Vonnisdatum: 5 november 2003
Zaaknummer: 79207 / HA ZA 02-1039
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer (sector civiel), belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
verder te noemen: de vrouw,
procureur: mr. Ph.W.A.M. van Roy;
[Gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
verder ook te noemen: de man,
procureur: mr. J.P. Geertsema (toevoeging).
1. Het verdere verloop van de procedure
In conventie en in reconventie:
1.1. Na het tussenvonnis van 6 augustus 2003 heeft de man bij brief (door hem genoemd: akte) van 24 september 2003 de rechtbank nader geïnformeerd met het oog op de tweede, in dat tussenvonnis gelaste, comparitie van 17 oktober 2003.
1.2. Tijdens die tweede comparitie hebben partijen hun stellingen nog eens toegelicht. Bij die gelegenheid heeft de man nog producties in het geding gebracht, die aan het proces-verbaal van de comparitie zijn gehecht.
1.3. Partijen hebben de rechtbank daarna verzocht om wederom vonnis te wijzen. De datum van uitspraak van dat vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
In conventie en in reconventie:
2.1. In het tussenvonnis van 6 augustus 2003 is het geschil al uiteengezet. De rechtbank verwijst daar eenvoudshalve naar. Nu partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over de verdeling van de gemeenschap, zal de rechtbank op vordering van partijen de gemeenschap als volgt verdelen.
2.2. De auto (VW Polo) wordt toebedeeld aan de vrouw, die over de auto ook al feitelijk beschikte. De vrouw dient de helft van de waarde van de auto aan de man te vergoeden. De peildatum voor de waardering met het oog op de verdeling is wettelijk gezien de actuele waarde. Partijen zijn het erover eens dat die actuele waarde fl. 8500,00 (€ 3857,13) is. De vrouw dient derhalve aan de man de helft daarvan, fl. 4250,00 (€ 1928,57) , aan de man te vergoeden.
2.3. Over de verdeling van de inboedel blijven partijen verdeeld. Het staat in elk geval vast dat het bij de inboedel gaat over de goederen (en de aanschafprijzen), zoals aangegeven op de door de man tijdens de tweede comparitie overgelegde lijst, alsmede over gordijnen en een stofzuiger (aanschafprijzen DM 1307,27 respectievelijk fl. 329,00). Geen der partijen wil (delen van) de inboedel overnemen tegen betaling van een vergoeding aan de ander. Geen der partijen wenst specifieke zaken aan zich toebedeeld te krijgen. Pogingen van de rechter om clusters van zaken te verdelen ( de één de slaapkamerzaken, de ander de woonkamerzaken, etc.) strandden evenals het voorstel om de goederen te laten meenemen door een opkoper of om afstand te doen van de zaken en die aan een goed doel te schenken.
2.4. Dan rest nog maar een mogelijkheid: de rechtbank zal de zaken kris-kras onder partijen verdelen, daarbij uiteraard wel ervoor zorgend dat partijen in totaal voor een ongeveer gelijk bedrag zaken toebedeeld zullen krijgen. Wat ze er mee doen, is de verantwoordelijkheid van partijen. De rechtbank zal de inboedel aldus verdelen dat wordt toebedeeld:
aan de man:
- de eettafel en 6 stoelen
- de wandmeubel;
- de televisie woonkamer;
- de wasmachine;
- de droger;
- de magnetron;
- tussenstuk wasmachine/droger;
- dressoir;
aan de vrouw:
- de salontafel;
- de hoektafel;
- de verlichting;
- 3 x spiegel;
- het bed;
- de kleerkast;
- de beddenbodem;
- de matrassen;
- de kussens;
- de DVD-speler;
- de video;
- de diepvriezer;
- de gordijnen;
- de stofzuiger.
2.5. Partijen zijn het er kennelijk over eens - de advocaat van de man heeft de stellingen van de advocaat van de vrouw op dit punt onderschreven - dat de man nog een aantal bedragen aan de vrouw moet voldoen. Uit hoofde van het samenlevingscontract dient de man aan de vrouw een bedrag te betalen van € 18151,20 (fl. 40.000,00). Verder dienen spaardepot en spaargeld te worden verdeeld, in het kader waarvan partijen het erover eens zijn dat de man aan de vrouw dient te voldoen: € 1261,63 en € 4550,63. Tenslotte erkent de man dat hij ook nog € 2994,95 (fl. 6.600,00) aan de vrouw moet vergoeden (wegens door haar teveel gedane aflossingen).
2.6. In totaal dient de man dus aan de vrouw te voldoen: € 26.958,41. Daarvan gaat dan af een bedrag van € 7101,06, welk bedrag de vrouw al heeft gekregen uit de spaartegoeden. Verder gaat er dan vanaf bij wijze van verreking met wat de vrouw aan de man voor de auto nog moet betalen (zie 2.2.). Eraf moeten dan ook nog - bij wijze van verrekening - de helft van de kosten van het taxatierapport, zijnde 50% van € 398,65. In het eerder tussenvonnis gaf de rechtbank al aan dat de door de man gemaakte woonlasten tijdens de periode dat hij feitelijk alleen het pand bewoont, niet meer voor verrekening in aanmerking komen, nu deze lasten wegvallen tegen de vergoeding waarop de vrouw jegens de man uit hoofde van het samenlevingscontract recht had wegens het alleengebruik door de man.
Dan resteert door de man aan de vrouw te voldoen: € 17.729,46.
2.7. Wat dan nog overblijft ter verdeling is de gemeenschappelijke woning. Voor de rechtbank staat na de beide comparities vast dat de man de woning (en bijbehorende hypothecaire verplichting) financieel gezien niet kan of wil overnemen, kennelijk mede gelet op wat hij ook nog aan de vrouw moet betalen uit hoofde van het samenlevingscontract en van de verdeling van spaartegoed en spaardepot, welke kwesties hiervoor aan de orde kwamen onder 2.5.
