gevorderde af;
In reconventie:
wijst het gevorderde af;
In conventie en in reconventie:
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
AE