2.8. Tegelijkertijd heeft de man ook geen serieus werk gemaakt van verkoop van de woning met de vrouw. Een verkoopopdracht aan een makelaar werd door hem acuut en zonder goede reden ingetrokken. Toedeling van de woning aan de man is dus niet reeel (een constructief voorstel in die richting is ook niet meer door de man gedaan tijdens de tweede comparitie). Dat betekent dat de enige reele oplossing is dat de woning wordt verkocht en dat de opbrengst in de verdeling wordt betrokken.Van de vrouw kan immers niet meer worden gevergd dat zij blijvend een situatie moet accepteren, waarin de man als enige kan beschikken over het belangrijkste vermogensbestanddeel van partijen en bovendien niet tot afwikkeling kan worden gekomen van de hypothecaire lening.
2.9. De rechtbank is van oordeel dat een onderhandse verkoop de voorkeur verdient. Omdat niet te verwachten is dat een verkoop door partijen gezamenlijk op afzienbare termijn tot de mogelijkheden behoort en gelet op het feit dat verder tijdsverloop ten opzichte van de vrouw niet acceptabel is en dat juist het bekend worden van de opbrengst van de woning voor de verdere verdeling noodzakelijk is, acht de rechtbank termen aanwezig om de vrouw overeenkomstig haar ter comparitie gedane verzoek te machtigen tot verkoop onder de hierna op te nemen voorwaarden over te gaan. Daarbij zal na te noemen termijn in acht moeten worden genomen om de man de gelegenheid te geven elders in zijn huisvesting te voorzien.
2.10. De beslissing over de verdeling van de inboedel zal de rechtbank reeds in dit vonnis opnemen, nu er gewichtige redenen zijn om op dit punt al over te gaan tot een partiele verdeling. Omdat de rechtbank immers van oordeel is dat de echtelijke woning moet worden verkocht kan alsdan bij het vertrek van de man tevens de verdeling van de inboedel worden afgerond. Ook zal de rechtbank reeds nu in het dictum bepalen dat de man, rekening houdend met allerlei verrekeningen over en weer, die hiervoor belicht werden, het bedrag aan de vrouw zal betalen, als hiervoor aangegeven onder 2.6. Dat totaalbedrag komt de vrouw immers toe en er is geen reden om de vrouw langer te laten wachten op een executoriale titel voor wat de man aan haar op dit punt is verschuldigd.
2.11. De rechtbank zal voorts, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak verwijzen naar de rol voor opgave verhinderdata, waarna een comparitie wordt bepaald tijdens welke zitting partijen de rechtbank kunnen informeren over de verkoopopbrengst van de woning en de hoogte van de hypothecaire schuld, waarna de rechtbank definitief kan beslissen over de verdeling van de woning.
In conventie en in reconventie:
Verdeelt de gemeenschappelijke auto aldus dat deze aan de vrouw wordt toebedeeld.
Verstaat dat de vergoedingsverplichting van de vrouw jegens de man wordt verrekend met de vergoedingsverplichting van de man jegens de vrouw, als hieronder te bepalen.
Verdeelt de gemeenschappelijke inboedel aldus dat aan de vrouw en de man de zaken worden toebedeeld, als hiervoor aangegeven onder 2.4.
(spaargeld en andere vergoedingsverplichtingen)
Veroordeelt de man om in het kader van de verdeling van de spaargelden en na verrekening over en weer, als in het vonnis weergegegeven onder 2.6., aan de vrouw een bedrag te voldoen van € 17.729,46.
Machtigt de vrouw om de onderwerpelijke woning te gelde te maken door onderhandse verkoop met inachtneming van de volgende voorwaarden en beperkingen:
a) Tot de verkoop dient opdracht te worden gegeven aan een door de man binnen een week na heden aan te wijzen bij de NVM aangesloten en in Limburg gevestigde makelaar, bij gebreke van welke aanwijzing de opdracht kan worden gegeven aan een door de vrouw aan te wijzen bij de NVM aangesloten en in Limburg gevestigde makelaar.
b) De koopprijs dient tenminste gelijk te zijn aan de hypothecaire schuld; de verkoop dient te worden gesloten onder de gebruikelijke voorwaarden en bedingen, waarbij iedere aansprakelijkheid voor gebreken van welke aard ook dient te worden uitgesloten.
c) De verkoopkosten mogen de gebruikelijke makelaarscourtage niet te boven gaan.
d) De opbrengst dient onder de notaris voor wie de transportakte wordt verleden in depot te worden gegeven, nadat daarvan door de notaris zullen zijn voldaan de hypothecaire schuld en de verkoopkosten voor zover voor rekening van verkoper komend.
e) Verkoop zal dienen plaats te vinden binnen 3 maanden na uitspraak van dit vonnis, bij gebreke waarvan de machtiging komt te vervallen.
f) Ten aanzien van de feitelijke levering dient met de koper te worden overeengekomen dat deze niet eerder plaats vindt dan 6 maanden na het sluiten van de koopovereenkomst.
g) Na het sluiten van de koopovereenkomst dient de man dadelijk daarvan in kennis te worden gesteld.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Gelast opnieuw een comparitie van partijen, als hiervoor aangegeven onder 2.11.
Bepaalt dat deze comparitie van partijen zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het St. Annadal 1 te Maastricht op een na opgave van verhinderdata van partijen nader te bepalen dag en uur.
Verwijst de zaak naar de rol van 10 december 2003 voor opgave verhinderdata over de maanden januari tot en met maart 2004, aan de zijde van beide partijen.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hoekstra, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.